ECLI:NL:RBNNE:2013:CA0899

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
134374 - HA ZA 12-208
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J.A.M. Dijkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over lesgeldbetaling en toepassing van de Les- en cursusgeldwet

In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen eiser [A] en gedaagde Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met betrekking tot de betaling van lesgeld. Eiser, destijds 19 jaar oud, had op 3 september 2010 een onderwijskaart ondertekend, waarmee hij verklaarde het wettelijk verschuldigde lesgeld aan DUO te moeten betalen. Na een korte periode van inschrijving en deelname aan de opleiding, stopte hij op 7 oktober 2010. DUO stuurde hem een acceptgiro voor het lesgeld, waarop eiser bezwaar maakte, stellende dat hij geen lesgeld verschuldigd was omdat hij binnen twee maanden was gestopt.

De rechtbank oordeelt dat de lesgeldplicht voortvloeit uit de Les- en cursusgeldwet en dat de verplichting tot betaling niet afhankelijk is van een overeenkomst tussen eiser en DUO. De rechtbank stelt vast dat eiser zich niet voor 1 oktober had uitgeschreven, wat betekent dat hij lesgeld verschuldigd is. Eiser heeft aangevoerd dat hij in een noodtoestand verkeert door de executie van het dwangbevel, maar de rechtbank oordeelt dat DUO geen juridische of feitelijke misslag heeft gemaakt bij het uitvaardigen van het dwangbevel.

De rechtbank verwijst de zaak naar de rolzitting van 19 juni 2013, zodat DUO kan besluiten of er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank zal de redelijkheid van dit besluit marginaal toetsen. De verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 134374 / HA ZA 12-208
Vonnis d.d. 8 mei 2013
inzake
[naam],
wonende te [plaatsnaam], [adres],
eiser, hierna [A] te noemen,
advocaat: mr. P.L.G. Buisman,
tegen
het publiekrechtelijke lichaam
de Staat der Nederlanden, Dienst Uitvoering Onderwijs, als rechtsopvolgster van de Informatie Beheer Groep,
gevestigd te Groningen,
gedaagde, hierna DUO te noemen,
advocaat: mr. J.M.G. Kuin - van den Akker.
PROCESGANG
De procesgang blijkt uit het volgende:
- bij kantonrechter ingediend verzoekschrift d.d. 26 maart 2012
- verwijzingsbeschikking d.d. 8 mei 2012
- conclusie van antwoord
- conclusie van repliek, tevens wijziging van eis
- conclusie van dupliek, tevens conclusie van antwoord wijziging van eis
Vonnis is bepaald op heden.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum samen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
OVERWEGINGEN
1. De vaststaande feiten
1.1. Na een voorlichtingsgesprek met een medewerker van het ROC Drenthe College te Emmen heeft [A], destijds 19 jaar oud, op 3 september 2010 de zogenaamde onderwijskaart voor het studiejaar 2010-2011 van DUO ondertekend. Hiermee heeft [A] verklaard, zoals is bepaald onder punt 3 van de onderwijskaart, dat hij het wettelijke verschuldigde lesgeld aan DUO moet betalen.
1.2. [A] heeft bedoelde onderwijskaart overhandigd aan het ROC Drenthe College.
1.3. Op 7 oktober 2010 is [A] gestopt met de opleiding en op 21 oktober 2010 heeft [A] een bewijs van uitschrijving ingevuld en ondertekend.
1.4. Op 10 januari 2011 heeft DUO een acceptgirokaart aan [A] gezonden in verband met het betalen van het lesgeld voor het hele studiejaar 2010-2011. [A] heeft deze acceptgirokaart ontvangen.
1.5. Na ontvangst van deze acceptgirokaart, heeft [A] bij brief, door DUO ontvangen op 26 januari 2011, bezwaar gemaakt. In de brief is onder meer het volgende vermeld:
Na afloop van het schooljaar 2009-2010 wist ik niet goed welke opleiding ik zou moet kiezen. Uiteindelijk heb ik heel laat nog een intake gesprek gehad op het ROC Drenthe College.
