ECLI:NL:RBNNE:2013:8298

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2013
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
430329
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van concurrentiebeding en onrechtmatige concurrentie door werknemer na beëindiging dienstverband

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de schending van een concurrentiebeding centraal. De eiseres, een besloten vennootschap gevestigd te Groningen, had een arbeidsovereenkomst met de gedaagde, die als communicatiemedewerker en later als projectleider werkzaam was. De arbeidsovereenkomst bevatte een concurrentiebeding dat de gedaagde beperkte in zijn mogelijkheden om na beëindiging van het dienstverband in dezelfde sector werkzaam te zijn. Na zijn vertrek uit de organisatie heeft de gedaagde domeinnamen geregistreerd die concurreren met de activiteiten van de eiseres. De eiseres vorderde dat de gedaagde het gebruik van deze domeinnamen zou ontzeggen en hen zou vergoeden voor de geleden schade.

De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding zijn geldigheid had behouden, ondanks de beëindigingsovereenkomst die door de gedaagde was aangevoerd. De rechter stelde vast dat de gedaagde tijdens zijn dienstverband nevenwerkzaamheden had verricht en domeinnamen had geregistreerd, wat in strijd was met zijn verplichtingen jegens de eiseres. De rechter oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door deze domeinnamen te registreren en dat hij deze kosteloos moest overdragen aan de eiseres. De vordering tot schadevergoeding werd echter afgewezen, omdat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld buiten het gebruik van de domeinnamen.

De rechter concludeerde dat de gedaagde zich niet had gehouden aan de geheimhoudingsplicht en dat hij zich had moeten onthouden van het registreren van domeinnamen die in concurrentie stonden met de activiteiten van de eiseres. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 17 januari 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 430329 \ CV EXPL 13-2773

vonnis van de kantonrechter d.d. 17 januari 2014

inzake
De besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Bonnema,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te Menaldum,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.G. Riemersma.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde naam] worden genoemd.

Procesverloop

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 juni 2013
- de nadere producties namens [eiseres]
- de nadere producties namens [gedaagde naam]
- het proces-verbaal van comparitie van partijen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

