ECLI:NL:RBNNE:2013:CA1534

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
18/830074-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van moord en verboden wapenbezit na schietpartij in Groningen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 4 februari 2012 in Groningen een schietpartij heeft gepleegd, heeft de rechtbank op 30 mei 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van moord op [slachtoffer], het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie, en het aanwezig hebben van MDMA. De rechtbank achtte de moord wettig en overtuigend bewezen, evenals het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie en de aanwezigheid van MDMA. De verdachte heeft de schietpartij gepleegd met een automatisch vuurwapen, waarbij hij meerdere kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van medeplegen, maar dat de verdachte wel met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijftien jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De rechtbank verklaarde de verdachte ook aansprakelijk voor de schade aan de nabestaanden van het slachtoffer, met een schadevergoeding van € 4.034,34 aan de vader van het slachtoffer en € 1.525,= aan de zus van het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de in beslag genomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer en de verdachte is in zijn strafbaarheid verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830074-12 (promis)
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 mei 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te Groningen op [geboortedag] 1981,
wonende te [woonplaats en adres],
thans verblijvende in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 mei 2012, 16 augustus 2012, 8 november 2012, 13 december 2012, 7 maart 2013, 2 mei 2013 en 16 mei 2013.
Verdachte is steeds verschenen, op 7 maart 2013 bijgestaan door mr. M. t' Sas en op de overige terechtzittingen door mr. J.B. Boone, beiden advocaat te Wijk bij Duurstede.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 februari 2012 te Groningen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten
rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na
kalm beraad en rustig overleg, met een (automatisch) vuurwapen, meerdere
kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 februari 2012 te Groningen, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven
heeft beroofd, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met dat opzet met een (automatisch) vuurwapen,
meerdere kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 6 februari 2012 te Groningen wapens van categorie I, onder
3, te weten twee boksbeugels en/of een wapen van categorie I, onder 7, te
weten een luchtdrukpistool en/of munitie van categorie III te weten twee
scherpe kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 6 februari 2012 te Groningen opzettelijk aanwezig heeft
gehad (ongeveer) 226 pillen, in elk geval een hoeveelheid pillen, bevattende
MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er met betrekking tot het onderzoek naar de historische verkeersgegevens overleg is geweest tussen de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna ook: NFI) en de officier van justitie over het tijdstip van de schietpartij en de hypothese van het openbaar ministerie. Dit levert strijd met een behoorlijke procesorde op.
De rechtbank overweegt dat mededelingen van het openbaar ministerie omtrent het tijdstip van de schietpartij en een gehanteerde hypothese mededelingen van feitelijke aard zijn en niet duiden op een ongeoorloofd overleg. Van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, is daarom geen sprake. De gang van zaken met betrekking tot het tot stand komen van de rapportage van NFI-deskundige Van der Knijff leidt dan ook niet tot niet ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is betoogd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer], die zich op 4 februari 2012 in het [café] aan de Rodeweg te Groningen bevond, heeft doodgeschoten. Bovendien kan niet worden bewezen dat verdachte zich op het moment dat er werd geschoten in of in de directe nabijheid van het [café] aan de Rodeweg bevond. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het openbaar ministerie uitgaat van het feit dat verdachte vanuit de deuropening van het [café] heeft geschoten. Uit de rapportage van het NFI is echter komen vast te staan dat geschoten is vanaf een minimumafstand van 25 cm en een maximumafstand van 150 cm, wat zou betekenen dat de schutter midden in het café moet hebben gestaan, terwijl getuigen hebben verklaard dat zij slechts een donkergekleurde hand in de deuropening hebben gezien. Als de schutter midden in het café heeft gestaan, moeten de getuigen hebben gezien wie er heeft geschoten.
Verder heeft het onderzoek van het NFI met betrekking tot de historische verkeersgegevens niet het bewijs opgeleverd dat verdachte zich op moment van de schietpartij in de deuropening van het [café] heeft bevonden.
