ECLI:NL:RBNNE:2013:869

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
KH-405394 - CV EXPL 12-4122 T
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van weiland voor grondopslag en geschil over oplevering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [A], een veehouder, en [B] B.V., een bouwbedrijf, over de huur van een stuk weiland voor tijdelijke grondopslag. De partijen kwamen in augustus 2011 overeen dat [B] een deel van het weiland van [A] zou huren voor de opslag van vrijgekomen grond van een nabijgelegen bouwproject. De overeenkomst stipuleerde dat de opgeslagen grond uiterlijk voor de kerstdagen van 2011 verwijderd zou worden. Echter, de grond is pas in januari 2012 verwijderd, wat leidde tot onvrede bij [A] over de wijze van oplevering van het weiland. [A] stelt dat het weiland niet naar behoren is opgeleverd, omdat het perceel nu lager ligt dan bij aanvang van de huur en er een kom is ontstaan waardoor water niet goed kan afvloeien. Hij vordert schadevergoeding van € 8.800,00 voor de kosten om het weiland in de oorspronkelijke staat terug te brengen, alsook huur voor de periode van 25 december 2011 tot 20 januari 2012 en een gebruiksvergoeding tot de oplevering van het weiland.

[B] verzet zich tegen de vorderingen van [A] en stelt dat het weiland wel degelijk naar behoren is opgeleverd. De kantonrechter oordeelt dat [A] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen, maar dat er wel aanleiding is om te onderzoeken of [B] het weiland inderdaad niet naar behoren heeft opgeleverd. De kantonrechter heeft [A] toegelaten tot bewijslevering over de hoogte van het weiland bij aanvang van de huur. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere bewijslevering. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde huurprijs van € 1.000,00 per maand niet voldoende is onderbouwd door [A]. De rechter zal de hoogte van de vergoeding bepalen op basis van de gebruikelijke huurprijzen voor grasland, waarbij rekening wordt gehouden met de reeds betaalde bedragen door [B].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Heerenveen
zaak-/rolnummer: 405394 \ CV EXPL 12-4122

vonnis van de kantonrechter d.d. 20 februari 2013

inzake

[A],

wonende te [woonplaats 1],
eiser,
gemachtigde: mr. J.E. Struijk,
tegen
de besloten vennootschap
[B] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Visser.
Partijen zullen hierna [A] en [B] worden genoemd.

Procesverloop

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 21 november 2012
  • het proces-verbaal van comparitie gehouden op 11 januari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