Motivering

De feiten
2.1. In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. [eiseres] is een bedrijf dat zich bezig houdt met het verzorgen van potentiële klanten voor MKB bedrijven en hanteert daartoe meerdere eigen diensten, producten en concepten. [bedrijf] is een zusterbedrijf van [eiseres] en houdt zich bezig met online marketing.
2.2. [gedaagde naam] is per 1 mei 2010 voor de duur van 12 maanden bij [bedrijf] in dienst getreden als communicatiemedewerker. De tussen [bedrijf] en [gedaagde naam] gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst bevatte onder meer de navolgende bepaling:
"Artikel 10. Geheimhouding
Werknemer verbindt zich, noch tijdens de duur noch na afloop van deze overeenkomst, aan derden enige informatie, kennis of gegevens te openbaren met betrekking tot de zaken van werkgever welke hem bekend zijn geworden bij werkgever en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij redelijkerwijs kan begrijpen dat deze van vertrouwelijke aard zijn of waren (…….).
Artikel 12. conflicterende belangen / concurrentiebeding
  • Het is de werknemer uitdrukkelijk niet toegestaan om bestaande klanten of prospects van [eiseres] BV of [bedrijf] BV te benaderen voor activiteiten buiten werkgever om.
  • Tevens is het de werknemer verboden om met klanten van [eiseres] BV of [bedrijf] BV de bedrijfsmogelijkheden te bespreken op persoonlijke titel. Bovengenoemde geldt tijdens het dienstverband en bij eventuele beëindiging tot 6 maanden na de beëindiging.
  • Verder is het werknemer uitdrukkelijk verboden de kennis van de werkwijze, de producten, concepten of de strategie van [eiseres] BV en/of [bedrijf] BV in te zetten voor enig ander bedrijf of persoonlijk initiatief.
Deze aanvullende afspraken gelden tot tenminste 6 maanden na einde dienstverband."
2.3. Op 1 mei 2011 is [gedaagde naam] in de functie van Projectleider/Hoofd Business Development bij [eiseres] in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden. De daartoe gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst bevatte een identieke bepaling als het hiervoor onder 2.2 weergegeven artikel 12. Deze arbeidsovereenkomst is per 1 november 2011 stilzwijgend verlengd.
2.4. Op 22 december 2011 heeft [gedaagde naam] aan de heer [naam 1] , de directeur van [eiseres] , te kennen gegeven zich niet meer op zijn plaats te voelen bij [bedrijf] / [eiseres] en voorgesteld om een beëindigingsovereenkomst aan te gaan teneinde het dienstverband per 1 februari 2012 te beëindigen. [naam 1] heeft hierin toegestemd en [gedaagde naam] heeft daarop een schriftelijke beëindigingsovereenkomst aangeleverd, waarmee [naam 1] akkoord is gegaan.
2.5. De beëindigingsovereenkomst bevat onder meer de navolgende bepalingen:
"(…)
In aanmerking nemende dat:
(……)
• partijen met de onderhavige beëindigingsovereenkomst beoogd hebben een uitputtende, alles omvattende regeling te treffen;
• partijen met het aangaan van deze beëindigingsovereenkomst afzien van alle overige afspraken die eventueel zouden bestaan dan wel zouden hebben bestaan;
(……)
Artikel 4
4.1 Werknemer is zich bewust van de op zijn rustende plicht van geheimhouding van al hetgeen omtrent het
bedrijf van werkgever zelf of de zakelijke relaties van werkgever of de klanten in de uitoefening van zijn
dienstbetrekking ter kennis van hem is gekomen en verklaart geheimhouding te betrachten, ook na afloop van
het dienstverband. (……)
Artikel 6
6.1 Partijen verlenen elkaar na effectuering van het vorenstaande finale kwijting over en
weer uit hoofde van het dienstverband en de beëindiging daarvan.
6.2 Partijen erkennen dat behoudens de afspraken zoals vastgelegd in de onderhavige
vaststellingsovereenkomst, geen andere afspraken en/of overeenkomsten meer bestaan,
althans deze afspraken en/of overeenkomsten teniet worden gedaan met deze
vaststellingsovereenkomst die bedoelt de afspraken om te komen tot een beëindiging van
de arbeidsovereenkomst uitputtend te regelen.
Artikel 7
Partijen doen afstand van het recht de geldigheid van deze overeenkomst in of buiten rechte aan te tasten. Eventuele nietigheid van een of enkele van de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen zal niet leiden tot nietigheid van de gehele overeenkomst."
2.6. [gedaagde naam] heeft op 18 mei 2011 de eenmanszaak [X] bij de Kamer van Koophandel laten registreren. In oktober 2011 heeft [gedaagde naam] een aantal internet-domeinnamen volgens het concept www.(…)-garant.nl laten registreren.
Het standpunt van [eiseres]
3.1. [eiseres] vordert [gedaagde naam] het gebruik te ontzeggen van de domeinregistraties van de domeinnamen die hij heeft geregistreerd tijdens het dienstverband met [eiseres] , alsmede het gebruik van de domeinregistraties van de domeinnamen die [gedaagde naam] heeft geregistreerd in de maanden februari tot en met juli van 2012 en welke hij sindsdien en/of nadien heeft geëxploiteerd, alsmede [gedaagde naam] te bevelen deze domeinregistraties kosteloos aan [eiseres] over te dragen en [gedaagde naam] te veroordelen tot betaling van [eiseres] van een bedrag groot € 540.000,-- vanwege schadevergoeding, met veroordeling van [gedaagde naam] in de kosten van de procedure.