De raadsman heeft voorts gesteld dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] op geen enkele wijze kunnen bijdragen aan het bewijs. Ten eerste dient aan zijn verklaringen te worden getwijfeld omdat het erop lijkt dat [getuige 1] de data 4 en 5 februari door elkaar haalt. Daarbij komt dat hij zijn informatie uit het roddelcircuit dan wel uit de media kan hebben verkregen en dat hij een uiterst verwarde man is. In ieder geval dient de verklaring van [getuige 1] die hij heeft afgelegd na een gesprek dat hij heeft gehad met verbalisant [verbalisant] op 5 april 2012, voor het bewijs worden uitgesloten. Het onaanvaardbare optreden van verbalisant [verbalisant], zo heeft de raadsman gesteld, heeft geleid tot een onrechtmatig verkregen verklaring van [getuige 1], welke verklaring daarom buiten beschouwing moet blijven.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat het feitelijke onderzoek naar wat er is gebeurd in het [café] heel weinig heeft opgeleverd. Alle daarnaast verkregen informatie uit het horen van getuigen of uit OVC-gesprekken, dan wel telefoontaps heeft niets concreets opgeleverd en is bovendien het product van horen zeggen, informatie uit de media, sensatiezucht en achterklap.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde geen standpunt ingenomen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
(ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde)
Een proces-verbaal d.d. 22 maart 2012, opgenomen op pagina 1228 t/m 1236 (map 3) van dossier nr. 2012012111 d.d. 1 oktober 2012 (hierna ook: het dossier), inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisanten]:
In het onderzoek TGO Rodeweg hebben wij beelden van 4 februari 2012 uitgekeken van camera toezicht Groningen, beelden van horecagelegenheid Shadrak en Diskartez.
De voor het onderzoek van belang zijnde tijdstippen van de videobeelden zullen worden aangehaald in dit proces-verbaal.
04.28.58 : [verdachte] en [slachtoffer] staan tegenover elkaar.
04.29.07 : [slachtoffer] maakt vuistslagen naar [verdachte].
05.00.36 : [verdachte] doet iets met zijn telefoon.
05.15.40 : [verdachte] belt.
05.16 : [verdachte] gaat op het trapje staan en belt.
05.17 : [verdachte] is aan het bellen.
05.21 : [verdachte] belt.
05.22 : NN man praat met [verdachte] en raakt hem met zijn hand aan bij [verdachte] zijn linkeroog.
05.25 : [verdachte] heeft zijn telefoon in zijn hand. [verdachte] maakt veel handgebaren.
Een proces-verbaal d.d. 16 februari 2012, opgenomen op pagina 722 t/m 727 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]:
Ik ben werkzaam in de Shadrak te Groningen. Ik heb van 3 op 4 februari 2012 gewerkt. Ik trof [collega] samen met [collega] die twee jongens uit elkaar probeerden te halen. Er kwam nog een derde jongen bij die probeerde [verdachte] rustig te maken. Ik sprong er ook tussen en heb deze [verdachte] gekalmeerd. Ik zag dat een van de ogen van [verdachte] opgezwollen was. De andere persoon was vrij stevig, had behoorlijk veel spieren, een sportschooltype. Hij was van Turkse komaf.
[verdachte] was zeer boos en zei telkens "laat me naar buiten, laat me naar buiten" en "kijk wat hij heeft gedaan". [verdachte] wilde de jongen terug pakken die hem had geslagen.
Een proces-verbaal d.d. 26 april 2012, opgenomen op pagina 597 t/m 609 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3]:
Ik ken de verdachte als [verdachte]. [verdachte] heeft [slachtoffer] gebeld. Het was alleen maar schreeuwen, het was alleen maar hoerenzoon, hoerenzoon, hoerenzoon. Schelderij, ze wilden weten waar [slachtoffer] was in de kroegen.
Op de camerabeelden van de binnenstad van Groningen, waaronder de Peperstraat en de Poelestraat, herken ik alle 3 personen die ik nu zie, [getuige 11], [verdachte] en ik.
