ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ2360

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C-19-97648 - KG ZA 13-30
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.H.J. Lennaerts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op staking door werkgever tegen vakbond FNV

In deze zaak vorderde de werkgever, Kabel Bedrijven Draka Nederland B.V., dat de FNV Bondgenoten zou worden verboden een staking te organiseren. De werkgever betwistte de noodzaak van de aangekondigde reorganisatie, terwijl de FNV het stakingsrecht als een grondrecht voor het collectief van werknemers verdedigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een belangenconflict dat niet als een geschil over een recht kon worden gekwalificeerd. De vredesplicht was in deze situatie niet van toepassing, en de FNV had voldoende gecommuniceerd over haar standpunt. De rechter concludeerde dat de FNV recht had op stakingsacties, aangezien de werkgever niet had voldaan aan de eisen van overleg en informatievoorziening die in de CAO waren vastgelegd. De vorderingen van de werkgever werden afgewezen, en deze werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukte het belang van het stakingsrecht als een fundamenteel recht voor werknemers in een collectieve context.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/97648 / KG ZA 13-30
Vonnis in kort geding van 19 februari 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KABEL BEDRIJVEN DRAKA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres,
advocaat mr. E.W. Kingma te Leeuwarden,
tegen
de vereniging
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.P. Boot te Utrecht.
Partijen zullen hierna Draka en FNV genoemd worden.
1. Procesverloop
1.1. Op mondelinge aanvraag van 19 februari 2013 en met vrijwillige verschijning op grond van een conceptdagvaarding, heeft de voorzieningenrechter zitting gehouden op 19 februari 2013 in het kort geding tussen Draka en de FNV.
Verschenen zijn:
de [naam] vestigingsdirecteur van Draka;
mr. Kingma voornoemd;
de [naam], bestuurder van de FNV;
mr. Boot voornoemd.
Partijen hebben hun standpunt bepleit. Zij hebben inlichtingen verstrekt aan de voorzieningenrechter.
1.2. De voorzieningenrechter wijst het volgende vonnis, waarvan de hoofdlijnen en de beslissing direct na afloop van de mondelinge behandeling zijn uitgesproken.
2. De vorderingen
2.1. Draka vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de FNV beveelt om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van iedere oproep aan haar leden tot het houden van werkstakingen, - onderbrekingen en/of andere acties, waardoor de normale gang van de arbeid bij eiseres wordt of kan worden verstoord;
2. de FNV beveelt om binnen drie uur na het wijzen van vonnis haar leden te informeren over dit bevel en haar leven te instrueren tot het naleven van dit bevel;
3. aan het bevel een dwangsom te verbindt van € 100.000,- voor elk handelen of nalaten dat strijdig is met het bevel;
4. de FNV veroordeelt in de proceskosten;
5. althans een zondanige voorziening treft als de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht.
3. De beoordeling
3.1. Draka is onderdeel van de Prysmian Group, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in Milaan.
Draka heeft een fabrieksvestiging in Emmen. In die vestiging worden kabels en aanverwante producten gemaakt. Degenen die direct de productie verzorgen, worden in die fabriek aangeduid als blue collars direct. Dat betreft uitsluitend degenen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op dit moment omvat deze groep volgens Draka ongeveer 135 personen en volgens de FNV 128 personen.
Dit is de stand na een reorganisatie waarbij 7 arbeidsplaatsen zijn geschrapt. De FNV heeft onweersproken gesteld dat Draka toen de CAO-regel heeft geschonden dat voorafgaand aan een dergelijke reorganisatie de FNV, waarvan 80% van de direct blue collars lid is, uitgenodigd had moeten worden voor overleg over het voornemen tot reorganiseren en de andere onderwerpen die in het derde lid van artikel 10.6 van de CAO Metalelektro staan genoemd.
3.2. In 2012 is een tweede reorganisatie voorgenomen. Draka heeft de FNV uitgenodigd en er is een gesprek gevoerd op 22 november 2012. De dag daarna heeft Draka het personeel bijeengeroepen in de kantine. Draka heeft toen, aan de hand van vertoonde sheets, meegedeeld dat er een reorganisatie zou plaatsvinden. Dit is als volgt verwoord op de sheets: 'een verdere afbouw van uren noodzakelijk van ca. 42.000 uren t.o.v. 2012 ... geen uitzendkrachten in 2013 (ca. 14.000 uren), reductie van ca. 14-16 fte's Blue Collars afhankelijk van verdere (markt)omstandigheden (ca. 28.000 uren).'
Deze presentatie heeft tot grote onrust onder het personeel geleid.