3.2. [eiseres] heeft, samengevat weergegeven, ter onderbouwing het navolgende gesteld. [gedaagde naam] deed [eiseres] reeds tijdens het dienstverband concurrentie aan met zijn activiteiten in het "garant"-concept. Dit betreft een zogenaamd affiliatesysteem met de ontwikkeling waarvan [eiseres] en [bedrijf] ook bezig waren in de tijd dat [gedaagde naam] daar werkte. Anders dan [gedaagde naam] beweert, exploiteert [eiseres] / [bedrijf] wel degelijk ook een affiliatesysteem. Het was de taak van [gedaagde naam] om dit soort concepten en domeinnamen voor [eiseres] en [bedrijf] te bedenken. [gedaagde naam] heeft zijn activiteiten volgens [eiseres] verheimelijkt en bij de gesprekken over de beëindiging van het dienstverband niets gezegd over zijn activiteiten.
3.3. [eiseres] stelt verder dat het concurrentiebeding bij de stilzwijgend voortgezette arbeidsovereenkomst zijn geldigheid heeft behouden. Voorts is de beëindigingsovereenkomst gesloten met [bedrijf] en wordt de contractuele relatie tussen [gedaagde naam] en [eiseres] daardoor niet geraakt. Mocht dit anders zijn, dan is deze overeenkomst vernietigbaar wegens dwaling en/of bedrog dan wel staan de redelijkheid en billijkheid er aan in de weg dat [gedaagde naam] een beroep kan doen op de artikelen 6 en 7 van deze overeenkomst. [gedaagde naam] heeft het initiatief tot het ontslag genomen en daarbij ten onrechte niet vermeld dat hij met een concurrerende onderneming bezig was, [naam 1] is daar pas in de loop van juni 2012 achter gekomen. [gedaagde naam] is verder zelf met de tekst van de vaststellingsovereenkomst gekomen en heeft daarbij niet vermeld dat [naam 1] door te tekenen afstand doet van het concurrentiebeding. [gedaagde naam] heeft met zijn activiteiten het concurrentiebeding overtreden nu hij handelingen heeft verricht die volgens dit beding waren verboden.
3.4. Afgezien van het concurrentiebeding heeft [gedaagde naam] zich volgens [eiseres] schuldig gemaakt aan onrechtmatige concurrentie. Uit hoofde van zijn functie bedacht hij nieuwe marketingconcepten, marktstrategieën en domeinnamen en is hij er met die kennis vandoor gegaan. Met de instrumenten die hij voor [eiseres] / [bedrijf] had moeten ontwikkelen doet hij die bedrijven nu concurrentie aan. Hij heeft gedurende het dienstverband voor zichzelf domeinnamen aangemaakt terwijl hij daarmee voor [eiseres] / [bedrijf] leads had moeten genereren.
3.5. [eiseres] heeft door de handelwijze van [gedaagde naam] schade geleden. Deze schade moet begroot worden op het positieve contractsbelang, zijnde het verschil tussen de financiële situatie waarin zij zich nu bevindt en die waarin zij zich zou hebben bevonden indien [gedaagde naam] zijn verplichtingen jegens [eiseres] zou zijn nagekomen dan wel haar geen onrechtmatige concurrentie zou hebben aangedaan.
Het standpunt van [gedaagde naam]
4.1. [gedaagde naam] heeft de stellingname van [eiseres] weersproken en haar vorderingen van de hand gewezen. Hij heeft in dat kader gesteld dat domeinnamen affiliateprogramma's verschillende dingen zijn en dat er een groot verschil is tussen hetgeen hij doet met de garant-websites en de activiteiten waarmee [eiseres] zich bezig houdt. [eiseres] / [bedrijf] heeft een ander verdienmodel. Bij affiliate marketing belonen de adverteerders hun partners op no cure/no pay-basis voor gegenereerde verkopen of contracten die de affiliate heeft aangeleverd. Affiliates kunnen dit bewerkstelligen door advertenties van die adverteerders op hun website te plaatsen. [eiseres] / [bedrijf] maakt hiervan geen gebruik. [eiseres] / [bedrijf] houdt zich voornamelijk bezig met naambellen en de spoeddienst 0900 0800. Hierbij staat het telefoonnummer centraal en de klanten betalen een vast maandbedrag. Van het kopiëren van de concepten en de werkwijze van [eiseres] is geen sprake. [eiseres] - [bedrijf] is volgens [gedaagde naam] verder ook niet actief in alle branches waar de garant-websites op gericht zijn. [eiseres] scoort ook slecht in de zoekresultaten op Google en daaruit blijkt dat dit bedrijf een andere strategie hanteert.
4.2. [gedaagde naam] heeft erkend dat hij tijdens het dienstverband een aantal domeinnamen heeft geregistreerd, maar dat is niet onrechtmatig volgens [gedaagde naam] . Hij stelt dit te hebben gedaan om een testobject voor zichzelf te ontwikkelen op het gebied van online marketing en specifiek op het gebied van sociale media. De kennis die hij hiermee opdeed heeft hij aangewend ten gunste van [eiseres] en hij heeft [eiseres] geen concurrentie aangedaan. Nagenoeg alle collega's hadden testobjecten in hun bezit. Een domeinnaam op zichzelf zegt niets. [eiseres] kan ook domeinnamen vastleggen, maar dat doet zij niet omdat dat niet bij haar bedrijfsactiviteit past.
