ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6337

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
19.810208-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuim in het doorgeven van wijzigingen in werk en inkomen met betrekking tot sociale voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk nalaten om tijdig de benodigde gegevens over zijn en zijn partner's werkzaamheden en inkomsten door te geven aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 juli 2008 tot en met 31 maart 2012 niet heeft gemeld dat hij en zijn partner werkzaamheden hebben verricht en inkomsten hebben ontvangen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze informatie van belang was voor de vaststelling van hun recht op een WWB-uitkering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het nalaten van de verdachte om deze gegevens door te geven, heeft geleid tot onterecht gebruik van sociale voorzieningen. De verdachte heeft erkend dat hij de ISD niet op de hoogte heeft gesteld van de wijzigingen in zijn situatie, maar voerde aan dat hij door taalproblemen niet op de hoogte was van zijn verplichtingen. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de verdachte een opleiding op HBO-niveau volgde en eerder advies had gekregen van een medewerker van de ISD. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met het blanco strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.810208-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 9 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op datum 1969,
wonende adres
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 26 maart 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M.T. van Daatselaar, advocaat te Hoogeveen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2008 tot en met 31 maart 2012 te gemeente Aa en Hunze, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de ISD (Intergemeentelijke Sociale Dienst voor de gemeente Aa- en Hunze, Assen en Tynaarlo), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming,
immers heeft hij, verdachte, aan die ISD in het geheel niet gemeld dat
- in voornoemde periode hij, verdachte, werkzaamheden (uit loondienst en/of kerkelijke werkzaamheden en/of in- en verkoop van auto's (handel) en/of bemiddeling bij autotransport en/of vanwege diens onderneming, te weten [naam onderneming] en/of vrijwilligerswerk) heeft verricht, althans meer werkzaamheden heeft verricht dan een aantal uren vrijwilligerswerk in de kerk (op zondag) en/of
- in de periode van 01 februari 2009 tot en met 31 maart 2012 zijn partner werkzaamheden (uit loondienst en/of kerkelijke werkzaamheden en/of verkoop van sierraden en/of haarstukjes en/of kleding) heeft verricht en/of
- in genoemde periode hij, verdachte en/of in de periode van 01 februari 2009 tot en met 31 maart 2012 zijn partner inkomsten (uit loondienst en/of kerkelijke werkzaamheden en/of diens onderneming en/of een uitkering of bijdrage van de Belastingdienst voor of vanwege kinderopvang) heeft ontvangen en/of
- hij in genoemde periode en/of zijn partner in de periode van 01 februari 2009 tot en met 31 maart 2012 giften (te weten contante stortingen van bedragen op (een) bankrekening(en) van hem en/of zijn partner) heeft ontvangen en/of het bezit (auto's), althans het vermogen van hem en/of zijn partner is toegenomen, althans gewijzigd, zulks terwijl dat (telkens) wel het geval was;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis;
* 3 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
*
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft begaan. Die bewijsmiddelen houden het volgende in:
[bewijsmiddelen overzicht]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat hij de wijzigingen in werkzaamheden en inkomsten van hemzelf en van zijn partner aan de ISD moest doorgegeven.
Het standpunt van de raadsman dat verdachte door onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en dat hem niet gewezen is op de plichten verbonden aan de uitkering en dat hij daardoor niet wist dat hij wijzigingen met betrekking tot (vrijwilligers)werk en inkomen moest doorgegeven wordt door de rechtbank verworpen.
Ten tijde van de aanvraag van de WWB-uitkering volgde verdachte een opleiding op HBO niveau, is verdachte bij de aanvraag van de uitkering geadviseerd door een medewerker van de ISD en is het vrijwilligerswerk in de kerk bij het heronderzoek opnieuw aan de orde geweest. Ook uit de vraagstelling op de aanvraagformulieren kon verdachte begrijpen dat gegevens omtrent werk en inkomen en derhalve wijzigingen daarin, van belang waren voor de duur en de hoogte van de bijstandsuitkering.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat wijzigingen in (vrijwilligers)werk en inkomen van hem en van zijn partner aan de ISD moesten worden doorgegeven. Door dat niet te doen heeft verdachte opzettelijk nagelaten tijdig de benodigde gegevens van hem en zijn partner aan de ISD te verstrekken die van invloed zouden kunnen zijn op de duur en hoogte van de uitkering.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 4 juli 2008 tot en met 31 maart 2012 te gemeente Aa en Hunze, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een WWB-uitkering via de ISD (Intergemeentelijke Sociale Dienst voor de gemeente Aa- en Hunze, Assen en Tynaarlo), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming,
immers heeft hij, verdachte, aan die ISD in het geheel niet gemeld dat
- in voornoemde periode hij, verdachte, werkzaamheden (uit loondienst en kerkelijke werkzaamheden en bemiddeling bij autotransport en vrijwilligerswerk) heeft verricht, en
- in de periode van 01 februari 2009 tot en met 31 maart 2012 zijn partner werkzaamheden (uit loondienst en kerkelijke werkzaamheden en verkoop van kleding) heeft verricht en
- in genoemde periode hij, verdachte en in de periode van 01 februari 2009 tot en met 31 maart 2012 zijn partner, inkomsten (uit loondienst en kerkelijke werkzaamheden en een uitkering of bijdrage van de Belastingdienst voor of vanwege kinderopvang) heeft/hebben ontvangen en
- hij in genoemde periode en zijn partner in de periode van 01 februari 2009 tot en met 31 maart 2012 het vermogen van hem en zijn partner is toegenomen,
zulks terwijl dat telkens wel het geval was;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. De in de bewijsmiddelen opgenomen andere geschriften zijn uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dit feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming,
strafbaar gesteld bij artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte heeft nagelaten de ISD op de hoogte te stellen van de wijzigingen werkzaamheden en inkomsten van hemzelf en zijn partner.
Door zo te handelen heeft verdachte ten onrechte gebruik gemaakt van sociale voorzieningen en dat valt verdachte aan te rekenen, te meer gelet op de periode waarin dat nalaten heeft plaatsgevonden. Ook valt verdachte aan te rekenen dat hij de ontvangen gemeenschapsgelden heeft aangewend om eigen financiële problemen op te lossen.
De officier van justitie heeft een straf geëist zoals hiervoor is aangegeven. De officier heeft de stelling van verdachte dat hij door taalproblemen niet op de hoogte was van het feit dat hij veranderingen in werk en inkomen moest doorgeven, als ongeloofwaardig ter zijde geschoven. De officier heeft daarbij verwezen naar het opleidingsniveau van verdachte.
De raadsman heeft primair tot vrijspraak van het tenlastegelegde geconcludeerd wegens het ontbreken van opzet. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de cultuurverschillen en taalbarrières hetgeen ook heeft bijgedragen aan het niet volledig op de hoogte zijn van de verplichtingen met betrekking tot het ontvangen van een uitkering.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het uitgebrachte rapport van de Reclassering Nederland.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 06 maart 2013 waaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval de straf geboden is zoals door de officier van justitie gevorderd.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* een taakstraf bestaande uit 180 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
* een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mr. M.A.A. van Capelle en mr. H.H.A. Fransen, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 9 april 2013.
Parketnummer: 19.810208-11
Uitspraak d.d.: 9 april 2013 4
vonnis