ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ9522
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot inbewaringstelling van verdachte met ernstige bezwaren
In deze zaak heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Noord-Nederland op 25 april 2013 een vordering tot inbewaringstelling van een verdachte afgewezen. De verdachte was sinds begin 2013 in voorlopige hechtenis op verdenking van een overval. In februari 2013 ontstond er een nieuwe verdenking van een andere overval, gepleegd vóór de eerdere verdenking. De verdachte werd eind april 2013 aangehouden en de officier van justitie vorderde bewaring. De rechter-commissaris oordeelde dat de vordering tot inbewaringstelling niet kon worden toegewezen, omdat de inverzekeringstelling te laat was gegeven. Dit was in strijd met de wettelijke termijn van zes uur, zoals vastgelegd in artikel 61 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. De rechter-commissaris concludeerde dat de onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling voortvloeide uit deze termijnoverschrijding.
Daarnaast overwoog de rechter-commissaris dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden, onder andere door het aantreffen van een DNA-profiel dat aan de verdachte kon worden gekoppeld. Echter, de rechter-commissaris vond dat de rechtsorde niet geschokt was, aangezien de verdachte al in voorlopige hechtenis zat voor een vergelijkbaar feit. De rechter-commissaris merkte op dat de officier van justitie niet had aangetoond dat er een noodzaak was voor de inbewaringstelling, vooral omdat de verdachte al rechtmatig was gedetineerd. De vordering van de officier van justitie werd dan ook afgewezen, maar de bestaande voorlopige hechtenis bleef van kracht.