Ik weet dat de donkere jongen met [slachtoffer] belde. Hij stak de straat over om te bellen. Ik weet nog dat hij daar liep te schreeuwen. Als ik nu dingen zeg komt die donkere jongen mij later halen omdat ik gepraat heb. Dat ga ik niet doen, dat vertik ik.
Ik heb het nummer van [slachtoffer] gegeven en gezegd dat ze het uit moesten praten.
Een proces-verbaal bevindingen verwerking verkeersgegevens d.d. 26 maart 2012, opgenomen op pagina 1499 t/m 1503 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Ik heb onderzoek gedaan naar de vraag welke telefoonnummers rond de periode van de schietpartij in gebruik zijn bij [verdachte]. Gebleken is dat [verdachte] in de genoemde periode de beschikking had over onder andere de volgende telefoonnummers:
1. [telefoonnummer 1]
2. [telefoonnummer 2]
3. [telefoonnummer 3]
Op 4 februari 2012 werden in het onderzoek TGO Rodeweg twee telefoontoestellen in beslag genomen onder het slachtoffer [slachtoffer]. De telefoonnummers van beide toestellen zijn achterhaald (AH-006). Hieruit blijkt dat [telefoonnummer 4] het telefoonnummer van GSM 1 is. Het nummer van GSM 2 is [telefoonnummer 4]. Uit analyse van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] blijkt dat op 04-02-2012 tussen de tijdstippen 05:10:36 en 06:31:05 uur inkomende telefooncontacten zijn geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1].
Uit onderzoek blijkt dat in één van de twee telefoontoestellen die in beslag zijn genomen onder het slachtoffer [slachtoffer], een sms-bericht staat met de volgende tekst: je hoere kind waar ben je dan miet je moeder is een hoer je vader is een hoer je zusje is een hoer je zus en je broer en je hele fam zijn hoeren en hoeren kinde' De sms heeft de status gelezen. De datum en tijd die bij deze sms geregistreerd staan, zijn als volgt: 04/02/12 om 06:33:01 uur (GMT+1). Bij deze sms staat het volgende telefoonnummer geregistreerd: [telefoonnummer 2]. Op verzoek van het onderzoeksteam werden de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] door mij onderzocht. Tijdens dit onderzoek zag ik dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is gebruikt in de periode van 05-01-2012 tot en met 04-02- 2012.
Een proces-verbaal d.d. 14 september 2012, opgenomen op pagina 2102 t/m 2105 (map 5) van voormeld dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant]:
Naar aanleiding van het incident op 4 februari 2012 is een uitgebreid onderzoek opgestart waarbij onder andere historische gegevens zijn opgevraagd van telefoonnummers die in gebruik waren bij [verdachte], [slachtoffer] en [getuige 1]. Deze telefoonnummers zijn in meer of mindere mate gebruikt in de uren voorafgaande aan het schietincident door de diverse betrokkenen. Het gaat om de volgende telefoonnummers:
Telefoonnummer Gebruiker Afkorting Provider Brondocument
[telefoonnr. 1] [verdachte] T[verdachte]1 TMobile AH-144-01
[telefoonnr. 2] [verdachte] T[verdachte]2 KPN AH-144-01
[telefoonnr. 6] [verdachte] T[verdachte]3 Vodafone G-019-01
[telefoonnr. 3] [verdachte] T[verdachte]4 Vodafone AH-144-01
[telefoonnr. 4] [slachtoffer] T[slachtoffer]1 Vodafone AH-004-03
[telefoonnr. 7] [getuige 1] T[getuige 1]1 KPN AH-145-01
- Op 4-2-2012 om 05:08:24 uur belt T[verdachte]1 met T[getuige 1]1. [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] hem toen gebeld heeft omdat hij problemen had en aan [getuige 1] vroeg wat hij moest doen. [getuige 1] hoorde op de achtergrond lawaai. Uit camerabeelden blijkt dat [verdachte] zich op dat tijdstip op straat bevond, de Peperstraat, waar voortdurend mensen heen en weer lopen.
