ECLI:NL:RBNNE:2013:8368

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2013
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
2669234
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande declaraties en schadevergoeding in het kader van juridische dienstverlening

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Trip Advocaten & Notarissen B.V. (hierna: Trip) betaling van openstaande declaraties van [gedaagde], die als opdrachtgever wordt aangemerkt. De vordering betreft een bedrag van € 17.118,41, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Trip heeft diverse declaraties verzonden aan [gedaagde], die niet zijn voldaan, ondanks herhaalde sommaties en een overeengekomen betalingsregeling. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij recht heeft op verrekening met een schadevergoeding wegens beroepsfouten van Trip. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] als opdrachtgever moet worden aangemerkt, ondanks dat de declaraties op naam van Sulis B.V. zijn gesteld. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet tijdig heeft geklaagd over de vermeende beroepsfouten van Trip en dat hij onvoldoende feiten heeft aangevoerd om zijn vordering in reconventie te onderbouwen. De vordering van Trip wordt toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering in reconventie van [gedaagde] wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2669234 \CV EXPL 14-7
vonnis van de kantonrechter d.d. 13 mei 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIP ADVOCATEN & NOTARISSEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Uittenbogaard,
tegen
[gedaagde1],
wonende te Langweer,
gedaagde,
gemachtigde: [gemachtigde].
Eiseres zal hierna Trip genoemd worden en gedaagde [gedaagde].

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 februari 2014 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2014.
1.2.
Naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie heeft mr. Van den Bosch bij brief van 17 april 2014 aangegeven dat sprake is van een verschrijving op pagina 2, waar in de vijfde regel onderaan betreffende hetgeen door haar is verklaard wordt gesproken van 'rekening' daar waar 'verrekening' is bedoeld. Voorts geeft zij aan dat mr. Kremer, in tegenstelling tot wat op pagina 2 staat vermeld, niet zelf met de griffie van het hof heeft gebeld maar dat hij de omissie heeft laten rechtzetten, alsmede dat mr. Kremer niet heeft verklaard dat hij een dossier heeft waar valse verklaringen van [gedaagde] in zitten, maar dat hij heeft verklaard dat er diverse verklaringen in zijn dossier zitten die betrekking hebben op beweerdelijke valse verklaringen van [gedaagde]. Nu deze aanpassingen de rechtbank, aan de hand van de herinnering van de comparitie van de rechter, juist voorkomen dient het proces-verbaal met in acht neming van deze wijzigingen te worden gelezen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie
2.1.
Bij vonnis van 24 november 2010 is [gedaagde] door de rechtbank Leeuwarden, sector civiel, veroordeeld om een met de heer en mevrouw [partij 1], hierna: [partijen], gesloten koopovereenkomst, betreffende de aankoop door [gedaagde] van een kantoorpand met bovenwoning, na te komen door medewerking te verlenen aan de voor levering benodigde notariële akte, op straffe van een dwangsom.
2.2.
[gedaagde] heeft tegen deze veroordeling hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij hij zich door Trip heeft laten bijstaan.
2.3.
Voorts heeft [gedaagde], eveneens bijgestaan door Trip, de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden, sector civiel, verzocht om de dwangsommen die aan [gedaagde] in het vonnis van 24 november 2010 zijn opgelegd op te heffen dan wel de looptijd ervan op te schorten totdat in hoger beroep in de bodemprocedure zal zijn beslist. De voorzieningenrechter heeft zich bij vonnis van 9 februari 2011 onbevoegd verklaard.
2.4.
Trip heeft voor haar werkzaamheden declaraties verzonden, gericht aan Sulis B.V. (hierna: Sulis), een vennootschap waarvan [gedaagde] bestuurder en (mede)aandeelhouder is (geweest). Sulis verkeert sinds 6 maart 2012 in staat van faillissement.
2.5.
Er is door Trip een declaratie verzonden gedateerd 14 februari 2011 voor een bedrag van € 9.941,22 waarop € 3.041,44 is voldaan. Voorts zijn er door Trip declaraties verzonden gedateerd 16 maart 2011, 27 mei 2011 en 26 augustus 2011 voor respectievelijk € 2.365,19, € 1.094,45 en € 7.109,22 waarop in totaal € 320,23 is voldaan. De betalingen zijn niet voldaan vanaf een bankrekening ten name van Sulis. Van deze vier declaraties staat in totaal nog een bedrag van € 17.118,41 open. Trip heeft daarnaast in 2011 ook nog declaraties voor kleinere bedragen verzonden die wel, zij het met vertraging, zijn voldaan.