Omdat ik nog steeds niet goed wist welke opleiding ik zou gaan doen is de afspraak met de school gemaakt dat ik 8 weken op proef mee kon draaien en zo kon proeven aan diverse studierichtingen. Helaas zat er tijdens de proefperiode geen richting voor mij bij en ben ik in goed overleg met de school gestopt.
Mijn studiefinanciering heb ik zelf via internet stopgezet en deze heb ik ook niet meer van u ontvangen. Wel krijg ik nu een automatische acceptgiro om het lesgeld te betalen voor 2010-2011. Dit lijkt me niet goed en redelijk want ik ben in de proefperiode al gestopt met de opleiding.
1.6. In reactie hierop heeft DUO middels de brief van 2 maart 2011 aan [A] uiteengezet hoe de lesgeldregeling in elkaar zit. Zo heeft DUO - voor zover relevant - het volgende geschreven:
[…] Iedereen die op 1 oktober van het desbetreffende jaar als voltijdstudent staat ingeschreven moet het wettelijk verplicht lesgeld betalen.
Onder bepaalde voorwaarden kun je een verzoek om teruggave van het lesgeld aanvragen. Als je van mening bent hiervoor in aanmerking te komen moet je het bijgevoegde formulier Verzoek Teruggave lesgeld studiejaar 201-2011 invullen en naar ons sturen.
Door het ondertekenen van de onderwijskaart of door je in te schrijven opeen voltijds BOL-opleiding ben je lesgeldplichtig. Je moet het lesgeld van € 1031,00 voor het schooljaar 2010-2011 wel betalen.
1.7. Bij brief van 13 maart 2011 heeft [A] DUO vervolgens herinnerd aan zijn eerder geschreven brief. DUO heeft daarop een betalingsregeling aangeboden.
1.8. Aangezien betaling uitbleef, heeft DUO bij brief van 29 augustus 2011 voldoening van het in rekening gebrachte lesgeld verzocht en vervolgens heeft zij [A] op 16 november 2001 tot betaling gemaand. Eén en ander heeft niet tot betaling door [A] geleid.
1.9. Op 10 februari 2012 heeft DUO een dwangbevel uitgevaardigd, waarin door DUO aanspraak wordt gemaakt op € 1.031,00 aan lesgeld over het jaar 2010-2011, vermeerderd met rente en invorderingskosten. Bij exploot van 21 februari 2012 is het dwangbevel aan [A] betekend.
2. De vordering
2.1. [A] stelt zich na wijziging van eis bij conclusie van repliek kort gezegd op het standpunt dat de uitvaardiging van het dwangbevel van 10 februari 2012 door DUO berust op een juridische en/of feitelijke misslag. [A] vordert dan ook om DUO te gelasten de executie van het dwangbevel te staken en gestaakt te houden. [A] heeft in dit verband samengevat de volgende toelichting gegeven.
2.2. In het voorlichtingsgesprek dat [A] op het ROC Drenthe College heeft gehad is [A] verteld dat hij geen lesgeld hoefde te betalen indien hij binnen twee a drie maanden met de opleiding zou stoppen. [A] heeft vervolgens slechts in de periode van 15 september 2010 tot ongeveer 7 oktober 2010 colleges gevolgd. Hij vindt het onredelijk dat hij nu voor het hele studiejaar lesgeld moet betalen. Noch de school, noch DUO heeft [A] geïnformeerd over de regel dat alleen bij een uitschrijving voor 1 oktober geen lesgeld verschuldigd is. In dit verband merkt [A] overigens op dat op het formulier dat als bewijs van uitschrijving heeft te gelden door de school met pen is aangetekend “* busdatum […] 01-10-10”. Hoewel [A] niet duidelijk is wat hiermee exact bedoeld is, lijkt het hier volgens hem te gaan om een uitschrijving met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2010.
2.3. Daarnaast heeft [A] gesteld dat hij door het executeren van het dwangbevel in een noodtoestand zal komen te verkeren, aangezien hij als student onvoldoende geld heeft om het lesgeld te kunnen voldoen.
