RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling bestuursrecht
procedurenummer: AWB LEE 12/3239
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2013 in de zaak tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres (hierna: [X]),
gemachtigde: mr. G.H. van der Mei,
de Belastingdienst/Toeslagen,
verweerder (hierna: de Belastingdienst),
gemachtigde: D. Burghardt.
Bij besluit van 20 augustus 2012 (het primaire besluit) heeft de Belastingdienst de aanvraag zorgtoeslag van [X] voor het jaar 2011 afgewezen.
Bij besluit van 14 november 2012 (het bestreden besluit) heeft de Belastingdienst het bezwaar van [X] tegen het niet toekennen van zorgtoeslag over het jaar 2011 kennelijk ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [X] beroep aangetekend.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 12 maart 2013. [X] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Op 28 februari 2012 heeft [X] via internet een aanvraag voor zorgtoeslag voor het jaar 2011 naar de Belastingdienst gezonden. Tijdens telefonisch contact tussen [X] en de Belastingdienst in juli 2012 heeft de Belastingdienst te kennen gegeven de aanvraag niet te hebben ontvangen. Op 10 juli 2012 heeft [X] een gewijzigde aanvraag voor zorgtoeslag voor het jaar 2011 ingediend. Bij het primaire besluit is deze aanvraag afgewezen, omdat [X] de zorgtoeslag te laat zou hebben aangevraagd. Hoewel [X] ter zitting het bezwaarschrift niet kon produceren, zijn partijen het erover eens dat zij (tijdig) bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit, waarna de Belastingdienst het bestreden besluit heeft genomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
2.1. [X] wijst erop dat zij op 28 februari 2012 via internet de aanvraag voor zorgtoeslag voor het jaar 2011 heeft ingediend, waarna de Belastingdienst haar een elektronische ontvangstbevestiging heeft gestuurd. Ter zitting heeft zij te kennen gegeven dat het niet een ontvangstbevestiging, maar een verzendbevestiging betreft. [X] stelt dat de aanvraag dan ook tijdig is ingediend en daarom door de Belastingdienst in behandeling moet worden genomen.
2.2. De Belastingdienst is van mening dat uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) en de Memorie van Toelichting op die wet duidelijk blijkt dat een aanvraag zorgtoeslag voor het berekeningsjaar 2011 vóór 1 april 2012 moet worden ingediend. Van de in die wet genoemde uitzonderingsgronden is geen sprake. Het feit dat de eerste aanvraag door [X] succesvol is verzonden, houdt naar de mening van de Belastingdienst niet in dat die aanvraag ook daadwerkelijk door hem is ontvangen. De Belastingdienst stelt op 10 juli 2012 voor het eerst een aanvraag te hebben ontvangen.
3.1. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Awir kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst. Indien de belanghebbende is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt deze termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.
4.1. De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 15 van de Awir, dat voor het indienen van een aanvraag voor onder meer zorgtoeslag aansluit bij de termijn die wordt gesteld voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting, is dwingend geformuleerd. Dat de wetgever heeft beoogd daarmee te bewerkstelligen dat in het geval van een na afloop van de indieningstermijn ingediende aanvraag geen toeslag wordt toegekend, volgt ook uit de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp van de Awir (Kamerstukken II 2004/05, 29 764, nr. 3). Daarin staat immers: "De uiterlijke datum voor indiening van een aanvraag is 1 april volgend op het berekeningsjaar. Een na die datum ingediende aanvraag zal dan ook niet meer in behandeling worden genomen. Het karakter van inkomensafhankelijke tegemoetkomingen laat niet toe dat deze ook nog worden verleend als er een lange tijd is verstreken na het moment waarop de desbetreffende uitgaven zijn gedaan. De tegemoetkomingen worden immers juist gegeven omdat ervan wordt uitgegaan dat de belanghebbende de bewuste uitgaven niet zou kunnen doen zonder tegemoetkoming." De bepaling biedt de Belastingdienst dan ook geen ruimte om aanvragen, die na afloop van de indieningstermijn zijn binnengekomen, alsnog toe te wijzen.