2.6.
Vanwege het uitblijven van betalingen heeft Trip diverse malen aangedrongen op betaling bij [gedaagde], daarbij de bereidheid getoond om een betalingsregeling met [gedaagde] overeen te komen en aangegeven dat zij bij niet-betaling genoodzaakt zou zijn om haar werkzaamheden voor [gedaagde] zou staken. Zo heeft Trip op 11 januari 2013 aan [gedaagde] bericht:
"Voor de goede orde merk ik op dat ik in verband met het niet (volledig) betalen van mijn nota's niet bereid ben tot het verrichten van uitvoerige werkzaamheden zonder afdoende zekerstelling voor de betaling daarvan."
en op 22 maart 2013, nadat er met [gedaagde] een betalingsregeling ad € 250,00 per maand overeen was gekomen:
"In bovengemelde aangelegenheid ben ik benaderd door de afdeling debiteurenbeheer van mijn kantoor met de mededeling dat de overeengekomen betalingsregeling niet wordt nagekomen. Naar ik begreep heeft er op 10 januari 2013 een betaling van € 250,- plaatsgevonden (de overeengekomen maandelijkse betaling) maar is de maand december overgeslagen en hebben ook de betalingen in februari en maart niet plaatsgevonden.
Met het oog op een en ander zie ik mij genoodzaakt mij te bezinnen op de vraag of ik mij als advocaat aan deze zaak zal onttrekken. Ik merk daarbij op dat ik al een tijd lang mijn (betrekkelijk summiere) werkzaamheden niet kan declareren omdat het dossier geblokkeerd is en mij desalniettemin - gelet op de op het spel staande belangen - heb ingespannen om binnen de grenzen jouw belangen zoveel mogelijk te waarborgen. Inmiddels is het punt aangekomen dat ik daartoe niet meer bereid ben.
Voor de goede orde merk ik op dat (…) pleidooi [is] aangevraagd en dat ik - tenzij het onderstaande onmiddellijk wordt uitgevoerd - op het pleidooi niet zal verschijnen maar mij als advocaat zal onttrekken."
Trip heeft daarbij verlangd dat in de week daarop tenminste de helft van het openstaande bedrag zou worden voldaan.
2.7.
[gedaagde] heeft daarop diverse malen, onder meer op 25 maart 2013, 1 mei 2013 en 3 mei 2013, per e-mail of tekstbericht bevestigd dat er in verband met het transport van zijn woning geld onderweg was en dat dit binnenkort op de rekening van Trip zou zijn bijgeschreven, zonder dat dit tot betaling heeft geleid.
2.8.
Trip heeft zich vervolgens teruggetrokken als advocaat van [gedaagde] en op 7 mei 2013 aan [gedaagde] bevestigd:
"Zoals ik je al telefonisch heb medegedeeld, heb ik besloten om mij heden als advocaat aan de zaak (…) te onttrekken. De afgelopen (zeer) lange periode ben je meermaals aangesproken en gesommeerd om tot betaling van openstaande declaraties zorg te dragen. Uiteindelijk is, na zeer veel inspanningen, een betalingsregeling getroffen die door jou niet is nagekomen. Vervolgens zijn meerdere toezeggingen van jou evenmin nagekomen. Ik zie dan ook geen enkele grondslag meer om voor jou in deze zaak verder nog werkzaamheden te verrichten.
Zoals ik je telefonisch al te kennen gaf ga ik ervan uit dat het hof het pleidooi nu zal aanhouden in afwachting van het stellen van een nieuwe advocaat. Het is verder aan jou om daarvoor zorg te dragen."
2.9.
Het gerechtshof heeft bij arrest van 2 juli 2013 het vonnis van de rechtbank van 24 november 2010 vernietigd en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [partijen] afgewezen.
2.10.
Op 10 mei 2013 heeft [gedaagde] met Jurisol B.V. (hierna: Jurisol), de vennootschap van de gemachtigde van [gedaagde], een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde] onder meer
"zijn schade(vorderingen) dan wel opbrengsten uit schadevergoedingen cedeert aan Jurisol". In de overwegingen van de overeenkomst wordt onder meer aangegeven dat Trip zich per 7 mei 2013 heeft onttrokken als advocaat van [gedaagde] in het hoger beroep en dat [gedaagde] van mening is dat zijn raadsman in eerste aanleg en zijn raadsman in hoger beroep
"beroepsfouten hebben gemaakt ten gevolge waarvan de bedoelde raadslieden mogelijk aansprakelijk zijn voor de door [gedaagde] geleden schade."