3. Het verweer
3.1. DUO heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer komt er kort gezegd op neer dat het dwangbevel niet op een juridische of kennelijke misslag berust en dat daarnaast niet is gebleken van feiten die maken dat de executie aan de zijde van [A] een noodtoestand zal doen ontstaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu DUO geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis en de rechtbank deze wijziging ook niet in strijd acht met de eisen van een goede procesorde, zal hierna van de gewijzigde eis worden uitgegaan. [A] komt daarmee op tegen de executie van het door DUO tegen hem uitgevaardigde dwangbevel en vordert dat DUO de executie van dat dwangbevel staakt.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat het toetsingskader in een executiegeschil beperkt is. De rechter kan slechts staking van de tenuitvoerlegging van een executoriale titel bevelen als hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn als de executoriale titel klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of als de executie op grond van naderhand gebleken feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde executie niet kan worden aanvaard (zie HR 22 april 1983, NJ 1984, 145). Binnen dit kader overweegt de rechtbank nader als volgt.
4.3. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de ten tijde van het studiejaar 2010-2011 geldende Les- en cursusgeldwet 2000 (LCW) is lesgeld verschuldigd ter zake van het door een leerling die op de eerste dag van het desbetreffende cursusjaar de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, volgen van uit de openbare kas bekostigd onderwijs - daaronder begrepen de van het onderwijs deel uitmakende praktijktijd - aan een dagschool.
4.4. In het tweede lid van voormeld artikel is bepaald dat het lesgeld door de leerling verschuldigd is per cursusjaar en wordt voldaan aan Onze Minister (oftewel DUO).
4.5. Artikel 2, eerste lid, van het op (artikel 4, vierde lid, van) voormelde wet gebaseerde Uitvoeringsbesluit LCW (ULCW) vermeldt dat een aanvraag tot inschrijving van een leerling bij een dagschool uitsluitend kan worden gedaan door inlevering bij de dagschool van een onderwijskaart. Deze kaart wordt ingevuld en ondertekend door de leerling. Door ondertekening van de kaart verklaart de aanvrager dat hij bekend is met de wettelijke verplichting tot het betalen van lesgeld.
4.6. In het tweede lid van artikel 2 ULCW is bepaald dat de lesgeldplicht in gaat op de eerste dag van het desbetreffende schooljaar of, indien de leerling in de loop van het schooljaar wordt ingeschreven, op de datum van inschrijving.
4.7. Op grond van artikel 2, derde lid, ULCW geschiedt inschrijving door of namens het bevoegd gezag. Na medeondertekening door of namens het bevoegd gezag geldt de onderwijskaart als bewijs van inschrijving.
4.8. In deze zaak staat vast dat [A] op 3 september 2010 de onderwijskaart heeft ingevuld en ondertekend, hij deze heeft ingeleverd bij het ROC Drenthe College en het ROC Drenthe College deze kaart, althans een deel daarvan, heeft doorgestuurd naar DUO. Hierdoor is ingevolge artikel 3 LCW en artikel 2 ULCW voor [A] de wettelijke verplichting ontstaan om lesgeld te betalen aan DUO. Deze verplichting vloeit - anders dan [A] lijkt te veronderstellen - niet voort uit een tussen DUO en [A] gesloten overeenkomst.
4.9. De stelling dat namens de school aan [A] is meegedeeld dat [A] na twee of drie maanden vanaf de inschrijving met de opleiding kon stoppen en dat [A] in dat geval geen lesgeld verschuldigd zou zijn strookt niet met de (U)LCW. DUO kan ook niet voor deze mededeling van de school - voor zover deze al door de school is gedaan - verantwoordelijk worden gehouden, nu deze mededeling buiten DUO om is gedaan.
