ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ3271

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
19/910690-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een echtscheidingszaak met betrekking tot omgangsregeling

In deze zaak heeft de politierechter op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de verdachte, een moeder, werd beschuldigd van het onttrekken van haar twee minderjarige kinderen aan de wettelijk vastgestelde omgangsregeling met hun vader. De zaak kwam voort uit een langdurige echtscheidingsstrijd tussen de verdachte en haar gewezen echtgenoot, waarbij de politierechter constateerde dat de onderlinge onmin tussen de ouders ten koste ging van het welzijn van de kinderen. Ondanks eerdere uitspraken van de rechtbank Assen en het gerechtshof Leeuwarden, weigerden de ouders om de beslissingen van deze rechtscolleges op te volgen, wat leidde tot frustratie van de omgangsregeling.

De politierechter benadrukte dat de wetgever heeft aangegeven dat civielrechtelijke dwangmaatregelen de voorkeur hebben in dergelijke situaties, en dat strafrechtelijke vervolging pas aan de orde is in uiterste gevallen. De politierechter concludeerde dat het tenlastegelegde feit, zoals omschreven in artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht, niet van toepassing was, omdat er nog civielrechtelijke mogelijkheden waren om de omgangsregeling af te dwingen. Hierdoor werd de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in de vervolging.

Daarnaast werd de benadeelde partij, in dit geval de vader, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De politierechter besloot dat de kosten voor zowel de benadeelde partij als de verdachte voor eigen rekening kwamen. Deze uitspraak onderstreept het belang van het welzijn van de kinderen en de rol van civielrechtelijke maatregelen in echtscheidingsgeschillen.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19/910690-12
schriftelijk vonnis van de politierechter d.d. 5 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 februari 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J. Dam-de Haan, adovcaat te Emmen.
Tenlastelegging
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 augustus 2012 tot en met 1 oktober 2012 te Emmen en/of Barger-Compascuum, althans te Nederland, opzettelijk twee minderjarigen, te weten [minderjarigen], heeft onttrokken aan het wettig over genoemde minderjarige(n) gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige(n) uitoefende, immers heeft verdachte met dat opzet die [minderjarigen] in strijd met de omgangsregeling zoals vastegelegd in de beschikking van de rechtbank Assen d.d. 2 september 2009 en/of de beschikking van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 18 september 2012 ) niet aan/bij [vader] (die mede het ouderlijk gezag heeft) meegegeven/gebracht.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. E. Hoekstra, acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de politierechter als volgt zal beslissen: twee maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren en toewijzing van de civiele vordering tot een bedrag van € 1000,--, tevens in de vorm van een schadever-goedingsmaatregel met een vervangende hechtenis van twintig dagen, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het meer gevorderde.
De voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De politierechter krijgt op basis van het procesdossier de indruk dat de onderlinge echtscheidingsstrijd tussen verdachte en haar gewezen echtgenoot [gewezen echtgenoot] en de bestaande onmin tussen beiden, ten koste gaat van het uitvoeren van de vastgestelde omgangsregeling en daarmee het welbevinden van hun kinderen. De politierechter begrijpt niet dat zij -ondanks weloverwogen uitspraken van de rechtbank Assen en het gerechtshof Leeuwarden- geen gevolg willen geven aan een soepele uitvoering van de beslissingen van die rechtscolleges en in het belang van hun kinderen hun strijdbijl niet begraven. In dit verband kan de politierechter zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte verschillende acties heeft ondernomen om de vastgestelde omgangsregeling te frustreren.
De vraag die dan rijst is of de omgangsregeling die is vastgesteld, door [vader] kan worden afgedwongen bij de strafrechter.
Naar het oordeel van de politierechter is dat niet het geval.
Immers, bij de totstandkoming van de Wet bevordering ouderschap en zorgvuldige scheiding heeft de Minister van Justitie -kort gezegd- aangegeven dat er, om nakoming van de omgangsregeling af te dwingen, een uitgebreid scala aan civielrechtelijke dwangmaatregelen voorhanden is, en dat de strafrechter pas in het uiterste geval in beeld dient te komen.
Ook in de Memorie van Antwoord aan de leden van de Eerste Kamer wordt -zakelijk weergegeven- benadrukt dat de civielrechtelijke dwangmaatregelen in gevallen als onderhavige dienen te worden aangewend. Een aparte strafbaarstelling is voor een situatie waarin een ouder medewerking aan de omgangsregeling weigert niet opgenomen
Uit het hiervoor vermelde komt naar het oordeel van de politierechter naar voren dat de wetgever het aangewezen acht dat in geschillen in het kader van de vastgestelde omgangsregeling -waarbij het belang van het kind voorop staat en de problematiek vaak gevoelig en genuanceerd ligt- het vooreerst tot de plicht van de ouders behoort om deze geschillen op te lossen en dat het aan de civiele rechter is om het frustreren van de vastgestelde omgangsregeling door één van beide ouders tegen te gaan en indien nodig af te dwingen.
De politierechter is dan ook van oordeel dat het in deze zaak tenlastegelegde artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht niet bedoeld is voor situaties als de onderhavige, waarin er nog civielrechtelijke dwangmaatregelen kunnen worden toegepast.
Dit leidt tot de conclusie dat de officier van justitie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
Benadeelde partij
Nu aan de verdachte niet enige straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De beslissing van de politierechter
De politierechter verklaart
- de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging;
- de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, politierechter, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter op 5 maart 2013.