3.De vordering

in conventie
3.1.
Trip vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt om aan Trip tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 17.118,41 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vervaldatum van de declaratie, zijnde 30 dagen na factuurdatum, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde] veroordeelt om aan Trip tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke kosten, zijnde een bedrag van € 968,00 inclusief btw;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder mede begrepen de nakosten.
3.2.
Trip voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Trip heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht, dan wel diensten verleend. Hiervoor zijn door Trip declaraties verzonden aan [gedaagde] die deels nog open staan. Het totaal nog openstaand saldo bedraagt € 17.118,41. Ondanks herhaalde sommaties weigert [gedaagde] dit bedrag te voldoen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering van Trip wegens niet-ontvankelijkheid dan wel wegens een recht op verrekening met een schadevordering van [gedaagde] op Trip. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Trip schadeplichtig is jegens [gedaagde] voor een beroepsfout verband houdende met de zaak bekend onder zaaknummer / rolnummer 109619 /
KG ZA 11-6;
II. voor recht verklaart dat Trip schadeplichtig is jegens [gedaagde] voor onrechtmatig handelen verband houdende met het hoger beroep van het vonnis in de zaak, bekend onder zaaknummer / rolnummer [xxxxx], waarvan de omvang nader bij staat dient te worden opgemaakt;
II. Trip veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de gemachtigde en eventuele nakosten.
3.5.
[gedaagde] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Trip heeft een beroepsfout gemaakt door de vordering tot opheffing of opschorting van de dwangsommen, verschuldigd krachtens het vonnis van 24 november 2010, aanhangig te maken bij de voorzieningenrechter. Hierdoor heeft [gedaagde] schade geleden ter grootte van het bedrag dat Trip in rekening heeft gebracht voor de behandeling van het kort geding, vermeerderd met € 1.074,00 proceskosten. Voorts heeft Trip onrechtmatig gehandeld door zich op een cruciaal moment, namelijk kort voorafgaande aan het pleidooi, terug te trekken als advocaat van [gedaagde]. De hieruit voor [gedaagde] ontstane schade dient nog nader te worden bepaald.
3.6.
Trip voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De in conventie en in reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich, door hun verwevenheid, voor een gezamenlijke beoordeling.
4.2.
Het eerste punt dat partijen verdeeld houdt is de vraag wie als opdrachtgever van Trip heeft te gelden. Volgens [gedaagde] volgt uit het feit dat de declaraties op naam van Sulis zijn gesteld dat Sulis opdrachtgeefster was in plaats van hijzelf. Trip heeft aangevoerd dat [gedaagde] opdrachtgever was omdat de werkzaamheden voor [gedaagde] in privé zijn verricht en ook de (deel)betalingen, voor zover gedaan, door [gedaagde] zijn verricht. De enige reden dat de facturen zijn gericht aan Sulis is omdat [gedaagde] dit later telefonisch zo aan Trip heeft verzocht maar dat maakt volgens Trip niet dat [gedaagde] niet langer opdrachtgever was.
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] als opdrachtgever van Trip dient te worden aangemerkt waartoe het volgende wordt overwogen. Onbetwist is dat de werkzaamheden die door Trip zijn verricht betrekking hadden op een geschil dat [gedaagde] in privé had met [partijen] [gedaagde] heeft zich ook in de onderhavige procedure op het standpunt gesteld dat Trip bijstand aan hém heeft verleend. De (deel)betalingen op de declaraties zijn voorts nimmer door of vanaf rekeningen van Sulis gedaan, zo volgt uit de verklaring van [gedaagde] ter comparitie. [gedaagde] heeft ter comparitie weliswaar in algemene zin betwist dat - zoals door Trip aangevoerd - alle wél gedane betalingen afkomstig zijn van rekeningen op zijn naam, maar wel erkend dat meerdere personen voor hém betaald hebben (omdat hij zelf het geld niet had). Bovendien dateert een groot deel van de wel gedane (deel)betalingen van ná de datum van faillissement van Sulis. Ditzelfde geldt voor de diverse bevestigingen van [gedaagde] van mei 2012 aan Trip dat het geld voor de declaraties "onderweg" was; ook die dateren van na de datum van faillissement van Sulis. Uit dit alles volgt dat [gedaagde] zich in alle opzichten gedroeg als opdrachtgever. Dit gegeven, gecombineerd met het feit dat de werkzaamheden van Trip gericht waren op bijstand aan [gedaagde] in privé, maakt dat [gedaagde] heeft te gelden als de opdrachtgever van Trip.
