ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ7238

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18.930048-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke werkstraf voor ontuchtige handelingen met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met geweld. De verdachte werd ervan beschuldigd in augustus 2010, in [plaatsnaam], [slachtoffer] te hebben gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen. De tenlastelegging omvatte het betasten van de borsten en billen van het slachtoffer, waarbij gebruik werd gemaakt van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft geschonden door haar vast te pakken en haar te dwingen tot het dulden van deze handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zoals strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het bewezen feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en de rechtbank oordeelde dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van tachtig uren, met een proeftijd van twee jaren, passend was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot deze taakstraf, met de bepaling dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen kan worden opgelegd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930048-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1935 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 05 april 2013.
De verdachte is niet verschenen. Als raadsman van de verdachte was ter terechtzitting aanwezig mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden. Deze is door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigd om namens de verdachte de verdediging te voeren.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij in of omstreeks de maand augustus 2010 te [plaatsnaam]], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (mermalen) betasten
van de borsten en/of de schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een kast heeft geduwd en/of
- die ontuchtige handeling(en) onverwachts bij die [slachtoffer] heeft gepleegd en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- die ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd ondanks het door die [slachtoffer]
geboden verbaal en/of fysiek verzet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de maand augustus 2010 te [plaatsnaam]], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een kast heeft geduwd en/of
- naar de borsten en/of de schaamstreek en/of de billen van die [slachtoffer]
heeft gegrepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: tachtig uren werkstraf subsidiair veertig dagen hechtenis, waarvan veertig uren subsidiair twintig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer]1 verklaart dat verdachte in augustus 2010 bij haar thuis in [plaatsnaam]] kwam. Opeens pakte hij haar beet en greep haar van boven en van onderen. Ze zei: stop hiermee, niet doen maar hij bleef doorgaan. Hij voelde aan haar borsten en het is hem gelukt om een hand op haar billen te leggen.
Verdachte verklaart2 dat hij bij aangeefster kwam. Zij liep de kamer in met de kamerjas los. Hij zag haar borsten en heeft ze vastgepakt met beide handen. Dat wilde ze niet. Toen hij probeerde haar van onderen te pakken begon ze zich te verweren.
Nadere bewijsmotivering
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte heeft getracht aangeefster op diverse plaatsen van haar lichaam te betasten. Volgens aangeefster zou het betasten echter niet gelukt zijn. Volgens haar heeft verdachte wel zijn hand op de blote bil van aangeefster gelegd, hetgeen echter door verdachte wordt ontkend. De raadsman acht daarmee het primair tenlastegelegde dan ook niet bewezen.
De rechtbank acht de feitelijke aanranding wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte dat hij de borsten van aangeefster met beide handen heeft vastgepakt en heeft geprobeerd haar van onderen te pakken en de verklaring van aangeefster dat verdachte aan haar borsten voelde en dat het hem is gelukt een hand op haar billen te leggen.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de maand augustus 2010 te [plaatsnaam]], door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten
van de borsten en de billen van die [slachtoffer] en bestaande feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- die ontuchtige handelingen onverwachts bij die [slachtoffer] heeft gepleegd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het primair bewezen geachte levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer door haar vast te pakken en haar te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Die handelingen bestonden uit het onverwachts betasten van de borsten en billen van het slachtoffer. Dit gebeurde in het huis van het slachtoffer; een plek waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Het feit heeft, zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, een grote impact gehad op het slachtoffer.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapportage en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatie d.d. 13 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een geheel voorwaardelijke taakstraf - in de vorm van een werkstraf - voor de duur van tachtig uren, recht doet aan het strafbare feit.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een geheel voorwaardelijke taakstraf bestaande uit tachtig uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. M.A.A. van Capelle en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 april 2013.
1 dossierpagina 9 en volgende
2 dossierpagina 27 en volgende
??
??
??
??
Parketnummer: 18/930048-13
Uitspraak d.d.: 16 april 2013 5
vonnis