Motivering

2.De feiten
2.1. [A] is een veehouder. [B] is een bouwbedrijf.
2.2. In 2011 heeft [B] een woonhuis gebouwd in de nabije omgeving van een aan [A] toebehorend weiland, gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2]. Partijen zijn in augustus 2011 mondeling overeengekomen dat [B] een stuk van dit weiland zou huren ten behoeve van de tijdelijke opslag van bij de bouw vrijgekomen grond. [B] heeft daarna vrijgekomen grond op het stuk weiland opgeslagen.
2.3. Partijen hebben op enig moment afgesproken dat de opgeslagen grond uiterlijk voor de kerstdagen 2011 verwijderd zou worden. [B] heeft omstreeks 13 december 2011 [C] v.o.f. (hierna: [C]) hiertoe opdracht gegeven.
2.4. [C] is daarna met [A] in overleg getreden om in plaats van de opgeslagen grond te verwijderen, deze over het perceel van [A] te verdelen. [C] en [A] zijn hierover niet tot overeenstemming gekomen.
2.5. De opgeslagen grond is in de periode van 17 tot en met 23 januari 2012 verwijderd.
2.6. [A] was niet akkoord met de wijze waarop het stuk weiland is opgeleverd onder meer in verband met vermenging van de ondergrond met leemgrond. In opdracht van [B] heeft [C] in maart 2012 een dunne laag afgegraven en vervangen door andere (zwarte) grond.
2.7. [B] heeft in totaal 1.950 m2 van het weiland van [A] in gebruik gehad. [B] heeft in totaal een bedrag van in € 3.000,00 aan [A] voldaan.
3.Het standpunt van [A]
3.1. [A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
. [B] zal veroordelen tot vergoeding van de kosten gemoeid met het in oorspronkelijke staat brengen van het betreffende perceel, welke vergoeding dient te worden opgemaakt bij staat en vereffent volgens de wet, met dien verstande dat [B] wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op de uiteindelijke schadevergoeding van € 8.800,00 te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente vanaf 8 mei 2012 tot de dag der algehele voldoening;
. [B] ter zake de huurbetalingen en gebruiksvergoeding zal veroordelen tot betaling van € 6.000,00, alsmede tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 1.000,00 per maand, of een gedeelte van een maand dat [B] het litigieuze perceel niet naar behoren heeft opgeleverd aan [A], een en ander te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente vanaf 8 mei 2012 tot de dag der algehele voldoening;
. [B] zal veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de noodzakelijke reis- en verblijfkosten en verletkosten van [A] en het salaris en de noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van [A], te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.2. Volgens [A] heeft [B] het stuk weiland nog steeds niet naar behoren opgeleverd. Bij aanvang van de verhuur lag het stuk weiland ongeveer 10 tot 20 centimeter hoger dan thans het geval is en is er een kom ontstaan waardoor (regen)water niet meer goed wordt afgevoerd. [A] verwijst hiertoe naar de e-mail van [D] (Grontmij Nederland B.V.) van 23 mei 2012, waarin voor zover relevant het volgende staat:
"Waarneming:
Gezien de bestaande hoogte van het aangrenzende maaiveld valt duidelijk te zien (van oost naar west) dat ter plaatse van de aangebrachte grond de grondslag lager ligt. Op basis van visuele waarneming schat ik in dat de grondslag ca. 15 cm. lager ligt dan het aangrenzende bestaande aangrenzende maaiveld en onvoldoende glooiend afgewerkt is in noordelijke en noordwestelijke richting.
Maatregel:
Om aansluiting te verkrijgen met het bestaande maaiveld dient de laagte aangevuld te worden met extra te leveren grond. Ik schat het oppervlak in op ca. 2000m2. Dit komt neer op ca. 250-300m3 extra aan te brengen grond."
en naar de e-mail van [E] (landbouwkundig adviseur) van 18 juni 2012, waarin voor zover relevant het volgende staat:
"De oppervlakte die afgelopen winter in gebruik is geweest voor de tijdelijke opslag van uitgegraven grond, ligt visueel gezien tot ca. 12 à 18 cm onder het maaiveld van het aangrenzende perceel. Verder is te zien dat de oppervlakte van het aangrenzende perceel glooiend gelegen is, en dat de afgewerkte oppervlakte er momenteel vlak tot iets hol er bij ligt."
3.3. [A] stelt kortom dat [B] teveel (zwarte) grond heeft afgevoerd. [A] vordert in verband met deze tekortkoming door [B] vergoeding van de door hem geleden schade van € 8.800,00, zijnde de kosten om het stuk weiland in de oorspronkelijke toestand terug te brengen.
