In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap MYTI WERKMAATSCHAPPIJ B.V. (hierna: MyTi) in kort geding dat de besloten vennootschap WIZZIX B.V. (hierna: Wizzix) haar verplichtingen uit een vennootschapscontract zou nakomen. Dit contract, gesloten op 7 juni 2011, bevatte bepalingen over de financiering van de vennootschap onder firma Wizzix VOF, waaraan Wizzix als vennoot was toegetreden. MyTi vorderde onder andere een achtergestelde lening van € 150.000,00 van Wizzix, met een rente van 5,5% per jaar, en betaling van openstaande managementfees van in totaal € 62.087,55.
De rechtbank oordeelde dat Wizzix, ondanks haar verweer dat de vennootschap technisch failliet zou zijn en dat MyTi niet-ontvankelijk was in haar vordering, gehouden was om de gevorderde lening te verstrekken. De voorzieningenrechter verwierp het verweer van Wizzix dat de financieringsverplichting niet onvoorwaardelijk was en dat er sprake was van een restitutierisico. De rechtbank benadrukte dat het belang van de crediteuren en de vennootschap voorop staat, en dat Wizzix in staat was om de lening op een verantwoorde manier aan te wenden.
In reconventie vorderde Wizzix dat MyTi een bedrag van € 116.989,00 zou terugbetalen aan de VOF, maar deze vordering werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat MyTi hiervoor verantwoordelijk was. De rechtbank veroordeelde Wizzix tot betaling van de proceskosten aan MyTi, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis werd uitgesproken op 19 november 2013.