3.3. Op 26 november 2012 heeft Draka de OR advies gevraagd.
In de adviesaanvraag neemt Draka tot uitgangspunt dat de 42.000 uren in hun geheel moeten worden afgebouwd en dat dit alleen maar kan door voor 28.000 vast personeel te ontslaan. Acht ontslagen per 1 februari 2013 en zeven ontslagen per 1 mei 2013.
3.4. Eveneens op 26 november 2012 heeft de FNV een bijeenkomst gehouden met haar leden.
Op 27 november 2012 heeft de FNV Draka aangeschreven met de mededeling dat Draka is doorgegaan met de uitvoering van haar voornemen terwijl er nog geen overleg met de bonden was geweest en terwijl er nog geen advies was gevraagd aan de OR. Meegedeeld is ook dat de inzet van de FNV is 'behoud van de werkgelegenheid en het helpen voorkomen van gedwongen ontslagen '. Meegedeeld is verder 'onze leden hebben hierbij de opdracht gegeven om er alles aan te doen om u zover te krijgen dat we over uw voornemen in overleg geraken. Voorafgaand aan een adviestraject met de ondernemingsraad behoren we hierover in overleg te gaan op initiatief van werkgever.
Bij de vorige reorganisatie bij Emmen waarbij 7 arbeidsplaatsen gemoeid waren heeft er ook geen overleg plaatsgevonden tussen u en FNV Bondgenoten. Wij hebben bij onze kennismaking aangegeven dat we in de toekomst dit overleg niet weer aan ons voorbij laten gaan. Nu moeten we constateren dat Draka Prysmian ons wederom niet voor overleg heeft uitgenodigd en de informatie aangereikt zoals in de cao is omschreven.'
Dit is gevolgd door een sommatie om de CAO na te leven door in overleg te treden en om geen uitvoering te geven aan de plannen totdat er overleg is geweest. Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om een vordering tot nakoming van deze verplichting in te dienen bij de kantonrechter.
3.5. Op 17 december 2012 is er een gesprek gevoerd tussen Draka en de FNV. Draka heeft zich toen op het standpunt gesteld dat de concerndirectie in Milaan geen alternatieven wil bespreken en dat er bespaard moet worden op de kosten door gedwongen ontslagen. Volgens de FNV heeft het gesprek nog geen tien minuten geduurd.
De FNV heeft vervolgens haar leden geraadpleegd. De leden hebben aangegeven de opstelling van de directie onacceptabel te vinden. Besloten is om af te wachten wat de uitkomst zou zijn van het onderzoek dat de OR, met bijstand van een externe adviseur, had ingesteld naar alternatieven om tot kostenbesparing in Emmen te komen.
3.6. Op 11 februari 2013 heeft de OR geadviseerd om de in het advies verwoorde maatregelen te nemen om tot een betere benutting van de capaciteit van de fabriek, en daarmee kostenbesparing, te komen. Dat er iets moet gebeuren staat voor de OR buiten kijf. De OR wijst er wel op dat na het reeds gerealiseerde vertrek van alle uitzendkrachten de productie op 97% draait, terwijl moet worden overgewerkt en het nauwelijks mogelijk is om snipperdagen op te nemen.
3.7. De FNV heeft op diezelfde dag bij brief een ultimatum aan Draka gesteld. De FNV verenigt zich met de maatregelen die de OR voorstelt en laat weten 'dat er thans een onoverbrugbaar verschil in wederzijdse standpunten bestaat en we zijn uitonderhandeld'.
De FNV heeft drie eisen gesteld waaraan moet worden voldaan om de bij die brief aangezegde staking af te wenden. De eisen strekken er toe dat Draka per direct in overleg treedt met de bond over 'nut en noodzaak van de bezuinigingsdoelstellingen' en dat Draka de aankondiging van gedwongen ontslagen intrekt. Draka dient deze eisen vóór 18 februari 18.00 uur in te willigen.
3.8. Bij schrijven van 18 februari 2013 heeft Draka gereageerd op dit ultimatum. Gesteld is dat er in het gesprek van 17 december 2012 geen rol was weggelegd voor de FNV omdat er al een sociaal plan is voor reorganisaties en dat over de reorganisatie met de OR wordt gesproken.
De status van de reorganisatie is, aldus Draka, dat alleen nog de wijze van uitvoering ter discussie staat en dat de aangekondigde staking dit doorkruist en als een onaangename verrassing komt. De mededeling dat er gedwongen ontslagen vallen wil Draka 'vooralsnog' intrekken. De FNV wordt uitgenodigd 'gezamenlijk de reorganisatie verder vorm te geven'.
3.9. Ter zitting heeft Draka, in aansluiting op de dagvaarding, bevestigd dat de reorganisatie doorgang vindt. Draka heeft verder onder meer meegedeeld dat zij wel met de FNV wil overleggen: 'de bereidheid heeft om met de FNV te spreken'.