Daarnaast vordert [A] betaling van huur over de periode van 25 december 2011 tot het einde van de huurovereenkomst op 20 januari 2012. Partijen zijn volgens [A] een huurprijs van € 1.000,00 per maand overeengekomen, zodat [B] nog € 1.000,00 voor het gebruik van het stuk weiland gedurende deze laatste maand dient te voldoen.
Ten slotte vordert [A] betaling van een gebruiksvergoeding totdat [B] het stuk weiland naar behoren heeft opgeleverd. [A] stelt deze vergoeding gelijk aan de overeengekomen huurprijs van € 1.000,00 per maand. Over de periode van 21 januari tot en met 21 juli 2012 bedraagt deze vergoeding € 5.000,00.
4.Het standpunt van [B]
4.1. [B] voert verweer, met conclusie tot nietigverklaring van de dag althans tot niet-ontvankelijk verklaring van [A] in zijn vorderingen althans tot ontzegging daarvan met veroordeling van [A], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van deze procedure.
4.2. Volgens [B] zijn de vorderingen van [A] innerlijk tegenstrijdig, aangezien enerzijds schadevergoeding wordt gevorderd wegens ondeugdelijke oplevering en anderzijds een gebruiksvergoeding totdat er wel behoorlijk door [B] opgeleverd is. [A] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[B] voert verder het volgende tot haar verweer aan. Het stuk weiland is wel naar behoren opgeleverd; het stuk weiland ligt er precies hetzelfde bij als bij aanvang van de huur. Als er al sprake van enige verandering zou zijn, dan vloeit deze uit de aard van het gebruik voort en is deze van dusdanig geringe betekenis dat er van een geoorloofde verandering sprake is. Ook weerspreekt [B] de door [A] gestelde schade(posten).
Volgens [A] hebben partijen geen huurovereenkomst voor de periode van 25 december 2011 tot 20 januari 2012 gesloten. Ook is er geen huurprijs per maand overeengekomen. Aanvankelijk is voor het gebruik € 1.000,00 afgesproken. Daarna heeft [B] nog eens
€ 1.000,00 bijbetaald om een einde te maken aan een ontstane discussie over de hoeveelheid opgeslagen grond. Tot slot is er nog eens € 1.000,00 betaald omdat er enige vertraging bij de bouw was opgelopen en de grondopslag langer zou duren dan aanvankelijk werd gedacht. Mede gelet op de gebruikelijke huurprijzen voor grasland is [A] al zeer royaal vergoed voor het gebruik van het stuk weiland, aldus nog steeds [B]. De door [A] gevorderde vergoeding is buitenproportioneel.
5.De beoordeling van het geschil
- gevorderde schade wegens onbehoorlijke oplevering
5.1. De gemachtigde van [A] heeft ter comparitie verklaard dat bij de vaststelling van de huurprijs rekening is gehouden met het bezwarende gebruik van het stuk weiland door [B]. Volgens [B] volgt uit die stelling dat de (vermeende) schade reeds in de huurprijs is verdisconteerd, zodat [A] geen schadevergoeding kan vorderen. De kantonrechter oordeelt hier anders over. Uit de aard van het overeengekomen gebruik volgt dat het weliswaar onmogelijk is om na afloop van de huur het perceel in exact dezelfde staat op te leveren, maar indien er inderdaad 10 tot 15 centimeter teveel (zwarte) grond is afgevoerd - hetgeen [A] stelt, maar wat [B] betwist - dan kan niet geoordeeld worden dat de gevorderde kosten in de huurprijs zijn verdisconteerd. Die schade is dan immers geen gevolg van de grondopslag als zodanig.
5.2. De kern van het geschil is of [B] het stuk weiland al dan niet naar behoren heeft opgeleverd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [B] niet (voldoende) weersproken dat het stuk weiland ongeveer 15 centimeter lager ligt dan het maaiveld van het aangrenzende perceel. Aan [B] kan worden toegegeven dat [D] (Grontmij Nederland B.V.) in zijn e-mail van 22 maart 2012 geschreven heeft dat "perceel [A] eveneens netjes [is] afgewerkt", maar uit de in 3.2 weergegeven e-mail van 23 mei 2012 blijkt dat deze waarneming nadien is bijgesteld. Hier zal dan ook bij de verdere beoordeling vanuit worden gegaan. Vervolgens dient te worden vastgesteld hoe het stuk weiland er bij aanvang van de (ver)huur bij lag. [B] heeft weersproken dat het stuk weiland toen ongeveer 10 tot 15 centimeter hoger lag, zodat de kantonrechter [A] zal opdragen om zijn stellingen op dit punt te bewijzen. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen.
- gevorderde vergoeding tot 20 januari 2012