4.10. In artikel 6, eerste lid, van de ULCW is verder evenwel bepaald dat geen lesgeld verschuldigd is indien de inschrijving van de leerling voor 1 oktober van dat schooljaar wordt beëindigd. Op grond van het bewijs van uitschrijving dat door DUO als productie 14 bij conclusie van antwoord is overgelegd moet worden vastgesteld dat onder 3.1. als datum van beëindiging van de inschrijving 21 oktober 2010 door de school is ingevuld. Verder blijkt dat [A] zich onder 2.1. expliciet akkoord heeft verklaard met de onder 3.1. genoemde datum van uitschrijving. In het licht hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank uit de, volgens [A] door de school, met pen bijgeschreven aantekening “busdatum […] 01-10-2010” niet en in ieder geval niet zonder meer de betekenis worden toegekend dat [A] met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2010 had moeten worden uitgeschreven. Bovendien moet ingevolge artikel 6 ULCW uitschrijving vóór 1 oktober van het desbetreffende schooljaar plaatsvinden, ter voorkoming van een lesgeldbetalingsplicht. Hoewel het geschreven woordje tussen “busdatum” en “01-10-2010” niet goed leesbaar is, kan moeilijk worden volgehouden dat hiertussen het woord “voor” is geschreven (het lijkt er meer op dat er “na” staat). Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, gaat de rechtbank dan ook voorbij aan de ter zake door [A] naar voren gebrachte stelling. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de uitschrijfdatum na 30 september 2010 ligt.
4.11. Het voorgaande betekent dat [A] het lesgeld voor het studiejaar 2010-2011 verschuldigd is. DUO heeft dan ook op goede gronden lesgeld bij [A] in rekening gebracht. Weliswaar heeft DUO [A] nadien in één van haar brieven gewezen op de in artikel 7, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit gegeven mogelijkheid om vermindering en terugbetaling van het lesgeld aan te vragen, maar áls deze leerling terugbetaling had gevraagd zou hij nul op het rekest hebben gekregen. Bedoeld artikel 7 geeft hiervoor immers een limitatieve opsomming, waar [A] buiten viel.
4.12. Gesteld noch gebleken is verder dat [A] in dit verband een beroep heeft gedaan op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 9b LCW. Geconcludeerd moet dan ook worden dat deze weg nog open staat. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voor DUO gronden om in dit geval te bezien of er in de bijzondere omstandigheden van het geval - het onderwijs is gestart op 15 september 2010 en feitelijk beëindigd op 7 oktober 2010 - een onbillijkheid van overwegende aard schuilt in het niet buiten invordering stellen van dit lesgeld.
4.13. Alvorens tot een beslissing in deze zaak over te gaan acht de rechtbank het - mede vanwege de omstandigheid dat de betalingsverplichting niet bij beschikking en dus zonder de daartegen openstaande rechtsbescherming is vastgesteld - aangewezen dat DUO alsnog een besluit neemt op de vraag of toepassing van de LCW in het geval van [A] zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 19 juni 2013, op welke zitting DUO zich bij akte kan uitlaten over dat besluit. [A] zal vervolgens de gelegenheid krijgen te reageren.
4.14. De rechtbank tekent hierbij aan dat zij de toepassing die de DUO zal blijken te geven aan de hardheidsclausule zelf - marginaal - zal toetsen. Dat wil zeggen dat indien DUO de invordering jegens [A] niet staakt, de rechtbank die beslissing zal toetsen op haar redelijkheid, aan de hand van de door DUO aangevoerde gronden. De rechtbank trekt die beoordeling aan zich, omdat de rechtsbescherming tegen dwanginvordering krachtens de LCW weloverwogen bij de burgerlijke rechter (en niet bij de bestuursrechter) is neergelegd (zie met name Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 24 tot en met 26, alsmede blz. 62).
4.15. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
BESLISSING
De rechtbank:
- verwijst de zaak naar de rolzitting van 19 juni 2013 voor het nemen van een akte door DUO als hiervoor bedoeld; verder uitstel zal, behoudens bijzondere omstandigheden, niet worden verleend;
- bepaalt dat [A] daarna de gelegenheid zal krijgen om te reageren;
- houdt voor het overige iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en op 8 mei 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting.
type: mb/ahs
coll.: 2.12.99.-