ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9328

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
19.810207-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor uitkeringsfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van uitkeringsfraude. De verdachte, geboren in 1947 en woonachtig in Assen, heeft in de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 juli 2012 opzettelijk nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente Assen, terwijl zij daartoe verplicht was op grond van de Algemene Bijstandswet en de Wet Werk en Bijstand. Dit gedrag heeft geleid tot een bevoordeling van zichzelf, aangezien de verdachte samenwoonde met een man, wat zij niet heeft gemeld aan de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode meermalen in strijd met haar wettelijke verplichtingen heeft gehandeld.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk niet verstrekken van relevante informatie, wat van belang was voor de vaststelling van haar recht op uitkering. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn en dat de verdachte strafbaar is.

De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de aard van de feiten en de omstandigheden. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast tot een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bepaald dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is het resultaat van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.810207-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 03 mei 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1947 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 19 april 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 juli 2012, in de
gemeente Assen, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een haar bij of krachtens
de Algemene Bijstandswet en/of de Wet Werk en Bijstand, in elk geval
krachtens een wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk heeft
nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit
kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte
wist,
althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor
de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of
tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet
en/of de Wet Werk en Bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die
verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte toen en daar
opzettelijk nagelaten aan de gemeente Assen te vermelden dat verdachte
samenwoonde, althans een gezamenlijke huishouding voerde met een man, genaamd
[naam betrokkene];
Art 227b van het Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B. Looijestijn acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de verklaring van aangever [naam]1;
- de verklaring van verbalisant [naam]2;
- een overzicht van observaties3;
- een proces-verbaal van doorzoeking4;
- de verklaringen van [naam betrokkene]5;
- de verklaring van getuige [naam]6;
- de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 juli 2012, in de gemeente Assen, meermalen, telkens in strijd met een haar bij de Wet Werk en Bijstand opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit
kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking, te weten een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk nagelaten aan de gemeente Assen te vermelden dat verdachte een gezamenlijke huishouding voerde met een man, genaamd [naam betrokkene].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. De in de bewijsmiddelen opgenomen andere geschriften zijn uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de bewezen verklaarde periode overweegt de rechtbank dat de aanwezigheid van [betrokkene] in de woning van verdachte frequenter werd naarmate de zorg voor haar minderjarige kleinzoon toenam. De rechtbank acht bewezen dat uiteindelijk vanaf 1 juli 2006 sprake was van samenwoning in de zin van de Wet Werk en Bijstand.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
in strijd met een haar bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dit feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl zij wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 01 juli 2006 tot en met 31 juli 2012 nagelaten om aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) van de gemeente Assen te melden dat zij samenwoonde met haar (ex-)man. Verdachte was daartoe verplicht daar zij een uitkering genoot krachtens de Wet Werk en Bijstand (WWB).
Door aldus relevante gegevens aan de ISD te onthouden, heeft verdachte (de ISD van) de gemeente de mogelijkheid ontnomen om volledig inzicht te krijgen in feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van (de hoogte van) haar aanspraak op een uitkering.
De rechtbank houdt tevens rekening met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, het reclasseringsadvies, een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring en een lager benadelingsbedrag komt dan de officier van justitie en rekeninghoudend met de slechte gezondheid van verdachte, het afwezige gevaar van herhaling en de lopende terugbetalingsverplichting van de verdachte aan de gemeente zal de rechtbank een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, en mr. J.G. de Bock en
mr. M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 03 mei 2013.
1 op pagina 17/18 van het proces-verbaal van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa-en-Hunze, Assen en Tynaarlo (ISD), zaaknummer: 090108 (het PV)
2 op pagina 2ev van het PV
3 op pagina 185/186 van het PV
4 op pagina 190/192 van het PV
5 op pagina 208ev en 210 ev van het PV
6 op pagina 213 van het PV
??
??
??
??
Parketnummer: 19/810207-11
Uitspraak d.d.: 03 mei 2013 5
vonnis