- Op 4-2-2012 om 05.17.46 uur heeft T[verdachte]1 telefonisch contact met T[slachtoffer]1. Op 4-2-2012 om 05.17.48 uur is op camerabeelden zichtbaar dat [verdachte] op straat loopt te bellen.
- Op 4-2-2012 wordt er mbv het telefoonnummer van T[verdachte]1 zeer frequent gebeld. Gedurende de tijd dat [verdachte] zich blijkens camerabeelden in de binnenstad van Groningen bevindt, straalt T[verdachte]1 de mast Grote Markt aan. Op het moment dat [verdachte] zich blijkens de verklaring van [getuige 4] buiten het centrum bevindt, in de omgeving van de Beren, straalt T[verdachte]1 masten in die omgeving aan.
- Om 06.33.01 uur stuurt T[verdachte]2 een beledigende sms naar T[slachtoffer]1 met de inhoud:" Je hoere kind waar ben je dan miet je moeder is een hoer je vader is een hoer je zusje is een hoer je zus en je broer en je hele fam zijn hoeren en hoere kinde."
- De mast die T[verdachte]2 om 06.33.01 uur aanstraalt is de Antonius Deusinglaan. Uit de verklaring van [getuige 4] blijkt dat [verdachte] zich rond dat tijdstip in de omgeving van deze mast bevond, namelijk op de Beren.
- Het telefonische contact tussen T[verdachte]2 van 06.33.01 uur past in een reeks van telefonische contacten tussen T[verdachte]1 en T[slachtoffer]1 tussen 06.09 uur en 07.01 uur, waarbij steeds masten in de omgeving van de plaats delict worden aangestraald.
- Om 06.46.21 uur stuurt T[verdachte]2 een sms naar een onbekend nummer. T[verdachte]2 straalt dan de mast Antonius Deusinglaan aan. Uit mastgegevens van T[verdachte]1 rond dit tijdstip blijkt dat T[verdachte]1 zich op dat moment in de omgeving van de plaats delict bevindt.
Een proces-verbaal d.d. 4 februari 2012, opgenomen op pagina 559 t/m 564 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 6]:
Ik hoorde een ratelband. Die vent die naast me stond, zakte ineens in elkaar. Het slachtoffer vertelde in de kroeg dat hij bonje had met Antilianen. Hij vertelde ons dat ze hem kwamen vermoorden. Dat kwam ter sprake omdat hij de hele tijd door hun werd gebeld. Het waren dreigementen. Hij kreeg ook sms’jes. Er stond in dat hij dood zal gaan.
Het vuurwapen was, aan het geluid te horen, een 6mm en aan de snelheid van het schieten te horen was het een Schorpioen waar het slachtoffer mee doodgeschoten is.
Een proces-verbaal d.d. 4 februari 2012, opgenomen op pagina 499 t/m 503 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 7]:
Ik stond tegen hem te praten. Hij zei dat hij ruzie had met een paar negers. Hij had een neger een klap gegeven of zoiets. Hij liet mij een sms lezen van je moeder of vader is een hoer.
Er werd heel zachtjes aan de deur geklopt. Drie keer zachtjes. Ik dacht dat het een bekende was. Ik deed de deur open en toen bam bam bam. Ik weet zeker dat het een automatisch wapen was. Ik hoorde gelijk rrrrrrrrrr. Het was een neger, dat weet ik zeker. Zijn handen kwamen voor de deur uit. Ik zag bruine handen.
Een proces-verbaal d.d. 13 februari 2012, opgenomen op pagina 1174 t/m 1177 (map 3) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Ik heb de meldingen afgeluisterd die binnengekomen zijn bij de politiemeldkamer te Drachten. Ik heb deze woordelijk uitgewerkt.
M (man): Er is iemand neergeschoten hier.
Mk (meldkamer): In welke plaats?
