RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummers: 18/670466-12 en 18/650294-11 (gevoegd ter terechtzitting)
raadsman: mr. A. Allersma
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in de P.I. HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10 te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 oktober 2012 (politierechter), 10 januari 2013 (politierechter) en 4 februari 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
in de gemeente Groningen,
op of omstreeks 21 oktober 2012,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [slachtoffer 1], zijnde zijn levensgezel,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1] (die toen zwanger was)
meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht en/of ongecontroleerd)
tegen haar buik en/of tegen haar benen en/of tegen het hoofd en/of elders
tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
in de gemeente Groningen,
op of omstreeks 21 oktober 2012,
opzettelijk mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer 1],
zijnde zijn levensgezel, (die toen zwanger was),
meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht en/of ongecontroleerd)
tegen haar buik en/of tegen haar benen en/of tegen het hoofd en/of elders
tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij
in de gemeente Groningen,
op of omstreeks 21 oktober 2012,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een scooter voorzien van het kenteken [kenteken], een mobiele telefoon en een
bankpas, althans een of meer dier goederen, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte.
hij,
op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van juni 2010 tot en met 26 november 2010,
in de gemeente Groningen,
(telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),
bij de keel heeft gepakt en/of tegen een kast heeft geduwd/gegooid en/of
die [slachtoffer 2] met stoel en al heeft omgegooid/geduwd, waardoor/waarbij die
[slachtoffer 2] op de grond is gevallen, althans gevallen en/of
met een glas in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, waarbij die
[slachtoffer 2] door dat glas en/of glasschreven is getroffen en/of
die [slachtoffer 2] tegen een boekenplank heeft geduwd/gegooid, in elk geval
meermalen, althans eenmaal, fysiek geweld op die [slachtoffer 2] heeft
uitgeoefend,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(gevoegd parketnummer 650935-11)
hij,
op of omstreeks 2 november 2011,
te Groningen,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), heeft
geschopt en/of geslagen ,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder parketnummer 18/670466-12 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat de aangifte wordt ondersteund door de verklaring van haar vader, de medische verklaring en de relatering van verbalisanten. Verdachte heeft bij de politie en de rechter-commissaris steeds verklaard dat hij het zich niet meer kon herinneren, waarschijnlijk door de vele drank die hij die dag en nacht had genuttigd, en ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zeker weet het niet te hebben gedaan. Dat is ongeloofwaardig. Het uitoefenen van fors geweld op een zwangere vrouw kan zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Met betrekking tot de diefstal heeft de officier van justitie aangevoerd dat deze kan worden bewezen ten aanzien van de bankpas en de telefoon van aangeefster. Ten aanzien van de scooter kan het zo zijn dat verdachte ook al eerder van die scooter gebruik maakte met toestemming van aangeefster. Van dat onderdeel moet verdachte worden vrijgesproken.
Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat verdachte bij de politie heeft bekend dat hij aangeefster een schop tegen het scheenbeen heeft gegeven. Zijn verklaring ter zitting daarover is ongeloofwaardig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/670466-12 ten laste gelegde. De verklaringen van aangeefster en verdachte staan tegenover elkaar en het is onvoldoende om enkel op basis van de aangifte en de foto's van het letsel tot een bewezenverklaring te komen. Het bewijs moet uit meerdere bronnen komen. Van diefstal was geen sprake. Verdachte heeft per ongeluk de bankpas en de telefoon van aangeefster meegenomen omdat die van hem er veel op lijken. Voor wat betreft de scooter geldt eveneens dat vrijspraak moet volgen.