5.3. Wat betreft de gevorderde vergoeding over de periode van 25 december tot 20 januari 2012 oordeelt de kantonrechter als volgt. [B] erkent dat partijen zijn overeengekomen dat de opgeslagen grond uiterlijk voor de kerstdagen 2011 zou zijn verwijderd. Vaststaat dat dit pas een maand later is gebeurd. Gesteld noch gebleken is dat [B] (of [C]) niet in staat was om deze grond tijdig te verwijderen. Het feit dat [C] en [A] in overleg zijn getreden over een alternatieve verwerking van de opgeslagen grond, maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de afspraak tussen partijen over de uiterste datum van grondopslag is komen te vervallen noch dat deze datum is verschoven. Over deze laatste maand is [B] dan ook nog een vergoeding aan [A] verschuldigd.
5.4. [A] heeft evenwel onvoldoende feiten gesteld waaruit volgt dat partijen een huurprijs van € 1.000,00 per maand zijn overeengekomen, mede gelet op de betwisting hiervan door [B]. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen. In plaats daarvan zal de kantonrechter vaststellen wat een redelijke vergoeding is. Weliswaar heeft [B] onweersproken gesteld dat de gebruikelijke huurprijzen voor grasland veel lager zijn dan de door [A] gevorderde vergoeding, maar uit de vaststaande feiten volgt dat [B] voor de vier maanden dat zij het stuk weiland tot dan toe in gebruik heeft gehad aanzienlijk meer aan [A] heeft voldaan. Bij de bepaling van de hoogte van de door [B] te betalen vergoeding zal de kantonrechter daarom uitgaan van de gemiddelde vergoeding per maand die [B] aan [A] heeft betaald, zodat te zijner tijd bij eindvonnis een bedrag van
(€ 3.000 gedeeld door 4 =) € 750,00 zal worden toegewezen.
5.5. Over dit bedrag zal de wettelijke rente worden toegewezen, nu er in dit geval geen sprake is van een betaling op grond van een handelsovereenkomst die niet tijdig plaatsvindt
- op welke situatie artikel 6:119a BW betrekking heeft - maar van een verplichting tot schadevergoeding. De kantonrechter zal in plaats daarvan de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW toewijzen. Nu [B] niet weersproken heeft dat [A] haar op 23 april 2012 in gebreke heeft gesteld en betaling binnen de gestelde termijn van veertien dagen is uitgebleven, zal de rente vanaf 8 mei 2012 worden toegewezen.
- gevorderde vergoeding vanaf 20 januari 2012
5.6. De gemachtigde van [A] heeft ter comparitie desgevraagd verklaard dat het [A] erom gaat dat het stuk weiland in behoorlijke staat wordt gebracht en dat [A] dit zelf wil bewerkstelligen. De vordering zoals weergegeven onder 3.1 sub b neemt echter tot uitgangspunt dat [B] alsnog zelf voor een behoorlijke oplevering zorg dient te dragen. [B] voert daarom terecht aan dat de vorderingen tegenstrijdig zijn, maar omdat [B] zich voldoende heeft kunnen verweren tegen alle vorderingen van [A] leidt zulks niet tot niet-ontvankelijkheid. Wel zal de kantonrechter de gevorderde vergoeding vanaf 20 januari 2012 afwijzen, aangezien [B] het stuk weiland sindsdien niet meer voor grondopslag in gebruik heeft gehad en er hooguit - afhankelijk van de bewijslevering door [A] - sprake kan zijn van een onbehoorlijke oplevering. Voor een vergoeding wegens een te late oplevering na 20 januari 2012 is daarnaast geen ruimte. Deze vordering zal dan ook te zijner tijd bij eindvonnis worden afgewezen.
Afrondend
5.7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden in afwachting van de bewijslevering door [A] als bedoeld in 5.2.

Beslissing

6.De kantonrechter:
6.1. laat [A] toe tot het bewijs dat het stuk weiland bij aanvang van de verhuur aan [B] ongeveer 10 tot 15 centimeter hoger lag dan bij het einde van de verhuur;
6.2. bepaalt indien [A] dit bewijs wenst te leveren door middel van het doen horen van getuigen, dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Gerechtsgebouw te Leeuwarden, Zaailand 102, voor mr. M. Sanna, kantonrechter;
6.3. verwijst de zaak naar de rol van
6 maart 2013voor uitlating aan de zijde van [A]:
. of hij van de gelegenheid tot bewijslevering door getuigen gebruik zal maken;
. zo ja, hoeveel getuigen hij zal voorbrengen, en
aan de zijde van beide partijen:
c. welke verhinderdata
beide partijenin dat geval hebben voor de periode van 6 weken na genoemde roldatum, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden bepaald, dan wel zal worden voortgeprocedeerd;
6.4. bepaalt dat [A], indien hij het bewijs niet (enkel) door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, [A] dit uiterlijk ter rolzitting van
6 maart 2013aan rechtbank en aan de wederpartij moet opgeven;
6.5. bepaalt dat beide partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. M. Sanna, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 292
mlz 133