M: Groningen, [café] aan de Rodeweg.
Mk: Wie heeft het gedaan?
M: Weet ik veel, één of andere kutneger.
Een proces-verbaal d.d. 20 februari 2012, opgenomen op pagina 1178 en 1179 (map 3) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Op 04-02-2012 te 07.10 (24 sec) uur wordt er gebeld naar de meldkamer (112). De mannelijke beller zegt dat er iemand is neergeschoten.
Een proces-verbaal d.d. 16 februari 2012, opgenomen op pagina 1197 t/m 1207 (map 3) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Binnen het kader van het onderzoek naar de gewelddadige dood van [slachtoffer] op 4 februari 2012 is een aantal telefoontaps aangesloten op het toestel in gebruik bij [getuige 8]. Deze telefoontaps hebben de volgende telefoongesprekken opgeleverd.
Tijdstip : 07-02-12 18:10:39
Beller : [beller]
Gebelde : [getuige 8]
NN= [beller]
B= [getuige 8]
B: Je weet wel wie de schutter was he, [verdachte]
NN: ja
B: Hij kent hier de situatie, hoe iedereen hier zit en het is niets onbekends voor hem.
Een proces-verbaal (in vraag/antwoord stijl) d.d. 5 februari 2012, opgenomen op pagina 611 t/m 615 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 9]:
In café [café] was een vrouw met tatoeages. Er was ook een man met een kaal hoofd en een snor. Die horen bij elkaar en dat zijn de eigenaren van de kroeg. De vrouw vertelde dat iemand op de deur klopte, iemand richtte op [slachtoffer] en schoot.
V: Heeft zij ook verteld of zij gezien heeft wie heeft geschoten?
A: Ja, ene [verdachte]. Zij kende de jongen. Die vrouw was dronken en zij vertelde heel veel. Zij maakte zich druk om haar zaak en noemde allerlei namen. Die man maakte een geluid als in “ophouden met lullen". Als die man zo'n geluid maakte dan hield ze op met praten.
V: Wat is het telefoonnummer van [slachtoffer]?
A: [telefoonnummer 4]. Op dit nummer zou volgens [getuige 3] de persoon die [slachtoffer] geschoten heeft gebeld hebben en hij had het over "Hoerekind" en "Waar ben je dan?".
V: Je vertelde net dat [slachtoffer] gezegd zou hebben: “Kom naar de Jumbo”, hoe weet je dat?
A: Dat vertelde [getuige 3].
Een proces-verbaal (in vraag/antwoord stijl) d.d. 5 februari 2012, opgenomen op pagina 626 t/m 631 (map 2) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 10]:
De eigenaresse van de kroeg vertelde mij dat [verdachte] het had gedaan. Ze had hem gezien.
V: Kan je het signalement geven zoals die vrouw het vertelde?
A: Surinamer. Hij zou grijs haar hebben en dat hij wel eens een pistool heeft.
Ik heb van [getuige 3] gehoord dat [slachtoffer] even voor het schietincident ruzie heeft gehad met [getuige 11] en dat [verdachte] daar ook bij was. [verdachte] wilde [getuige 11] helpen en toen had [slachtoffer] [verdachte] ook geslagen. [getuige 3] vertelde dat [verdachte] een blauw oog had. [getuige 3] kwam [verdachte] tegen. [verdachte] vertelde: “Ik schiet hem hartstikke kapot”. [getuige 3] zei toen: “Dat moet je niet doen. Dat is een vriend van mij. Hier heb je zijn telefoonnummer, spreek het uit”. [slachtoffer] zou door de telefoon bedreigd zijn door die [verdachte].