3.10. De voorzieningenrechter overweegt als volgt over de aan de vorderingen van Draka en over de daaraan ten grondslag gelegde rechtsgronden.
3.11. De eerste vordering is zo ruim geformuleerd dat toewijzing van die vordering er op neer zou komen dat de werknemers van Draka Emmen in het geheel geen stakingsrecht meer zouden hebben, in die zin dat het collectief waarin zij zijn georganiseerd (de FNV) dit niet mag organiseren; zonder hetwelk de staking niet zal plaatsvinden. De vordering is immers niet beperkt tot de aangekondigde staking van de werknemers en is evenmin beperkt in de tijd.
Deze vordering wordt afgewezen. Aan de orde is daarmee de vordering die inhoudt dat de voorzieningenrechter een voorziening treft die geraden voorkomt. Daarbij is die vordering, gelet op de aanleiding tot het instellen van de vordering en op het debat tussen partijen ter zitting van 19 februari 2013, beperkt tot de bij het schrijven van de FNV van 11 februari 2013 aangekondigde staking die daarna is aangezegd voor 20 februari 2013, aanvangend met de ochtendploeg van 07.30 uur.
3.12. In de eerste plaats stelt Draka dat de FNV niet het stakingsrecht toekomt dat in het vierde lid van artikel 6 van het ESH is geconstitueerd. Draka meent dat er geen sprake is van een belangengeschil dat door collectief onderhandelen zou kunnen worden opgelost omdat er in wezen sprake van is dat de FNV opnieuw wil onderhandelen over het reeds met de FNV overeengekomen sociaal plan en omdat de FNV over de uitvoering van de reorganisatie bij de rechter kan procederen.
In de tweede plaats stelt Draka dat niet voldaan wordt aan het vereiste van het vierde lid dat het stakingsrecht niet een verplichting uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomst in de weg mag staan. Er is sprake van een vredesplicht.
De FNV heeft deze opvattingen bestreden.
3.13. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat niet bedoeld is te stellen dat de FNV zelf een stakingsrecht heeft maar dat dit recht toekomt aan het collectief van werknemers dat in die vorm is georganiseerd en dat aldus valt onder de omschrijving in het vierde lid van artikel 6 ESH. De voorzieningenrechter zal hierna in die zin de FNV zien.
3.14. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Draka er aan voorbij ziet dat de FNV van meet af aan kenbaar heeft gemaakt dat zij niet overtuigd is van de noodzaak om te reorganiseren in de zin als voorgenomen door Draka; namelijk in de eerste plaats door het aantal arbeidsovereenkomsten terug te brengen en in de tweede plaats door daarbij niet van tafel te halen dat zij voornemens is dit te doen door personeel te ontslaan. De enkele bereidheid om voor enige tijd de aankondiging van die ontslagen in te trekken, is met dit laatste niet gelijk te stellen.
Daardoor en door vast te houden aan de reorganisatie, is niet voldaan aan de eisen die de FNV stelt en die er toe strekken het belang van haar leden bij het behoud van alle banen te behartigen. Daarmee is er sprake van een belangenconflict, dat naar zijn aard niet een geschil is over een recht. Het staat Draka en de FNV vrij dit conflict, dat betrekking heeft op de belangen van de Blue Collars, op te lossen door een overeenkomst te sluiten.
De stelling van Draka dat de FNV niettemin onrechtmatig handelt omdat zij de vredesplicht schendt waartoe zij zich bij CAO heeft verplicht, slaag niet omdat, zoals de FNV terecht stelt, hier sprake is van een situatie waarin die plicht niet geldt. De FNV verzet zich tegen het besluit tot reorganisatie, terwijl sprake is van een ingrijpende reorganisatie.
3.15. Aldus is voldaan aan de bewoordingen van het vierde lid van artikel 6 ESH, hetgeen tot gevolg heeft dat de werknemers, verenigd in de FNV, in dit conflict het stakingsrecht toekomt als voorzien in deze rechtstreeks werkende bepaling van verdragsrecht.
Op dit stakingsrecht is niet bij wet een beperking aangebracht. Nederland heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel G van het ESH op dit punt biedt.
De beperkingen die voor de uitoefening van dit recht in het onderhavige geval mogelijk gelden, worden door de rechter aangelegd bij de uitleg van artikel 6 ESH (HR 28 januari 2000, JAR 2000/63).
De vraag is daarmee of de voorzieningenrechter in de omstandigheden zoals deze zich thans voordoen, en aansluitend bij eerder geformuleerde beperkingen (onder meer in HR 21 maart 1997, NJ 1997, 437), een reden aanwezig acht om de uitoefening van het stakingsrecht onrechtmatig te achten en bijgevolg de FNV te verbieden de effectuering hiervan te organiseren.