4.3. [gedaagde naam] heeft verder ten verwere aangevoerd dat er van een geldig concurrentiebeding geen sprake meer was omdat het bij de verlenging van de arbeidsovereenkomst niet wederom schriftelijk is aangegaan. De beëindigingsovereenkomst is overgenomen van een collega van [gedaagde naam] en afkomstig van [bedrijf] . [naam 1] is ook bewust akkoord gegaan met deze overeenkomst. Na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is er geen concurrentiebeding meer. [gedaagde naam] heeft het beding ook niet overtreden want hij heeft geen gebruik gemaakt van kennis, werkwijzen, producten, strategieën of concepten van [eiseres] en ook geen klanten benaderd. [gedaagde naam] heeft op deze gronden ook betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld.
De beoordeling van het geschil5.1. De kantonrechter zal eerst oordelen omtrent (de geldigheid van) het concurrentiebeding. De op 1 mei 2011 gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomst is per 1 november 2011 zonder tegenspraak, stilzwijgend en ongewijzigd, voortgezet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft onder die omstandigheden het schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding zijn geldigheid behouden. Het verweer van [gedaagde naam] dat dit niet het geval zou zijn wordt gepasseerd.
5.2. Vervolgens dient te worden beoordeeld of het concurrentiebeding is vervallen als gevolg van de beëindigingsovereenkomst. Dat de beëindigingsovereenkomst [bedrijf] in plaats van [eiseres] als werkgeefster noemt doet naar het oordeel van de kantonrechter niet af aan de geldigheid ervan, nu uit hetgeen door partijen is gesteld duidelijk is geworden dat zij met deze overeenkomst beoogden een regeling te treffen in verband met beëindiging van het op dat moment bestaande dienstverband tussen [eiseres] en [gedaagde naam] .
5.3. Een concurrentiebeding beoogt een regeling te treffen voor een periode na het einde van de arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer blijkens het bepaalde in artikel 7:653, eerste lid, BW wordt beperkt in zijn mogelijkheden om in die periode op zekere wijze werkzaam te zijn. In het onderhavige geval zou [gedaagde naam] op grond hiervan en voor zover van belang na 1 februari 2012 met name door het gestelde bij het derde punt van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst gedurende een periode van zes maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst worden beperkt.
De tussen partijen gesloten beëindigingsovereenkomst strekte tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en beoogde, zoals blijkt uit de hiervoor onder 2.5. aangehaalde passages, een regeling te treffen met betrekking tot de posities van partijen in verband daarmee, ook na het einde van de arbeidsovereenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter dient ook het concurrentiebeding daaronder te worden begrepen.
5.4. Omtrent het concurrentiebeding is in de beëindigingsovereenkomst geen specifieke regeling opgenomen. In beginsel impliceert dit dat (de werking van) het concurrentiebeding valt onder de uitputtende, allesomvattende regeling die partijen blijkens de bewoordingen van de beëindigingsovereenkomst beoogden te treffen, waarbij zij afzien van alle bestaande afspraken. De stellingname van [eiseres] dat over het concurrentiebeding niet is gesproken doet daar in zijn algemeenheid niet aan af, nu een dergelijke beding tot doel heeft om ter vermijding van toekomstige discussies juist een algehele regeling te treffen, ook over de onbesproken zaken. Verder stelt de kantonrechter vast dat onder artikel 4 van de beëindigingsovereenkomst een bepaling over de op [gedaagde naam] rustende geheimhoudingsverplichting is opgenomen, welke is gebaseerd op de onder artikel 10 van de arbeidsovereenkomst omschreven geheimhoudingsverplichting. Niet valt in te zien waarom, indien het de bedoeling van partijen was geweest om het concurrentiebeding in stand te laten, ook daaromtrent niet een uitdrukkelijke regeling had kunnen worden opgenomen. Hierbij is mede van belang dat [naam 1] wist van het concurrentiebeding, dan wel dit had kunnen weten, en daarmee rekening had kunnen houden. [gedaagde naam] heeft in dit kader ook nog onbetwist gesteld dat de concept beëindigingsovereenkomst van [eiseres] of [bedrijf] afkomstig was en door haar in een eerder geval is gebruikt.
5.5. [eiseres] heeft zich verder nog beroepen op vernietiging van de relevante bepalingen van de beëindigingsovereenkomst op grond van dwaling en/of bedrog en zij heeft daartoe met name verzwijging door [gedaagde naam] van zowel zijn al opgerichte bedrijf en geregistreerde domeinnamen als zijn toekomstplannen aangevoerd. [gedaagde naam] heeft daartegen weliswaar aangevoerd dat [naam 1] had moeten begrijpen dat hij in dezelfde branche actief zou blijven en dat hij dat heeft gecommuniceerd, maar daarmee miskent hij dat het concurrentiebeding het in dezelfde branche actief blijven op zichzelf niet verbiedt, maar specifiek is gericht op het gebruik van de werkwijze, producten, concepten of strategieën van [eiseres] en dat juist dat gebruik hem wordt verweten.