De door getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris op 20 juli 2012 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Wij zijn met zijn vieren in een auto gestapt. [verdachte] reed en [getuige 11] zat ernaast. Ik zat met [medeverdachte] achterin. Nadat we [getuige 11] hebben afgezet, is [medeverdachte] voorin de auto gaan zitten. Bij mijn auto aangekomen, zijn [medeverdachte] en ik beide uitgestapt. Ik zou [medeverdachte] afzetten. [medeverdachte] en [verdachte] belden met elkaar en [verdachte] vroeg aan [medeverdachte] of hij nog even langs wilde komen. [verdachte] zei dat hij op het Boterdiep was. Op een gegeven moment kwamen we [verdachte] tegen in het winkelcentrum vlakbij de Jumbo. Ik liep naar mijn auto en [medeverdachte] ging wat later met mij mee. Ik heb [medeverdachte] toen bij hem thuis afgezet.
Een schriftelijk stuk, te weten een rapport d.d. 28 februari 2012, opgesteld door A. Maes, arts en patholoog, opgenomen op pagina 2531 t/m 2541 (map 7) van het dossier, inhoudende:
[slachtoffer], 35 jaar oud geworden, is overleden ten gevolge van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld (schotverwondingen) op het lichaam.
Er waren 16 perforatieopeningen, alle met het aspect van bij leven opgelopen schotverwondingen. Er werden 4 kogels in het lichaam gevonden in relatie met de schotverwondingen. Enkele schotkanalen waren met zekerheid te herleiden. Het merendeel was echter niet goed te herleiden wegens het grote aantal in vrijwel hetzelfde gebied gelokaliseerde perforaties. In de diverse schotkanalen waren de beide longen en het hart meermalen geraakt. In één schotkanaal was de hals geperforeerd met daarin de linkerhalsslagader. Er was veel bloed verloren. Het overlijden wordt zondermeer verklaard door functieverlies van het hart en de longen en door het massale bloedverlies.
Een schriftelijk stuk, te weten een rapport d.d. 1 maart 2012 van het Nederlands Forensisch Instituut, opgenomen op pagina 2466 t/m 2473 (map 7) van het dossier, inhoudende:
Vraagstelling
1 Zijn de verschoten munitiedelen afkomstig uit één of meerdere vuurwapen(s)?
2 Wat is het soort en merk van het (de) gebruikte vuurwapen(s)?
Conclusie
Vraag 1
Hulzen
Voor de tien hulzen [AAAE8975NL t/m -82NL, -85NL en -86NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Kogels
Voor de tien kogels [AAAE8938NL, -39NL, -62NL, -68NL t/m -70NL en AADC5432NL t/m -35NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogels zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop.
Hypothese 4: De kogels zijn afgevuurd uit meerdere lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 juist is, dan wanneer hypothese 4 juist is.
Of deze hulzen en kogels afkomstig zijn uit één en hetzelfde vuurwapen kan eventueel worden vastgesteld als het (de) betreffende vuurwapen(s) ter onderzoek wordt (worden) aangeboden.
Vraag 2
De tien hulzen [AAAE8975NL t/m -82NL, -85NL en -86NL] zijn vermoedelijk verschoten met een (semi-) automatisch werkend machinepistool van het kaliber 7,65mm Browning, van het type Skorpion. De systeemsporen in de tien kogels [AAAE8938NL, -39NL, -62NL, -68NL t/m -70NL en AADC5432NL t/m -35NL] passen eveneens bij een loop van dit type vuurwapen.
Een proces-verbaal d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 1531 en 1532 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Op donderdag 5 april 2012, omstreeks 10.05 uur bevond ik mij in een cel op het cellencomplex aan de Hooghoudtstraat in Groningen. In deze cel bevond zich [getuige 1], geboren op [geboortedatum]. Ik was in de cel van [getuige 1] om hem daar het bevel verlenging inverzekeringstelling uit te reiken. Ik hoorde dat [getuige 1] tegen mij zei dat hij met mij onder vier ogen wilde spreken. Ik vertelde hem dat ik alles wat hij aan mij vertelde vast zou leggen in een proces-verbaal en dat ik bovendien niet alleen en in de cel met hem wilde praten. Ik hoorde dat [getuige 1] toen tegen mij zei dat [verdachte] tegen hem had gezegd dat hij iemand... en vervolgens zag ik dat [getuige 1] een beweging met zijn handen en zijn vinger maakte alsof hij een pistool vast had en de trekker overhaalde.