De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte van het overgrote deel van het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft slechts bekend dat hij een glas in de richting van aangeefster heeft gegooid. Het dichtknijpen van de keel heeft hij ontkend, bovendien staat niet in de aangifte dat aangeefster pijn had. Over het omgooien van de stoel heeft verdachte een andere lezing dan aangeefster. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde had verdachte geen opzet op het toebrengen van letsel bij aangeefster. Het is niet onvoorstelbaar dat aangeefster net op het moment dat verdachte schopte haar been buiten de bank hing. Van de mishandeling moet verdachte daarom worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat de ten laste gelegde diefstal van een scooter, telefoon en bankpas niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Weliswaar is uit de aangifte op te maken dat de bankpas, telefoon en scooter door verdachte zijn weggenomen, hetgeen ook niet door verdachte wordt ontkend, maar uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij de scooter altijd zonder toestemming aan aangeefster te hoeven vragen, gebruikte, en de telefoon en bankpas zou hij hebben verward met die van zichzelf door de gelijkenis. Deze verklaring kan niet worden weerlegd door enig ander bewijsmiddel, zodat het er voor moet worden gehouden dat verdachte de goederen niet heeft weggenomen met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van diefstal.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte met fotobijlagen d.d. 23 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 11 van dossier nummer PL01KF 2012106542 d.d. 31 oktober 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Ik ken [verdachte] sinds januari 2012. Ik ben 22 weken geleden zwanger van hem geraakt. Ik heb sinds drie weken een relatie met [verdachte]. Vanmorgen, omstreeks 5:30 uur, kwam [verdachte] bij mijn woning. Ik zag en rook dat hij onder invloed van alcohol was. Nadat hij in de woning was, kregen we ruzie. Ik vroeg of hij weg wilde gaan. Hij zei dat ik mijn kankerbek moest houden. [verdachte] kwam vervolgens uit bed en heeft mij meerdere malen geslagen, wel meer dan tien keer. Hij sloeg met zijn vuisten. Ik voelde dat hij mij vooral op mijn hoofd raakte. Hij heeft mij ook in mijn buik geraakt. Hij heeft mij één à twee keer in mijn buik gestompt. Hij heeft mij ook wel een keer of vijf geschopt tegen mijn linkerbeen en in mijn gezicht. Als gevolg daarvan voelde ik pijn. Op een gegeven moment stopte hij en ging hij weer in bed liggen. Ik heb toen mijn vader gebeld. Mijn vader adviseerde de politie te bellen. Op dat moment kwam [verdachte] de kamer in. Hij was boos omdat ik volgens hem de politie had gebeld. Hij begon weer te slaan en schoppen. Hij deed dit met zijn vuisten en raakte mij vooral op mijn hoofd. Uiteindelijk sleurde hij mij van de bank. Vermoedelijk ben ik toen buiten bewustzijn geraakt. Ik ben zondagmiddag naar de huisartsenpost gegaan en verwezen naar het UMCG.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 21 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 24 van voornoemd dossier in combinatie met een proces-verbaal d.d. 23 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verbalisanten werden op zondag 21 oktober 2012 om 9:30 uur gezonden naar de [adres] te Groningen alwaar een slachtoffer zat van huiselijk geweld. Bleek dat aangeefster [slachtoffer 1] in haar woning aan de [adres] te Groningen tussen 5:30 uur en 7:00 uur was mishandeld door haar vriend. Verbalisanten zagen dat aangeefster de volgende verwondingen had:
- een bloedlip
- meerdere blauwe plekken op haar linkerbeen
- bulten op achterhoofd
- wondje achter linkeroor.
Hiervan zijn door verbalisant foto's gemaakt, deze zijn bij de aangifte gevoegd.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 21 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [betrokkene], zakelijk weergegeven:
Ik werd vanmorgen rond 7 uur door mijn dochter [slachtoffer 1] gebeld. Ik vroeg wat er aan de hand was en ze zei dat [verdachte], haar vriend, niet weg wilde gaan. Ik heb tegen haar gezegd dat ze de politie moest bellen. Het zat me toch niet lekker en ik heb me aangekleed en ik ben naar haar toe gereden. Ik kwam binnen en vanuit de hal riep ik haar naam. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] vanuit haar slaapkamer tegen me zei: "Papa, kun je even komen?" Dit deed ik. Ik zag dat [slachtoffer 1] in foetushouding op haar bed lag. Ze zei dat ze niet meer kon staan of zitten. Ze was aan het huilen en behoorlijk in de war. Ik zag bloed bij haar mond. Met moeite heb ik [slachtoffer 1] van haar bed kunnen krijgen. Ik heb haar met de auto meegenomen naar ons huis aan de [adres]. Ik zag dat [slachtoffer 1] krom liep tijdens het lopen, ze hinkelde ook wat met haar been.