3.16. Vooropgesteld wordt dat het stakingsrecht een fundamenteel recht is dat door de wetgever is toegekend aan een collectief van werknemers om tegenwicht te kunnen bieden aan het gewicht dat de werkgever heeft. Tegengewicht leidt daarbij tot gevolgen en die gevolgen op zichzelf zijn in het onderhavige geval financieel van aard. Enig ander belang van derden dat door de staking zou worden geraakt, is niet gesteld en in die zin kan geen sprake zijn van een onrechtmatig handelen. Dat Draka zelf schade lijdt is inherent aan het inzetten van het stakingsmiddel (HR 28 januari 2000, JAR 2000/63). Gelet op de terughoudendheid van de rechterlijke toets die hieruit voortvloeit, ziet de rechter in de verwachte omvang van de schade geen grondslag om de staking onrechtmatig te achten.
3.17. Draka stelt verder dat de staking niet is ingezet als ultimum remedium aangezien de staking voorbarig is, omdat er nog geen duidelijkheid is over aard en inhoud en over de uitvoering van de door de OR aangedragen alternatieven. Draka wil onder het personeel polsen of er bereidheid is om met een financiële regeling af te vloeien en of daar voldoende budget voor is. Het enige dat vast staat is dat er maatregelen moeten worden genomen om structurele overcapaciteit en daarmee gepaard gaande verliezen te beperken. Daarover wil Draka nog in overleg met de FNV.
De FNV bestrijdt deze stelling en wijst er op dat Draka juist niet wilde spreken over alternatieven omdat er al een sociaal plan ligt en omdat overleg over de reorganisatie met de OR wordt gevoerd, waaronder de wijze waarop personeel moet afvloeien. Het gaat, zo moest Draka duidelijk zijn, niet over de wijze van personeelsvermindering, maar om nut en noodzaak daarvan. Die staat voor de FNV niet vast, gezien ook de andersluidende bevindingen van (de deskundige van) de OR. De inzet is behoud van werkgelegenheid.
3.18. De voorzieningenrechter kan in de voorliggende omstandigheden niet zien dat de staking voorbarig is en dat deze voor Draka als een verrassing komt. Draka heeft aanstonds na de mededeling aan de FNV over de voorgenomen reorganisatie, het hele personeel meegedeeld dat er gereorganiseerd wordt en dat daarbij, naast het niet meer inzetten van uitzendkrachten, 14 tot 16 personen moeten afvloeien.
Daarbij is geen voorbehoud gemaakt in die zin dat er nog slechts sprake is van een voorlopige visie, terwijl Draka tot op heden vasthoudt aan het voornemen tot reorganisatie in voormelde zin. Slechts over de wijze waarop wordt afgevloeid is met haar te spreken. Tot zeer recent bovendien uitsluitend met de OR, terwijl de FNV werd voorgehouden dat zij haar rol al had gespeeld bij het afsluiten van het sociaal plan.
Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid was het niet onaanvaardbaar dat de FNV deze gang van zaken zag als een breekpunt dat, tenzij een andere houding werd ingenomen, op 18 februari 2013 om 18.00 een feit zou zijn. Daarbij geldt dat er dan bijna drie maanden verstreken zijn sinds de aankondiging van de reorganisatie.
De voorzieningenrechter komt verder tot het oordeel dat de FNV, in aansluiting op haar eerdere mededelingen, bij de brief van 11 februari 2013 voldoende duidelijk heeft gemaakt waar het breekpunt betrekking op heeft en dat de reactie van Draka hierop (de brief van 18 februari 2013) door de FNV redelijkerwijs mocht worden opgevat als een vasthouden aan het standpunt dat er gereorganiseerd wordt. Dat dit nog steeds het voornemen is, is ter zitting door Draka bevestigd. Of Draka zelf voldoende heeft beseft wat de inzet was, is echter de vraag. Nog ter zitting stelt zij dat de FNV steeds de noodzaak van een reorganisatie heeft onderschreven (pleitnota onder 3.3). Dit is niet te rijmen met de feitelijke gang van zaken als hiervoor beschreven.
3.19. Ten slotte zij vermeld dat de FNV een eigen rol heeft en dat alle beperkingen die Draka afleidt uit de rol van de OR, onder meer door te stellen dat er nog geen besluit is genomen op het advies van de OR, daardoor doel missen.
3.20. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er een stakingsrecht is op grond van het vierde lid van artikel 6 ESH en dat dit zich er tegen verzet dat enige vordering van Draka wordt toegewezen.
3.21. Draka zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van FNV worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.405,00
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. wijst de vorderingen af,
2. veroordeelt Draka in de proceskosten, aan de zijde van FNV tot op heden begroot op € 1.405,00,
3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.J. Lennaerts en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2013.?