4.2. Beoordeeld dient dus te worden of [X] haar aanvraag zorgtoeslag voor 2011 tijdig heeft ingediend. Tussen partijen is niet in geschil dat aan [X] geen uitstel was verleend voor het indienen van de aangifte Inkomstenbelasting over het jaar 2011, zodat de aanvraag zorgtoeslag over 2011 vóór 1 april 2012 moest worden ingediend. [X] stelt op 28 februari 2012 met gebruikmaking van haar DigiD-code via internet een aanvraag te hebben verzonden. Het gaat dan ook om een elektronische aanvraag als bedoeld in afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op grond van het tweede lid van artikel 2:17 van de Awb geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt. De Belastingdienst stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van [X] van 28 februari 2012 het systeem van de Belastingdienst niet heeft bereikt, zodat de aanvraag niet is ontvangen. Op grond van vaste jurisprudentie (onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 augustus 2011, LJN: BR7009) dienen de aan de elektronische verzendingen verbonden risico's voor rekening van de verzender te komen. Dit brengt mee dat, als de geadresseerde stelt dat het elektronisch verzonden stuk niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Ter onderbouwing van haar standpunt, dat zij de aanvraag aan de Belastingdienst heeft verzonden, heeft [X] een uitdraai van de aanvraag overgelegd. Op die aanvraag is vermeld: "Succesvol verzonden op 2012-02-28 12:04:30". Gelet hierop heeft [X] de verzending van de aanvraag in zodanige mate aannemelijk gemaakt, dat de Belastingdienst niet kan volstaan met de blote ontkenning de aanvraag te hebben ontvangen.
4.3. De Belastingdienst heeft ter zitting de procedure rond het verzenden en ontvangen van een aanvraag zorgtoeslag uiteengezet. Volgens de Belastingdienst dienen voor een aanvraag zorgtoeslag op de website de gegevens van de aanvrager te worden ingevuld, waarna deze moeten worden ondertekend met de DigiD-code. De gegevens worden vervolgens naar de DigiD-portal verzonden. De aanvrager dient dan opnieuw de DigiD-code in te voeren, waarna de portal de gegevens controleert. Wanneer de tweede invoer van de DigiD-code is geverifieerd, worden de gegevens doorgestuurd naar de desbetreffende instantie, in het onderhavige geval de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft opgemerkt dat de aanvraag pas dan wordt doorgestuurd als de DigiD-code voor de tweede keer wordt ingevoerd. Ter illustratie daarvan heeft de Belastingdienst gewezen op de uitdraai van de gegevens van de wél ontvangen aanvraag van 10 juli 2012 (gedingstuk 1.1 in het dossier), waarin afzonderlijke tijdstippen voor de verzending en voor de ontvangst van de aanvraag zijn vermeld. Deze twee tijdstippen corresponderen met het tweemaal invoeren van de DigiD-code, zo stelt de Belastingdienst. Na ontvangst van de aanvraag door de Belastingdienst, krijgt de aanvrager een ontvangstbevestiging. Nu [X] ter zitting heeft gesteld bij de aanvraag van 28 februari 2012 slechts eenmaal de code te hebben ingevoerd en zij geen ontvangstbevestiging heeft gekregen, heeft volgens de Belastingdienst geen verificatie en doorzending van de gegevens plaatsgevonden.
4.4. Gelet op deze uiteenzetting heeft de Belastingdienst op niet onaannemelijke wijze aangetoond dat de aanvraag zorgtoeslag van 28 februari 2012 van [X] niet is ontvangen. Nu [X] deze procedure onvoldoende heeft weersproken en zij slechts de verzendbevestiging en niet tevens een ontvangstbevestiging heeft overgelegd, is zij niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast ten aanzien van haar stelling dat de digitale aanvraag van 28 februari 2012 ook daadwerkelijk door de Belastingdienst is ontvangen. De (gewijzigde) aanvraag van 10 juli 2012 is derhalve de eerste door de Belastingdienst ontvangen aanvraag voor zorgtoeslag voor het jaar 2011. Nu deze aanvraag ruim na 1 april 2012 door de Belastingdienst is ontvangen, is de aanvraag te laat ingediend. De Belastingdienst heeft dan ook terecht beslist dat de aanvraag moet worden afgewezen, zodat het beroep ongegrond is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Huizenga als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2013.
w.g. J. Huizenga
w.g. P.G. Wijtsma
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.