Een medische verklaring van [naam huisarts], huisarts, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: [slachtoffer 1], [adres] te Groningen.
Ontvangen op 21 oktober 2012 om 11:31 uur.
Consult:
Subjectief: vanmorgen tussen 6 en 7 uur geslagen en geschopt door haar vriend, op het hele lichaam geraakt. Is 22 weken zwanger. Veel trekkende pijn in de nek. Op het hoofd 2 pijnlijke bulten. Pijn aan het linkeroor. Pijnlijke lippen. Pijnlijke linkerbovenbeen en knie.
Objectief: flexie/extensie en rotaties van de nek zijn allen zeer beperkt en pijnlijk; drukpijn op de rug; kloppijn op de thoracale wervelkolom; hematoom rechteronderarm en abdomen; drukpijn in de onderbuik; hematoom linkerbovenbeen laterale zijde; hematoom linkeronderbeen laterale zijde; flexie/extensie in de linkerknie is pijnlijk en beperkt.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 22 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik woon op het adres [adres], daar woont ook [slachtoffer 1]. Ik heb een relatie met haar en zij is zwanger van mij. Zaterdagmiddag 20 oktober 2012 ben ik naar de stad gegaan. Tussen 4:00 en 6:00 uur zondagnacht ben ik naar huis gegaan. Ik had veel gedronken, maar weet niet meer hoeveel. Ik weet nog dat ik op bed kroop en dat we ruzie kregen. Ik kan me niets herinneren van dat ik haar mishandeld zou hebben. Ik kan me nog herinneren dat ze zei dat ik op de bank moest gaan liggen of weg moest. De reden dat ik niet meer zoveel weet is waarschijnlijk de hoeveelheid alcohol die ik had gedronken.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 30 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 34 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik weet niet wat er is gebeurd. Ik was al vanaf drie uur 's middags aan het drinken en heb geen avondeten gehad. Ik heb eerst bier en later mixdrankjes gedronken. Ik denk dat ik wel 10 of 20 glazen heb gedronken.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 24 oktober 2012, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, afgelegd ten overstaand van de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven:
Ik weet echt niet meer wat er is gebeurd. Ik wou dat ik wist wat ik precies heb gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangeefster getracht heeft zwaar te mishandelen. De mishandeling vond plaats in de nacht/vroege ochtend van zondag 21 oktober 2012. De verklaring van aangeefster dat zij is mishandeld door verdachte, wordt ondersteund door de verklaring van de vader van aangeefster, die haar kort na de mishandeling op bed liggend aantreft terwijl zij bloed aan haar mond heeft en zich niet goed kan bewegen door de pijn. Korte tijd later zien ook verbalisanten aangeefster en ook zij beschrijven verschillende verwondingen die passen bij de beschrijving van aangeefster over de mishandeling. Van de verwondingen zijn door de politie foto's gemaakt en aangeefster is nog diezelfde ochtend gezien door een arts die letsel beschrijft dat ook weer past bij het verhaal van aangeefster. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij veel had gedronken en hij kan zich enkel nog herinneren dat hij die ochtend thuis kwam en dat hij ruzie kreeg met aangeefster en dat aangeefster hem toen verzocht op de bank te gaan slapen of het huis te verlaten en dat hij toen op de scooter naar zijn zus is gegaan. Van een mishandeling kan hij zich niets herinneren. Hij concludeert zelf dat dit waarschijnlijk komt door de grote hoeveelheid alcohol die hij had gedronken. Ook op 24 en 30 oktober 2012, wanneer verdachte opnieuw wordt gehoord, weet hij het zich niet te herinneren. De verklaring van verdachte ter zitting afgelegd, inhoudende dat hij nu wel degelijk zeker weet dat hij aangeefster niet heeft mishandeld die ochtend, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande, ongeloofwaardig.
