ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9329

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
19.810234-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voordeel trekken uit uitkeringsfraude met werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1944, die in de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 juli 2012 voordeel heeft getrokken uit de bijstandsuitkering van zijn (ex-)vrouw. De verdachte heeft opzettelijk gebruik gemaakt van de woning en voorzieningen van zijn (ex-)vrouw, wetende dat deze uitkering niet correct was verkregen, omdat zij niet had doorgegeven dat zij samenwoonde met de verdachte. Dit heeft geleid tot een tenlastelegging op basis van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de verdachte meerdere keren opzettelijk uit de opbrengst van door misdrijf verkregen goed voordeel heeft getrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft bekend en zijn raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting, een reclasseringsadvies en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bepaald dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Daarnaast is er een vervangende hechtenis van 60 dagen opgelegd voor het geval de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.810234-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 03 mei 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] 1944 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 19 april 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 juli 2012, in de
gemeente Assen, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning [adres] en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas en/of
electriciteit, en althans opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd,
wetende dat de huur van die woning en/of de kosten van die voorziening(en)
(gas en/of elektriciteit) en/of eet-
en/of drinkwaren geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering
krachtens de Algemene Bijstandsweg en/of de Wet Werk en Bijstand, welke door
[naam betrokkene] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde -
door valsheid in geschrifte of door oplichting of door verduistering, in elk
geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens)
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel
getrokken;
art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B. Looijestijn acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de verklaring van aangever [naam]1;
- de verklaring van verbalisant [naam]2;
- een overzicht van observaties3;
- een proces-verbaal van doorzoeking4;
- de verklaring van [naam betrokkene]5;
- de verklaring van getuige [naam]6;
- de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 juli 2012, in de gemeente Assen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning [adres] en de in die woning aanwezige voorzieningen en opzettelijk eet- en drinkwaren heeft genuttigd,
wetende dat de huur van die woning en de kosten van die voorzieningen en eet- en drinkwaren werden betaald van een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand, welke door [naam betrokkene] - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde -
door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. De in de bewijsmiddelen opgenomen andere geschriften zijn uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de bewezen verklaarde periode overweegt de rechtbank dat de aanwezigheid van verdachte in de woning van [naam betrokkene] frequenter werd naarmate de zorg voor zijn minderjarige kleinzoon toenam. De rechtbank acht bewezen dat uiteindelijk vanaf 1 juli 2006 sprake was van samenwoning in de zin van de Wet Werk en Bijstand.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
Opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 01 juli 2006 tot en met 31 juli 2012 voordeel getrokken uit de door zijn (ex-)vrouw genoten bijstandsuitkering door onder andere gebruik te maken van haar woning en in die woning aanwezige voorzieningen. Verdachte wist dat zij niet aan de uitkeringsinstantie had doorgegeven dat zij samenwoonde met verdachte, hetgeen van invloed kon zijn op haar recht op dan wel de hoogte van de uitkering. Door deze (strafbare) keuze was verdachte in staat zijn eigen inkomen aan te wenden ten behoeve van zijn
(klein-)kinderen.
De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, een reclasseringsadvies, een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring en een lager benadelingsbedrag komt dan de officier van justitie en rekeninghoudend met de slechte gezondheid van verdachte en het afwezige gevaar van herhaling zal de rechtbank een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden duur. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de terugbetalingsverplichting aan de gemeente.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, en mr. J.G. de Bock en
mr. M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 03 mei 2013, zijnde mr. Van Capelle buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
1 op pagina 17/18 van het proces-verbaal van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Aa-en-Hunze, Assen en Tynaarlo (ISD), zaaknummer: 090108 (het PV)
2 op pagina 2ev van het PV
3 op pagina 185/186 van het PV
4 op pagina 190/192 van het PV
5 op pagina 203ev van het PV
6 op pagina 213 van het PV
??
??
??
??
Parketnummer: 19/810234-11
Uitspraak d.d.: 03 mei 2013 4
vonnis