In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de schending van een concurrentiebeding centraal. De eiseres, een besloten vennootschap gevestigd te Groningen, had een arbeidsovereenkomst met de gedaagde, die als communicatiemedewerker en later als projectleider werkzaam was. De arbeidsovereenkomst bevatte een concurrentiebeding dat de gedaagde beperkte in zijn mogelijkheden om na beëindiging van het dienstverband in dezelfde sector werkzaam te zijn. Na zijn vertrek uit de organisatie heeft de gedaagde domeinnamen geregistreerd die concurreren met de activiteiten van de eiseres. De eiseres vorderde dat de gedaagde het gebruik van deze domeinnamen zou ontzeggen en hen zou vergoeden voor de geleden schade.
De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding zijn geldigheid had behouden, ondanks de beëindigingsovereenkomst die door de gedaagde was aangevoerd. De rechter stelde vast dat de gedaagde tijdens zijn dienstverband nevenwerkzaamheden had verricht en domeinnamen had geregistreerd, wat in strijd was met zijn verplichtingen jegens de eiseres. De rechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door deze domeinnamen te registreren en dat hij deze kosteloos moest overdragen aan de eiseres. De vordering tot schadevergoeding werd echter afgewezen, omdat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld buiten het gebruik van de domeinnamen.
De rechter concludeerde dat de gedaagde zich niet had gehouden aan de geheimhoudingsplicht en dat hij zich had moeten onthouden van het registreren van domeinnamen die in concurrentie stonden met de activiteiten van de eiseres. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 17 januari 2014.