Door het stompen in de buik van een 22 weken zwangere vrouw, alsmede het met de vuisten op het hoofd slaan, kan zwaar lichamelijk letsel worden veroorzaakt. Het is niet aan verdachte te danken dat het letsel in ernst beperkt is gebleven. Verdachte had met zijn handelen dan ook voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte met fotobijlagen d.d. 29 november 2010, opgenomen vanaf pagina 15 van dossier nummer PL01KE 2010116491 d.d. 10 maart 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
De eerste keer dat [verdachte] geweld tegen mij gebruikte was volgens mij in juni of juli 2010. Wij kregen woorden over mijn mobiele telefoon die hij niet terug wilde geven. Ik ben op bed gaan zitten. [verdachte] is toen boven op mij gaan zitten en legde zijn hand om mijn keel. Hij heeft niet geprobeerd om mij te wurgen maar hij drukte wel zo hard dat ik niet overeind kon komen. Ik schrok hier heel erg van en toen kreeg ik een hyperventilatie aanval.
Volgens mij in de tweede week van september 2010 kregen wij woorden over het feit dat hij zich niet aan zijn afspraken hield. Ik trok na de woordenwisseling [verdachte] zijn badjas aan. Ik ben toen op de bureaustoel in de studeerkamer gaan zitten. [verdachte] zag mij daar zitten en ik zag dat hij heel boos op mij af kwam lopen. Ik voelde dat hij mij aan de achterzijde vastpakte bij de badjas en ik zag dat hij de bureaustoel ook vastpakte aan de zijkant. Ik voelde toen dat ik met stoel en al werd omgegooid. Ik werd de linkerkant opgegooid. Ik kwam met mijn hoofd tegen de inbouwkast aan. Mijn linkerbovenbeen kwam door de klap tegen de leuning van de stoel. Dit deed mij erg pijn. Ik heb daar weken lang een blauwe plek gehad.
De laatste keer dat ik door hem mishandeld ben was op vrijdag 26 november 2010 tussen 2.30 uur en 3.00 uur. [verdachte] stond in de slaapkamer en ik stond vlakbij de ingang naar de studeerkamer. Ik zag dat hij boos op mij was, ik hoorde hem schreeuwen tegen mij. Ik zag dat [verdachte] een glas pakte van het nachtkastje. Ik zag dat hij met zijn rechterhand en arm in mijn richting gooide. Hij gooide heel hard. Ik kon dit glas nog maar net ontwijken door achter de muur van de studeerkamer te gaan staan. Ik stond half achter de muur, mijn rechterarm zat nog in de deuropening. Het glas spatte kapot op de muur ofzo iets, vlak naast mij. Een van de rondvliegende glasscherven raakte mijn rechterarm. Ik voelde pijn aan mijn arm net boven mijn rechterelleboog. Ik zag dat er bloed uit mijn arm stroomde toen ik de rechtermouw omhoog deed. Ik zag een openstaande wond van ongeveer een centimeter doorsnee. Ik voelde pijn en zag bloed. [verdachte] wilde mij helpen maar ik wilde dat niet. [verdachte] werd hierdoor boos. Ik zag dat [verdachte] in de keuken weer op mij af kwam lopen en dat hij mij met kracht tegen de boekenplank aangooide. Hij pakte mij bij mijn schouders en smeet mij gewoon weg tegen de boekenplank. Ik voelde dat ik met mijn rechterbovenarm tegen de boekenplank aan werd gegooid. Ik voelde op dat moment pijn aan mijn rechterarm.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 9 maart 2011, opgenomen vanaf pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] is een ex van mij. Omdat ik gek werd van het geschreeuw van [slachtoffer 2] toen we rond een uur of 1:00 in de nacht na 25 november 2010 thuis kwamen heb ik een glas gepakt en naar [slachtoffer 2] gegooid. Dat glas kwam toen tegen de deur aan. Toen is er blijkbaar een stukje scherf langs haar rechterarm gekomen. Ik zag dat het bloedde. Toen wilde ik haar helpen en de wond schoonmaken. [slachtoffer 2] wilde niet dat ik haar hielp. Ik probeerde haar in de keuken zo vast te pakken dat het toch lukte. Volgens mij viel ze toen ofzo.
