ECLI:NL:RBNNE:2013:7930

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
18.930349-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en mishandeling door verdachte in Assen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en mishandelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 augustus 2013 in Assen samen met anderen flessen drank heeft gestolen uit een winkelpand, waarbij geweld is gebruikt tegen een medewerkster. Op 8 augustus 2013 heeft de verdachte opnieuw in Assen poloshirts gestolen uit een andere winkel. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel, waarbij hij haar op verschillende momenten heeft geslagen en een kopstoot heeft gegeven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2012 een bankpasje heeft gestolen van zijn levensgezel en dat hij in november 2012 geld heeft gepind uit een geldautomaat met een valse sleutel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstallen en mishandelingen, maar heeft hem vrijgesproken van het geweld dat ten dienste zou staan van de diefstal van het bankpasje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 550,- te betalen aan de benadeelde partij, zijn levensgezel. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930349-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 december 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1987,
wonende Assen,
verblijvende in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 03 december 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2013 te Assen, in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand aan/nabij de Rondgang heeft weggenomen een of meer fles(sen) drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] (medewerkster van voornoemde [naam]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van) die mededader(s) die [slachtoffer 1] hebben/heeft weggeduwd en/of (daarbij) (op agressieve wijze) tegen die Koopman hebben/heeft gezegd dat ze niet zo moeilijk moest doen;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2013 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand aan/nabij de Weierspoort heeft weggenomen een of meer (polo)shirt(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3. (
parketnummer 18.920137.13) hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 27 mei 2012 tot en met 31 juli 2012 in de gemeente Assen,
(telkens) opzettelijk mishandelend (zijn levensgezel) [slachtoffer 2], heeft geslagen en/of gestompt en/of een kopstoot heeft gegeven en/of aan het haar heeft getrokken,
immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] - op of omstreeks 27 mei 2012, te Assen, aan het haar getrokken en/of geslagen en/of gestompt en/of
- in de periode van 1 juni 2012 tot en met 31 juli 2012, te Assen, aan/nabij de Baggelhuizerplas, een kopstoot gegeven, waardoor die [slachtoffer 2] (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden;
4. (
parketnummer 18.920137.13) hij op of omstreeks 05 november 2012, althans in of omstreeks de maand november 2012 te Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- met kracht een hand op de mond van die [slachtoffer 2] heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer 2] in een wang heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
A. hij op of omstreeks 05 november 2012, althans in of omstreeks de maand november 2012 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en/of
B. hij op of omstreeks 05 november 2012, althans in of omstreeks de maand november 2012 te Groningen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [slachtoffer 2],
- met kracht een hand op de mond heeft gedrukt en/of
- in een wang heeft geknepen en/of - in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5. (
parketnummer 18.920137.13) hij op verschillenden tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 30 november 2012, te Assen, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
12 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, waarbij rekening is gehouden met vier ad formandum gevoegde feiten;
 toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van 1500 euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 4 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat het tenlastegelegde geweld ten dienste stond van het wegnemen van het bankpasje.

Bewijsmotivering

De rechtbank acht evenals de raadsman van verdachte, in afwijking van de officier van justitie niet bewezen dat er bij de onder 1 tenlastegelegde winkeldiefstal geweld is gebruikt.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en verdachte noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen die het volgende inhoudt:
- een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 13 augustus 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [2] d.d. 1 september 2013, inhoudende de verklaring van[medeverdachte].
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte [3] d.d. 31 augustus 2013, inhoudende de verklaring van [medeverdachte].
- een proces-verbaal van aangifte [4] d.d. 8 augustus 2013, inhoudende de verklaring van[aangever feit 2].
Met betrekking tot parketnummer 18.920137-13
- een proces-verbaal van aangifte [5] d.d. 2 januari 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
- een proces-verbaal verhoor getuige [6] d.d. 29 januari 2013, inhoudende de verklaring van[getuige].
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de openbare terechtzitting van 3 december 2013.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 6 augustus 2013 te Assen, in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand aan de Rondgang heeft weggenomen flessen drank, toebehorende aan [naam];
2.
hij op 8 augustus 2013 te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand aan de Weierspoort heeft weggenomen poloshirts, toebehorende aan [naam];
3.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 27 mei 2012 tot en met 31 juli 2012 in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend zijn levensgezel [slachtoffer 2], heeft geslagen en/of een kopstoot heeft gegeven en/of aan het haar heeft getrokken,
immers heeft verdachte die [slachtoffer 2]
- op 27 mei 2012, te Assen, aan het haar getrokken en geslagen en
- in de periode van 1 juni 2012 tot en met 31 juli 2012, te Assen, aan de Baggelhuizerplas, een kopstoot gegeven, waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
A. hij op 05 november 2012 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpasje toebehorende aan [slachtoffer 2];
en
B. hij op 05 november 2012 te Groningen opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2],
- met kracht een hand op de mond heeft gedrukt en
- in een wang heeft geknepen en
- in het gezicht heeft geslagen waardoor deze pijn heeft ondervonden;
5.
hij op verschillenden tijdstippen in de periode van 1 november 2012 tot en met 30 november 2012, te Assen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag, telkens toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich telkens het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 304 in verbinding met artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4:
A: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht,
B: mishandeling
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte een viertal diefstallen heeft gepleegd waarvan drie onder strafverzwarende omstandigheden. Daarnaast heeft verdachte zijn voormalige vriendin tweemaal mishandeld. Voorts heeft verdachte vier winkeldiefstallen gepleegd welke ad informandum zijn gevoegd.
De gepleegde diefstallen betreffen naar het oordeel van de rechtbank verwerpelijke en hinderlijke feiten omdat de slachtoffers zich moeite moeten getroosten om het financiële nadeel te minimaliseren.
Ook past het niet om een persoon te mishandelen om welke reden dan ook.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 08 november 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De rechtbank zal in de strafmaat betrekken de vier ad informandum gevoegde winkeldiefstallen die verdachte heeft erkend en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank is op grond van de ernst en de omvang van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en gelet po het feit dat de rechtbank bij feit 1 niet tot een bewezenverklaring van het geweld komt, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft op de terechtzitting mondeling een vordering ingediend met betrekking tot de door verdachte gepinde bedragen tot een bedrag van 1300 euro.
De verdachte heeft de vordering erkend tot een bedrag van 550 euro.
Gelet hierop is de vordering tot voormeld bedrag toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de overige geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom deels niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan met betrekking tot de overige geleden schade slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het onder 5 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 4 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlaste-gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
 een gevangenisstraf voor de duur van
acht maandenwaarvan een gedeelte groot
vier maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van
28 december 2013.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van de som van € 550,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 550,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat
voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. M.A.A. van Capelle en mr. S. Zwerwer, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 17 december 2013.

Voetnoten

1.pag. 54 van het dossier
2.pag. 137 van het dossier
3.pag. 165 van het dossier
4.pag. 75 van het dossier
5.pag. 14 van het betreffende dossier
6.pag. 22 van het betreffende dossier