vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
zaaknummer / rolnummer: 120392 / HA ZA 12-179
Vonnis van 16 januari 2013
de naamloze vennootschap
FR HOLDING N.V.,
gevestigd te Zwanenburg,
eiseres,
advocaat: mr. M. Koudstaal te Haarlem,
[A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. E.H. Elgersma te Steenwijk, die zich heeft onttrokken.
Partijen zullen hierna FR Holding en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondeling vonnis van 15 augustus 2012;
- de akte houdende overlegging producties van FR Holding;
- de aanvullende akte houdende overlegging producties van FR Holding;
- de akte houdende overlegging producties van [A];
- het proces-verbaal van comparitie van 13 september 2012;
- de akte uitlating tevens akte houdende vermeerdering/aanvulling van eis tevens akte houdende producties van FR Holding.
1.2. Bij brief van 24 september 2012 heeft FR Holding enkele opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie. [A] heeft bij brief van 8 oktober 2012 gereageerd op de brief van FR Holding en op zijn beurt een opmerking gemaakt omtrent het proces-verbaal. De door partijen voorgestelde wijzigingen zal de rechtbank afwijzen, nu de rechtbank niet is gebleken dat het zou gaan om kennelijke verschrijvingen of vergissingen en de rechtbank ook overigens niet is gebleken dat het proces-verbaal ter zake niet juist is. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, zelfs als de rechtbank de van de zijde van partijen voorgestelde wijzigingen zou overnemen, zulks niet tot een ander dan onderstaand oordeel zou hebben geleid.
1.3. Ter rolle van 31 oktober 2012 heeft mr. Elgersma zich onttrokken wegens een mogelijk tegenstrijdig belang. Nadat daartoe door de rolrechter gelegenheid is verschaft heeft zich voor [A] geen nieuwe advocaat gesteld, zodat [A] geen proceshandelingen meer kan verrichten.
1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.5. De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van deze datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
2. De feiten
2.1. FR Holding heeft in 2003 twaalf zeilbootjes, type "Splash", met toebehoren (zeilen type Splash en Flash en trailers) aangeschaft voor promotionele doeleinden. De betreffende bootjes hebben een herkenbare gele kleur en zijn voorzien van een bootnummer.
2.2. Vanaf 2007 zijn deze bootjes, bij wege van vriendendienst, kosteloos opgeslagen in een loods in [plaats loods], die werd gehuurd door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] Jachtwerf De Polle B.V. (hierna: Jachtwerf De Polle), van welke vennootschap [A] bestuurder was.
2.3. In april 2009 heeft [A] twee Splashes van FR Holding verkocht, waarbij op naam van Jachtwerf De Polle een rekening is opgemaakt voor een bedrag van EUR 4.400,00 inclusief BTW, gedateerd 9 april 2009. [A] heeft niet aan de koper medegedeeld dat deze twee boten eigendom waren van FR Holding. [A] heeft vervolgens een derde Splash van FR Holding verkocht, waarbij eveneens op naam van Jachtwerf De Polle een factuur voor een bedrag van EUR 2.450,00 is opgemaakt, gedateerd 17 april 2009. [A] heeft op enig moment ook een vierde Splash van FR Holding verkocht aan een derde. De opbrengst van de verkochte Splashes is niet aan FR Holding afgedragen.
2.4. Jachtwerf De Polle is op 3 oktober 2009, op verzoek van de verhuurder van de loods, in staat van faillissement verklaard.
2.5. Voorafgaand aan het faillissement heeft de verhuurder [A] verzocht om de loods leeg te halen. [A] heeft daarop de resterende Splashes in een vrachtwagen geladen en de bootjes op enig moment overgebracht naar de locatie van Vinea Shipping B.V. (hierna: Vinea) te Sneek.
2.6. Bij brief van 21 juni 2010 heeft FR Holding [A] gesommeerd om haar binnen vijf dagen te berichten waar zij de resterende tien bootjes kon ophalen en haar te bevestigen dat de opbrengst van twee verkochte bootjes naar de derdenrekening van haar advocaat was overgemaakt. [A] heeft op deze brief niet gereageerd.
2.7. De curator van Jachtwerf De Polle heeft bij brief van 19 september 2012 aan FR Holding bevestigd dat hij de activa van Jachtwerf De Polle, waaronder vier geelgekleurde bootjes, heeft verkocht aan de besloten vennootschap Splash Boats International B.V., alsmede dat deze bootjes zich ten tijde van de verkoop bij Vinea bevonden.
