ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ7233

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18.930100-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf en deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 november 2012 in Klazienaveen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een auto, heeft zich zodanig onvoorzichtig gedragen dat hij een fietser, de heer [slachtoffer], heeft aangereden. Dit ongeval vond plaats op de kruising van de [straat A] en de [straat B]. De fietser raakte zwaar gewond en overleed op 20 november 2012 aan de gevolgen van zijn verwondingen, waaronder een nekfractuur en een bloeding tussen de hersenvliezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden tijdens het afslaan, waardoor hij de fietser niet tijdig heeft opgemerkt en een aanrijding heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, en heeft daarbij de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994 in acht genomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de verdediging, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930100-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 12 november 2012 te Klazienaveen, gemeente Emmen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto),
daarmede rijdende over de weg, de [straat A] zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door, zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
rijdende op de [straat A] en gekomen op de kruising van de [straat A] en de
[straat B] linksaf de [straat B] is ingereden en bij die
manoevre met het door hem bestuurde motorrijtuig (auto) onvoldoende rechts
heeft gehouden (de bocht heeft afgesneden), waarbij hij is op- of aangereden
tegen een hem in tegengestelde richting rijdende fietser (te weten [slachtoffer],
waardoor die fietser zwaar lichamelijk letsel (te weten nekfractuur,
sleutelbeenfractuur en/of bloeding tussen de hersenvliezen) heeft bekomen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] op 20 november 2012 is overleden;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 november 2012 te Klazienaveen, gemeente Emmen, als
bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de [straat A],
gekomen op de kruising van de [straat A] en de [straat B] linksaf de
[straat B] is ingereden en bij die manoevre met het door hem bestuurde
motorrijtuig (auto) onvoldoende rechts heeft gehouden (de bocht heeft
afgesneden), waarbij hij is op- of aangereden tegen een hem in tegengestelde
richting rijdende fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op
die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op
die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B. Looijestijn acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
* 6 maanden ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde feit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van verdachte, de sporen van het verkeersongeval en het onderzoek van de technische recherche een andere toedracht van de aanrijding kan blijken. De raadsvrouw stelt dat de fietser bij de kruising af wilde slaan waardoor verdachte kon menen dat deze verdachte passeerde, dat verdachte niet te hard heeft gereden en dat het botspunt van de fietser met de door verdachte bestuurde auto zodanig naar de eigen weghelft heeft gelegen dat geconstateerd kan worden dat verdachte normaal voorzichtig heeft gereden.
De rechtbank kan zich niet in de zienswijze van de raadsvrouw vinden. De rechtbank is op basis van het (sporen)onderzoek zoals dit blijkt uit het proces-verbaal Verkeersongeval Analyse van oordeel dat vaststaat dat de aanrijding heeft plaatsgevonden in de voor de fietser bestemde binnenbocht. Verdachte heeft daarbij te snel gereden en/of de fietser te laat bemerkt om een aanrijding met de in die bocht aanwezige fietser te kunnen voorkomen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Verbalisanten [namen verbalisanten] verklaren1: Op 12 november 2012 kregen wij kennis van een verkeersongeval op de [straat A] te Klazienaveen, gemeente Emmen. Verdachte kwam als bestuurder van een personenauto in botsing met fietser [slachtoffer]. [slachtoffer] is naar het ziekenhuis overgebracht en is aldaar op 20 november 2012 overleden.
Het verslag van de gemeentelijke lijkschouwer der gemeente Emmen houdt in: [slachtoffer] is op 12 november 2012 als fietser aangereden door een auto. Hij heeft daarbij een nekfractuur, sleutelbeenfractuur en een bloeding tussen de hersenvliezen opgelopen. In verband met de optredende verslechtering neurologisch (met epileptische aanvallen) en pre-existente forse dementie is besloten om niet te behandelen. [slachtoffer] is op 20 november 2012 overleden.
Verdachte verklaart2: Op 12 november 2012 reed ik als bestuurder van een personenauto over de rijbaan van de [straat A]. Gekomen bij de kruising van de [straat B] met de [straat A], wilde ik linksaf slaan. Ik zag van links een fietser aankomen. De fietser reed over de [straat B]. Op het moment dat ik linksaf sloeg, ging de fietser ook linksaf. Ik was de fietser toen al zo dicht genaderd dat ik er niet meer tegen kon remmen. Voordat ik er erg in had, lag hij op de motorkap. Ik zag nog dat hij met zijn hoofd de linker A-stijl van mijn auto raakte en daarna, op de grond, links naast mijn auto viel.
Het proces-verbaal Verkeersongeval Analyse waaruit kort weg blijkt3 dat de bestuurder van de fiets reed over de [straat B] en gaande in de richting van de kruising van wegen gevormd door de [straat B] met de [straat A]. De bestuurder van de auto reed over de [straat A] en gaande in de richting van de kruising van wegen gevormd door de [straat B] met de [straat A]. Bij deze kruising was deze bestuurder van de auto bezig linksaf te slaan en voornemens de [straat B] op te rijden in de richting van de [straat C]. Hij hield tijdens het naar links afslaan onvoldoende rechts en botste tegen de bestuurder van de fiets die zich op dat moment op het weggedeelte bevond welk weggedeelte - gezien vanuit de optiek van de bestuurder van de auto - gold voor het tegemoet komend verkeer.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 november 2012 te Klazienaveen, gemeente Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de [straat A] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, rijdende op de [straat A] en gekomen op de kruising van de [straat A] en de [straat B] linksaf de [straat B] is ingereden en bij die manoeuvre met het door hem bestuurde motorrijtuig (auto) de bocht heeft afgesneden, waarbij hij is aangereden tegen een hem in tegengestelde richting rijdende fietser (te weten [slachtoffer]), waardoor die fietser zwaar lichamelijk letsel (te weten nekfractuur, sleutelbeenfractuur en bloeding tussen de hersenvliezen) heeft bekomen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] op 20 november 2012 is overleden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het primair bewezen geachte levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verdachte heeft met zijn auto met een te hoge snelheid op een weg een bocht afgesneden, waardoor hij is aangereden tegen een hem uit tegengestelde richting tegemoetkomende fiets bestuurd door het slachtoffer de heer [slachtoffer]. Ten gevolge van deze aanrijding heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel bekomen waaraan hij enige weken later is overleden.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met voormelde eis van de officier van justitie, hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting is verklaard en de oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
Deze oriëntatiepunten gaan bij een verkeersongeval met de dood tot gevolg, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout, uit van twee maanden gevangenisstraf en één jaar ontzegging van de rijbevoegdheid.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval, mede gelet op het feit dat verdachte first offender is, dat een werkstraf en een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur recht doen aan het strafbare feit.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf maanden, waarvan een deel groot zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. M.A.A. van Capelle en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 april 2013.
1 op pagina 2ev van het proces-verbaal nummer: PL032V 2012080898 (het PV)
2 op pagina 7ev van het PV
3 op pagina 5 van het proces-verbaal Verkeersongeval Analyse, nummer: 1211120945.1150
??
??
??
??
Parketnummer: 18/930100-13
Uitspraak d.d.: 16 april 2013 6
vonnis