4.4.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van het in conventie door Trip gevorderde bedrag als zodanig niet betwist, maar aangevoerd dat hij een beroep doet op zijn recht op verrekening daarvan met zijn vordering in reconventie op Trip. Trip heeft daartegen allereerst als verweer aangevoerd dat, voor zover al sprake zou zijn van een vordering van [gedaagde] op Trip, uit de overeenkomst met Jurisol volgt dat [gedaagde] deze vordering heeft gecedeerd aan Jurisol, zodat [gedaagde] reeds om die reden geen vordering op Trip (meer) heeft.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 3:94 lid 1 BW volgt dat de levering van een recht pas is voltooid indien van de akte waarbij een recht wordt geleverd aan een ander, mededeling is gedaan aan de schuldenaar, in casu Trip. [gedaagde] heeft niet gesteld dat deze mededeling aan Trip is gedaan, maar slechts dat tussen [gedaagde] en Jurisol een akte van cessie is opgemaakt, onder verwijzing naar een als productie overgelegde overeenkomst. Dit enkele feit is onvoldoende om als de voor de voltooiing van de levering vereiste mededeling te kwalificeren. De in de overeenkomst omschreven vordering van [gedaagde] op Trip is daarmee niet aan Jurisol geleverd. De kantonrechter komt dan ook toe aan een inhoudelijk oordeel over de vordering in reconventie.
4.6.
De vordering in reconventie sub I. betreft het feit dat Trip een beroepsfout zou hebben begaan door de vordering tot opheffing of schorsing van de verschuldigdheid van dwangsommen ten onrechte bij de voorzieningenrechter aanhangig te maken in plaats van bij de rechter die de dwangsom heeft opgelegd. Trip heeft zich inhoudelijk tegen dit deel van de vordering verweerd, onder meer door aan te voeren dat het kort geding wel degelijk het gewenste effect heeft gehad, en heeft daarnaast ook een beroep gedaan op het in artikel 6:89 BW bepaalde door aan te voeren dat [gedaagde] zich pas voor het eerst in deze procedure, en daarmee drie jaar na het vonnis van 9 februari 2011, heeft beklaagd over de gekozen procedurele route. Daarmee heeft [gedaagde] te laat geklaagd, aldus Trip. Bovendien heeft [gedaagde] zonder enige klacht (delen van) de declaraties die betrekking hebben op het kort geding voldaan, zo voert Trip nog tot haar verweer aan.
4.7.
De kantonrechter oordeelt dat Trip terecht een beroep heeft gedaan op overschrijding door [gedaagde] van de klachtplicht als neergelegd in artikel 6:89 BW. Niet alleen heeft [gedaagde] gedurende een periode van drie jaar nadat het vonnis is gewezen op geen enkele wijze zijn ongenoegen over de door Trip verleende diensten geuit, maar hij heeft bovendien zonder enig protest gedeeltes van de voor die diensten in rekening gebrachte kosten voldaan en voor het resterende deel van de kosten nog tot ruim twee jaar na dato diverse malen per e-mail aan Trip bevestigd dat ook het nog openstaande deel zou worden voldaan, terwijl voor [gedaagde] terstond uit het vonnis van de voorzieningenrechter op eenvoudige wijze op te maken was wat de reden was voor de voorzieningenrechter om de vordering af te wijzen. Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] niet tijdig nadat hij het gestelde gebrek in de prestatie heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken daarover bij Trip geprotesteerd. De vordering in reconventie sub I. zal worden afgewezen. Aan een nader inhoudelijk oordeel over de vermeende beroepsfout ter zake van het gevoerde kort geding komt de kantonrechter daarmee niet toe.
4.8.