3. De vordering
3.1. FR Holding vordert, na wijziging eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [A] veroordeelt om aan FR Holding te voldoen de door haar geleden schade ten bedrage van EUR 40.588,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede om [A] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. FR Holding voert daartoe - samengevat - het volgende aan. FR Holding heeft [A] in 2008/2009 twaalf bootjes, drie trailers en twaalf gele zeilen uitgeleend om ingezet te worden bij wedstrijden. Ondanks herhaalde verzoeken heeft [A] nagelaten om de bootjes, met toebehoren, te retourneren. In augustus 2009 heeft [A] aan FR Holding medegedeeld dat hij, vanwege persoonlijke financiële problemen, twee van de bootjes heeft verkocht. Vanwege de jarenlange vriendschap tussen de directeur van FR Holding en [A] heeft FR Holding geen aangifte van verduistering gedaan jegens [A] en heeft FR Holding een terugbetalingsregeling getroffen met [A]. [A] is die regeling niet nagekomen.
3.3. Verder heeft [A], ondanks sommaties, nagelaten mede te delen wat er met de overige bootjes is gebeurd. [A] pleegt wanprestatie, danwel handelt onrechtmatig jegens FR Holding, door de bootjes, met toebehoren, niet terug te geven aan FR Holding, danwel doordat hij zich in een zodanige positie heeft gemanoeuvreerd dat hij de bootjes niet terug kan geven, aldus FR Holding. FR Holding vordert de hieruit voortvloeiende schade.
3.4. Voor zover [A] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Jachtwerf De Polle heeft gehandeld heeft [A] volgens FR Holding als bestuurder onrechtmatig gehandeld omdat hem persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
3.5. [A] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling
4.1. Op basis van de feiten en omstandigheden als door partijen aangevoerd kwalificeert de rechtbank het kosteloos stallen van de bootjes van FR Holding in de loods te [plaats loods] als een overeenkomst van bewaarneming in de zin van art. 7:600 BW. De bewaarnemer heeft de verplichting om de zaken die hem door de bewaargever zijn toevertrouwd te bewaren, daarbij de zorg in acht te nemen die van een goed bewaarder verlangd mag worden, alsmede om de zaken op verzoek weer terug te geven aan de bewaargever.
4.2. Contactpersoon van de zijde van de bewaarnemer was steeds [A]. Partijen verschillen van mening over de vraag in welke hoedanigheid [A] daarbij handelde. Volgens [A] handelde hij als bestuurder van Jachtwerf De Polle. Volgens FR Holding handelde [A] in privé, maar ook in het geval [A] namens Jachtwerf De Polle handelde, handhaaft FR Holding haar vordering jegens [A]. De rechtbank oordeelt dat de vraag wie als bewaarnemer optrad - [A] of Jachtwerf De Polle - bij de beoordeling van de vordering van FR Holding in het midden kan blijven, waartoe zij het volgende overweegt.
4.3. [A] heeft voor wat betreft de vier Splashes die zijn verkocht ter comparitie tot zijn verweer aangevoerd dat deze op verzoek van FR Holding door Jachtwerf De Polle zijn verkocht. FR Holding heeft in reactie op dit verweer ontkend dat zij [A] of Jachtwerf De Polle opdracht heeft gegeven tot verkoop. FR Holding heeft daarbij gewezen op het feit dat het verweer van [A] niet strookt met de door [A] in het geding gebrachte verkoopfacturen op naam van Jachtwerf De Polle. Immers, FR Holding is BTW-plichtig, waardoor door haar bij verkoop BTW in rekening dient te worden gebracht. In geval er door FR Holding opdracht tot verkoop zou zijn gegeven dan had FR Holding aan [A] of Jachtwerf De Polle een ondertekend inkoopdocument verschaft. Zo'n document ontbreekt, aldus FR Holding. Tegenover deze gemotiveerde stelling van FR Holding heeft [A] zijn verweer dat FR Holding opdracht tot verkoop van de bootjes zou hebben gegeven, niet nader onderbouwd. Dit verweer zal door de rechtbank, als onvoldoende onderbouwd, worden afgewezen.
4.4. Voor wat betreft de overige acht Splashes heeft [A] ter comparitie verklaard dat het stallen van die bootjes bij Vinea is geschied in opdracht van de nieuwe eigenaren van de Splash organisatie, de heren [X] en [Y], en dat hij daarbij aan hen heeft verteld dat de bootjes toebehoorden aan FR Holding. In reactie daarop hebben [X] en [Y] volgens [A] gezegd dat zij dat met de curator zouden regelen en dat [A] zich er verder buiten moest houden, hetgeen hij ook heeft gedaan. [A] heeft ter comparitie tevens verklaard dat hij over deze gang van zaken geen contact heeft gehad met FR Holding, dat hij ook niet heeft nagevraagd bij [X] en [Y] welke afspraken zij met de curator hebben gemaakt, alsmede dat hij de curator niet heeft medegedeeld dat de bootjes die hij naar Vinea had gebracht geen eigendom van Jachtwerf De Polle waren.