Op die avond met die telefoon is er een worsteling ontstaan. Toen is ze inderdaad op bed beland. Ik ben toen boven op haar gaan zitten. Ik heb haar tegengehouden om niet overeind te komen.
In september 2010 hebben we woorden gehad en is [slachtoffer 2] naar de studeerkamer gegaan. Ik had toen het kinderachtige idee om haar badjas af te pakken. Ik ben toen achter haar gaan staan en probeerde om die badjas af te pakken. Ik had niet door dat ze hem helemaal had dichtgeknoopt. Hierdoor kwam [slachtoffer 2] ten val op de grond met stoel en al.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft het gooien met het glas erkend en ook het grootste gedeelte van de gebeurtenissen omtrent het incident met de bureaustoel en het tegenhouden op bed. Daarmee is er op onderdelen overeenstemming tussen de verklaringen van aangeefster en verdachte. Op sommige onderdelen lopen de verklaringen uiteen. De rechtbank gaat op die punten uit van de verklaring van aangeefster, nu de rechtbank geen aanleiding heeft te twijfelen aan haar verklaring, temeer nu zij ter zitting haar verklaring onder ede op die punten nog eens in heldere bewoordingen heeft bevestigd. Verdachte zelf was bovendien onder invloed van alcohol en/of drugs.
Met betrekking tot het vastpakken van de keel overweegt de rechtbank dat verdachte heeft erkend dat hij aangeefster heeft tegengehouden terwijl hij op haar zat op bed. De rechtbank gaat er op basis van de aangifte van uit dat verdachte dit heeft gedaan door aangeefster bij de keel te pakken. Dit veroorzaakte bij aangeefster een aanval van hyperventilatie, hetgeen door de rechtbank wordt aangemerkt als een vorm van pijn, waarop verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet had.
Met betrekking tot het omgooien van de bureaustoel waarop aangeefster zat, overweegt de rechtbank dat verdachte met zijn handelingen, namelijk het van achteren vastpakken van aangeefster met het doel haar van de badjas die zij droeg te ontdoen op een zodanige wijze dat zij daardoor met stoel en al op de grond viel, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster daardoor pijn en/of letsel werd toegebracht.
Met betrekking tot het gooien tegen de boekenplank overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster in de keuken probeerde vast te pakken en dat aangeefster daarbij viel, hetgeen past bij de verklaring van aangeefster op dit punt, die zegt dat zij daarbij tegen de boekenplank terecht is gekomen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat aangeefster ten gevolge van het vastpakken van verdachte tegen de boekenplank aan is gekomen. Aangeefster heeft hiervan pijn geleden, waarop verdachte ook nu weer voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2011, opgenomen vanaf pagina 14 van dossier nummer PL01KE 2011109920 d.d. 4 november 2011, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Op woensdag 2 november 2011 zat ik op de bank en [verdachte] stond voor de bank. Op een gegeven moment schopt [verdachte] mij. Hij schopt mij met zijn rechterbeen en raakt mij op mijn rechterscheen. Dit deed heel erg pijn. Ik kon eerst niet eens staan. Ik heb ook een blauwe plek.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 november 2011, opgenomen vanaf pagina 7 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] zat op de bank en ze bleef maar doorgaan en ik heb haar toen een schop tegen haar scheenbeen gegeven.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte die hij ter zitting heeft afgelegd, inhoudende dat hij tegen de bank wilde schoppen, maar dat aangeefster op dat moment net haar been voor de bank deed, waardoor hij in plaats van de bank aangeefster raakte, ongeloofwaardig is. De rechtbank houdt verdachte daarom aan zijn verklaring afgelegd bij de politie zoals hierboven weergegeven. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/670466-12 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de gemeente Groningen, op 21 oktober 2012, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], zijnde zijn levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] (die toen zwanger was) meermalen telkens met kracht tegen haar buik en tegen haar benen en tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder parketnummer 18/670466-12 onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij, op verschillende tijdstippen in de periode van juni 2010 tot en met 26 november 2010,
in de gemeente Groningen, telkens opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), bij de keel heeft gepakt en die [slachtoffer 2] met stoel en al heeft omgegooid/geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen en met een glas in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, waarbij die [slachtoffer 2] door glasscherven is getroffen en die [slachtoffer 2] tegen een boekenplank heeft geduwd/gegooid, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op 2 november 2011, te Groningen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. poging tot zware mishandeling, terwijl het misdrijf is begaan tegen zijn levensgezel