Aan de vordering in reconventie sub II. legt [gedaagde] ten grondslag dat Trip onrechtmatig heeft gehandeld door zich ten onrechte vlak voor het geplande pleidooi aan de zaak te onttrekken terwijl er, behoudens het schrijven van het pleidooi, nog maar weinig werkzaamheden te verrichten waren. Bovendien had [gedaagde] met Trip afgesproken dat hij terstond nadat hij de verkoopopbrengst van zijn reeds verkochte, maar nog niet geleverde, eigen woning zou ontvangen, over middelen zou beschikken om Trip te betalen voor de verrichte werkzaamheden. Trip heeft daarmee, aldus [gedaagde], "de handdoek te vroeg in de ring gegooid". Hierdoor was [gedaagde] gehouden elders juridische bijstand te zoeken, bij Jurisol, die niet over dezelfde dossierkennis beschikte als Trip en daarom meer tijd moest besteden aan de voorbereiding. Ook dient [gedaagde] volgens afspraak met Jurisol de helft van zijn schadevordering aan Jurisol af te staan. Hierdoor heeft [gedaagde] schade geleden, aldus [gedaagde].
4.9.
De kantonrechter overweegt dat vast staat dat [gedaagde] langdurig in gebreke was om de door Trip verzonden declaraties te voldoen en dat [gedaagde] een overeengekomen betalingsregeling niet na kwam, evenmin als zijn herhaalde toezeggingen dat het geld onderweg was. Trip heeft desondanks de behartiging van [gedaagde]'s belangen nog lange tijd gecontinueerd en hem ondertussen diverse malen schriftelijk gewaarschuwd dat daaraan een einde zou komen als betaling zou uitblijven. Van Trip kan niet verwacht worden dat zij, ondanks het uitblijven van betaling, haar werkzaamheden tot aan de afronding van de procedure in hoger beroep voortzet. Terecht heeft Trip aangegeven dat op enig moment de grens was bereikt. Dit moment is voorts niet zodanig ongelukkig uitgekozen dat Trip daarmee [gedaagde]'s belangen nodeloos of bovenmatig zou hebben geschaad. Andere verwijten heeft [gedaagde] niet aan dit deel van zijn vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft aldus onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waarop het gestelde onrechtmatig handelen van Trip zou zijn gebaseerd, zodat de vordering zal worden afgewezen.
4.10.
Nu de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zullen worden afgewezen komt de vraag naar de mogelijkheid van verrekening van die vorderingen met de vordering in conventie niet aan de orde. De kantonrechter heeft hiervoor reeds overwogen dat [gedaagde] de verschuldigdheid van het door Trip in conventie gevorderde bedrag niet heeft betwist, zodat die vordering zal worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente te rekenen vanaf de vervaldatum van de betreffende declaratie.
4.11.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een beloop van twee punten van het toepasselijk liquidatietarief zal worden toegewezen nu hiertegen geen inhoudelijk verweer is gevoerd en verzuim is ingetreden vòòr 1 juli 2012 (het moment van in werking treding van de WIK) in welk geval de rechtbank het rapport Voor-Werk II toepast. De vordering zal echter exclusief btw worden uitgesproken nu Trip als rechtspersoon gerechtigd is de btw te verrekenen.
4.12.
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in conventie en in reconventie in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Trip in conventie worden vastgesteld op:
- explootkosten € 76,71
- overige kosten € 1,97
- vast recht € 968,00
- salaris gemachtigde
€ 600,00(2 punten ad € 300,00)
totaal € 1.646,68.
De kosten aan de zijde van Trip in reconventie worden vastgesteld op € 300,00 aan salaris gemachtigde (2 punten ad € 300,00 x 0,5) waarbij het te hanteren aantal punten - gezien de verwevenheid van de vordering in reconventie met die in conventie - wordt gehalveerd.
4.13.
De vordering van Trip tot veroordeling van [gedaagde] in de nakosten is toewijsbaar nu hiertegen geen specifiek verweer is gevoerd en deze kosten zich thans reeds laten begroten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Trip te betalen een bedrag van € 17.118,41 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vervaldatum van de declaratie, zijnde 30 dagen na factuurdatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Trip te betalen de buitengerechtelijke kosten, zijnde een bedrag van € 800,00 exclusief btw;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Trip vastgesteld op € 1.646,68;
5.4.
veroordeelt [gedaagde], indien niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 ( zijnde het maximum) aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Trip aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Trip tot op heden vastgesteld op € 300,00;
in conventie en in reconventie
5.8.
verklaart dit vonnis, behoudens het onder 5.5. en 5.6. bepaalde, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2014.
244