4.5. In reactie op dit verweer heeft FR Holding allereerst aangegeven dat zij pas voor het eerst ter gelegenheid van de comparitie heeft vernomen dat [A] acht van de twaalf Splashes zou hebben ondergebracht bij Vinea in Sneek. Na het verkrijgen van deze informatie heeft zij getracht de bootjes terug te halen, althans antwoord te krijgen op de vraag of de bootjes daar nog steeds aanwezig zijn, maar zij is daarin niet geslaagd. Voorts heeft FR Holding gewezen op de brief van de curator van 19 september 2012 waarin deze aangeeft dat [A] hem heeft medegedeeld dat de vier geelkleurige boten die de curator heeft verkocht aan Splash Boats International B.V. tot de failliete boedel van Jachtwerf De Polle behoorden. Tevens heeft FR Holding gewezen op een uittreksel uit het handelsregister van Splash Boats International B.V. waaruit blijkt dat [X] en [Y] bestuurder zijn van die vennootschap, alsmede dat die vennootschap op hetzelfde adres is gevestigd als Vinea.
4.6. De rechtbank overweegt dat daarmee vast staat dat [A] - handelend in privé dan wel als bestuurder van Jachtwerf De Polle - de verplichting om de toevertrouwde zaken te bewaren, daaraan de nodige zorg te besteden en de zaken desgevraagd terug te geven aan de bewaargever, heeft geschonden door het zonder toestemming van FR Holding verkopen van vier van de aan FR Holding toebehorende bootjes, alsmede door zijn medewerking te verlenen aan het buiten medeweten van FR Holding verplaatsen van acht Splashes naar een andere locatie en het vervolgens geen enkele zorg meer besteden aan de bootjes.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat, als [A] wordt gevolgd in zijn verweer dat hij bij al deze handelingen steeds heeft gehandeld namens Jachtwerf De Polle, [A] daarbij zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit oordeelt baseert de rechtbank op het feit dat [A] - alsdan handelend als bestuurder van Jachtwerf De Polle - wetende dat de bootjes aan FR Holding toebehoorden, zonder medeweten van FR Holding en zonder dat de opbrengst aan FR Holding is afgedragen, vier aan FR Holding toebehorende bootjes heeft verkocht en geleverd. [A] heeft het daarmee willens en wetens voor Jachtwerf De Polle als bewaarnemer onmogelijk gemaakt om aan haar teruggave verplichting te voldoen, hetgeen als een ernstig verwijt is aan te merken. Tevens is sprake van ernstig verwijtbaar handelen doordat [A] - in strijd met art. 7:603 lid 2 BW - zonder medeweten van FR Holding de resterende bootjes heeft verplaatst, vervolgens bij het onderbrengen van de bootjes bij Vinea daaraan geen verdere zorg meer heeft besteed en tot slot de curator niet, dan wel onjuist, heeft geïnformeerd over de vraag wie eigenaar was van de bootjes. Aldus heeft [A] er willens en wetens aan bijgedragen dat ook de overige aan FR Holding toebehorende eigendommen, die aan Jachtwerf De Polle in bewaring waren gegeven, door Jachtwerf De Polle niet meer, conform haar verplichting als bewaarnemer, aan FR Holding konden worden teruggegeven. [A] heeft daarmee als bestuurder van Jachtwerf De Polle onrechtmatig jegens FR Holding gehandeld, ten gevolge waarvan hij gehouden is de daaruit voor FR Holding voortvloeiende schade te vergoeden. Dit oordeel geldt evenzeer indien uitgangspunt zou zijn dat [A] niet namens Jachtwerf De Polle maar pro se heeft gehandeld.
4.8. Nu de vordering van FR Holding jegens [A] op deze grond zal worden toegewezen, kan hetgeen FR Holding overigens ter onderbouwing van haar vordering heeft aangevoerd, onbesproken blijven.
4.9. FR Holding heeft haar schade onbetwist en gespecificeerd gesteld op een bedrag van EUR 40.588,90, zodat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2010 zal eveneens worden toegewezen, nu [A] de verschuldigdheid daarvan niet (inhoudelijk) heeft betwist.
4.10. [A] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van FR Holding worden vastgesteld op:
- explootkosten EUR 83,17
- vast recht EUR 1.789,00
- salaris advocaat EUR 2.235,00 (2,5 punt in tarief IV)
totaal EUR 4.107,17.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [A] om aan FR Holding te voldoen de door haar geleden schade ten bedrage van EUR 40.588,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt [A] in de kosten van het geding, aan de zijde van FR Holding tot op heden in totaal vastgesteld op EUR 4.107,17;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2013.?