1. mishandeling, meermalen gepleegd
2. mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/670466-12 onder 1 primair en 2 en onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte moet de bijzondere voorwaarde worden verbonden van reclasseringstoezicht met meldingsgebod en behandelverplichting bij de AFPN.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor een werkstraf van een zodanige omvang dat er na aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht nog een voorwaardelijk gedeelte overblijft waaraan de bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden zoals door de reclassering voorgesteld.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en het meermalen plegen van mishandeling. In alle gevallen betrof het slachtoffer een vrouw waarmee verdachte een relatie had. Het betreft ernstige feiten, waarbij vooral de poging tot zware mishandeling veel gewicht in de schaal legt, nu verdachte daarbij een 22-weken zwangere vrouw in haar buik heeft gestompt, hetgeen grote gevolgen had kunnen hebben. Het is niet aan verdachte te danken dat het letsel niet ernstiger is uitgevallen. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van de vrouwen. Voor dit soort feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf een passende sanctie. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder veroordeeld is voor mishandeling. Uit het rapport van de reclassering d.d. 6 november 2012 blijkt dat er sprake lijkt te zijn van drankmisbruik. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte zich voor zijn problematiek laat behandelen, gezien de directe samenhang die er lijkt te bestaan tussen drankmisbruik en het plegen van strafbare feiten. Daarom moet naar het oordeel van de rechtbank een groot voorwaardelijk strafgedeelte worden opgelegd met een lange proeftijd. De rechtbank acht het, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om hem te motiveren zijn behandeling tot een succes te maken, van belang om een groter voorwaardelijk strafgedeelte op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is echter ook van oordeel dat de feiten dusdanig ernstig zijn dat zij een gevangenisstraf die voor wat betreft het onvoorwaardelijk gedeelte korter uitvalt dan door de officier van justitie is geëist, niet passend is. De rechtbank komt daarom tot een langere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, waarvan een langer gedeelte in voorwaardelijke vorm zal worden opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij (met betrekking tot het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu er vier verschillende versies van de vordering zijn ingediend en blijkbaar onduidelijk is wat nu precies de schade is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 300,-- in zijn geheel. Immers is onduidelijk of de PTSS is ontstaan door het drugsverleden van aangeefster of door de mishandeling. Het is dus de vraag of er een rechtstreeks verband is tussen de ingeroepen psychologische hulp en het door verdachte gepleegd feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.352,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2010, bestaande uit € 1.352,08 aan materiële schade en € 1.000,-- aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank overweegt daarbij dat door de raadsman de opgevoerde materiële kosten onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. Voor wat betreft de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 1.000,-- toewijsbaar is.
Voor het meerdere is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering - mede gelet op het verweer van de raadsman - een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in het niet toewijsbare deel van de vordering niet worden ontvangen en kan zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2010, ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder parketnummer 18/670466-12 onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/670466-12 onder 1 primair en het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder parketnummer 18/670466-12 onder 1 primair en het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van drie jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich, na zijn invrijheidstelling, zo snel mogelijk meldt bij de Reclassering Nederland te Groningen en gedurende de proeftijd blijft melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (met betrekking tot het onder parketnummer 18/650294-11 onder 1 en 2 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Groningen, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.352,08 (zegge tweeduizenddriehonderdtweeënvijftig euro en acht cent).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.352,08 (zegge tweeduizenddriehonderdtweeënvijftig euro en acht cent) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.352,08 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, F. de Jong en
Th.A. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.