5.6. De kantonrechter is van oordeel dat hetgeen [eiseres] in verband hiermee heeft gesteld doelt treft en overweegt in dit kader het navolgende. Voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde naam] tijdens het dienstverband nevenwerkzaamheden heeft verricht, althans in ieder geval daartoe een aanzet heeft gegeven door middel van de inschrijving van zijn eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel, en domeinnamen heeft gedeponeerd. [gedaagde naam] heeft dit in zijn conclusie van antwoord met zoveel woorden erkend. Aan het verweer van [gedaagde naam] dat hij dit heeft gedaan in het kader van zijn dienstverband bij [eiseres] en min of meer met medeweten en toestemming van deze, gaat de kantonrechter voorbij nu dit verweer niet dan wel onvoldoende is onderbouwd. De door [gedaagde naam] overgelegde verklaringen van zijn oud collega's De Groot en Zwart doen aan het voorgaande niet af omdat daaruit niet blijkt dat de werkgever op de hoogte was van de eigen websites. Verder blijkt daaruit niet dat de in deze verklaringen beschreven activiteiten, anders dan bij [gedaagde naam] , verder gingen dan hobbymatige activiteiten
5.7. Dit leidt tot het oordeel dat [eiseres] kan worden gevolgd in haar stellingname inhoudende dat indien zij ten tijde van het aangaan van de beëindigingsovereenkomst bekend zou zijn geweest met de voordien door [gedaagde naam] verrichte nevenwerkzaamheden en geregistreerde domeinnamen, zij artikel 6 van de beëindigingsovereenkomst niet op deze wijze zou zijn aangegaan. Het beroep van [eiseres] op dwaling dient te worden gehonoreerd en het bepaalde in artikel 6 van deze overeenkomst zal in zoverre worden vernietigd.
5.8. [gedaagde naam] had tijdens het dienstverband geen domeinnamen zoals door hem is gedaan voor zichzelf mogen registreren. Met deze domeinnamen begaf hij zich op het terrein van de internetmarketing waarop ook [eiseres] al actief was, dan wel bezig was activiteiten te ontwikkelen en daarom had hij zich daarvan moeten onthouden. Daarmee heeft hij zich onrechtmatig gedragen jegens [eiseres] . Hij zal deze domeinnamen niet meer mogen gebruiken en dienen over te dragen aan [eiseres] . De vordering van [eiseres] zal in zoverre worden toegewezen.
5.9. De kantonrechter is verder van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft gesteld om voor het overige tot onrechtmatige concurrentie te kunnen oordelen. Voorop staat dat het [gedaagde naam] na het einde van het dienstverband vrij stond om activiteiten op het gebied van internetmarketing te gaan ontwikkelen. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat het concept dat [gedaagde naam] daarbij is gaan hanteren tot het volstrekt unieke bedrijfsdebiet van [eiseres] behoorde en om die reden niet door hem mocht worden toegepast. Van misbruik van kennis en bedrijfsinformatie van [eiseres] of het stelselmatig wegkapen van klanten is ook niet gebleken. Het verder uitbouwen door [gedaagde naam] van eigen activiteiten in de internetmarketing en het in dat kader verzinnen en deponeren van domeinnamen past in de door hem aangevangen activiteiten en dat was in het onderhavige geval naar het oordeel van de kantonrechter niet onrechtmatig. Voor het toekennen van schadevergoeding en overdragen van domeinnamen anders dan hiervoor onder 5.8. bedoeld is dan ook geen aanleiding. De vordering van [eiseres] voor zover die hierop betrekking heeft zal daarom worden afgewezen.
5.10. De proceskosten zullen gelet op het voorgaande worden gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen.

Beslissing

De kantonrechter:
ontzegt [gedaagde naam] het gebruik van de navolgende domeinnamen:
- www.aannemer-garant.nl
- www.cvketel-garant.nl
- www.dakkapel-garant.nl
- www.elektricien-garant.nl
- www.glas-garant.nl
- www. hovenier-garant.nl
- www.keuken-garant.nl
- www.klusbedrijf.garant.nl
- www.kozijnen-garant.nl
- www.loodgieter-garant.nl
- www.renovatie-garant.nl
- www.schilder-garant.nl
- www.schoonmaker-garant.nl
- www.slotenmaker-garant.nl
- www.stukadoor-garant.nl
- www.timmerman-garant.nl
- www.verhuizen-garant.nl
- www.verwarming-garant.nl
- www.vloeren-garant.nl
- www.zonwering-garantie.nl;
beveelt [gedaagde naam] om binnen een week na betekening van dit vonnis de hiervoor genoemde domeinregistraties kosteloos aan [eiseres] B.V. over te dragen, bij gebreke waarvan dit vonnis zal gelden als akte van cessie van overdracht van de voornoemde domeinnamen en registraties door [gedaagde naam] aan [eiseres] B.V.;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M. Jansen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 184.