Een proces-verbaal (in vraag/antwoord stijl) d.d. 3 april 2012, opgenomen op pagina 336 t/m 343 (map 1) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]:
[verdachte] en ik hebben een soort van vader/zoon relatie.
V: Waarom belde [vriendin verdachte] jou op 4 februari 2012 te 11.16 uur?
A: Zij vroeg mij waar [verdachte] was. Zij kon [verdachte] niet bereiken en was daarom ongerust.
V: Op 4 februari 2012 te 05.08 uur belt [verdachte] [verdachte] naar jouw telefoonnummer
[telefoonnummer 7].
A: [verdachte] heeft mij gebeld. Hij vertelde dat hij problemen had. Ik kon niets horen, want er was veel lawaai op de achtergrond te horen. Het was in ieder geval in de Peperstraat.
Later die ochtend, ik denk dat het voor 12.00 uur was, kwam [verdachte] bij mij aan de deur. Ik zag dat [verdachte] een wondje boven zijn oog had.
Een proces-verbaal d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 362 t/m 367 (map 1) van het dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]:
[verdachte] is bij mij gekomen. Hij heeft gezegd dat hij een schietpartij had gehad. Hij slaat hard op de deur, hij zegt dat hij iemand heeft geschoten. Zo heeft hij dat gezegd: “Ik heb iemand geschoten”. Hij had ook al aan de telefoon gezegd dat hij problemen had. Ik heb toen tegen hem gezegd dat hij weg moest gaan. Toen [verdachte] wegging, heeft hij gezegd dat ik voor zijn vriendin moest zorgen.
Een proces-verbaal d.d. 12 juli 2012 met bijlagen, opgenomen op pagina 3699 t/m 3710 (map 10) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
In een opgenomen en afgeluisterd telefoongesprek op 25 april 2012 te 23.32 met zijn zus in [land], herhaalt [getuige 1] dat hij van zijn buurman [verdachte] gehoord heeft dat hij iemand had neergeschoten.
Bijlage: tapgesprek.
Inhoud: Belt een vrouw vanuit [land] naar [getuige 1]. [getuige 1] (=R) noemt haar [zus getuige 1] (=I). Beiden spreken in het Papiamento.
R: [zus getuige 1], nog één ding dat ik je ga vertellen. Ik ga je dit vertellen, maar houd dit voor jezelf. Er is iemand hier, een buurman van mij, een Antilliaan.
I: Hoe heet hij?
R: [verdachte], [verdachte]. Hij komt elke dag bij mij langs. Ik heb een goede relatie met hem. Hij noemt mij altijd vader. En weet je dat hij iemand heeft neergeschoten?
I: Wat???
R: Iemand doodgeschoten, man.
I: Is het lang geleden?
R: In februari, maar ze zijn nog steeds bezig met de zaak. Omdat hij zegt helemaal niks.
Toen die ding was aan het gebeuren, belt hij mij en hij zegt: "Paps, wat moet ik doen." Ik heb tegen hem gezegd: "Kom naar huis om te komen praten, want je blijft op straat ouwehoeren."
I: Toen hij die jongen had doodgemaakt, toen vroeg hij aan jou wat hij moest doen?
R: Ja toch. En na die tijd is hij naar mij toe gekomen. Je weet, hij is net als mijn zoon.
I: Waarom heeft hij die jongen vermoord?
R: Het gaat over problemen over zaken en die jongen heeft zijn moeder beledigd en nog meer dingen. En ze hebben al die dingen gefilmd.
I: Wie heeft hij vermoord?
R: Een Turkse jongen. Luister wat ik je zeg. Jij bent de enige die dit weet. Ik heb er met anderen niet over gesproken.
(ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, slechts wordt gebezigd voor het feit waarop het blijkens de inhoud daarvan betrekking heeft)
Een proces-verbaal d.d. 8 februari 2012 met bijlage, opgenomen op pagina 222 t/m 226 (map 1) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Door de rechter-commissaris werd op maandag 6 februari 2012 de doorzoeking geopend in perceel [adres] te Groningen in verband met een gepleegd geweldsincident.
Tijdens de doorzoeking werd een aantal goederen/voorwerpen op verschillende locaties aangetroffen en in beslag genomen, zoals vermeld op de bijgevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen:
- boksbeugel (beslagnummer 3-A-019)
- patroon (beslagnummer: 3-A-023)
- 1 boksbeugel (beslagnummer 3-D-003)
- zwart pistool (beslagnummer 3-E-001)
- 1 patroon (beslagnummer 3-F-002)
- 3 plasticzakjes met tabletten (beslagnummer 3-G-001)
Een proces-verbaal d.d. 6 maart 2012, opgenomen op pagina 1456 en 1457 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Op woensdag 22 februari 2012 kreeg ik de opdracht om de overdracht aan en het onderzoek door de afdeling vuurwapens, te verzorgen van goederen welke zijn aangetroffen in de [adres] te Groningen. In de woning, gelegen aan de [adres] te Groningen, in beslag genomen onder de bewoner, [verdachte]:
-1 Boksbeugel, aangetroffen in de woonkamer
(beslagnummer: 3-A-019)
-1 Patroon 9 mm, aangetroffen in de woonkamer
(beslagnummer: 3-A-023)
-1 Boksbeugel, aangetroffen in slaapkamer 1
(beslagnummer: 3-D-003)
-1 Zwart (luchtdruk)pistool, aangetroffen in slaapkamer 2 (beslagnummer: 3-E-001)
-1 Patroon 9 mm, aangetroffen in de hal
(beslagnummer: 3-F-002)
De bovenstaande goederen heb ik, verbalisant, op donderdag 23 februari 2012 overgedragen aan collega [collega], brigadier van de Regiopolitie Drenthe, gecertificeerd vuurwapencoördinator van de Divisie Recherche Ondersteuning, Afdeling Thematische Expertise, Team vuurwapens.
Een proces-verbaal d.d. 6 maart 2012, opgenomen op pagina 1461 t/m 1467 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant]:
Door personeel van de Regiopolitie Groningen werden op wapens gelijkende voorwerpen in beslag genomen onder [verdachte], geboren op [geboortedag] 1981 te Groningen, wonende [adres].
Voormelde voorwerpen werden op 23 februari 2012 voor nader onderzoek overgedragen aan het Team Vuurwapens.
Wapen 1 en 2:
Het voorwerp is een boksbeugel (wapen 1).
Het voorwerp is een boksbeugel (wapen 2).
Derhalve zijn deze voorwerpen een wapen in de zin van art. 2 lid 1, categorie 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie.
Wapen 3:
"Luchtdrukpistool", voorwerp geschikt voor be- of afdreiging.
Het luchtdrukpistool staat met merk en type vermeld in de Regeling wapens en munitie, Bijlage 1, lijst b.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie 1 onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder b van de Regeling wapens en munitie.
Munitie:
Soort: Centraalvuur kogelpatroon
Aantal: 2
Deze patronen zijn geschikt om een projectiel met een vuurwapen te verschieten.
Derhalve zijn bovenstaande patronen munitie in de zin van artikel 1 lid 4 in verband met artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
De vrijstellingsbepalingen van de Wet Wapens en munitie zijn op voormelde voorwerpen niet van toepassing.
Gezien het vorenstaande had de verdachte wapens en munitie voorhanden als bedoeld in artikel 13 lid 1 en artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Een proces-verbaal d.d. 1 maart 2012, opgenomen op pagina 1478 t/m 1487 (map 4) van het dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisanten]:
Op woensdag 22 februari 2012, ontvingen wij een partij vermoedelijk verdovende middelen.
Het onderzoek werd verricht naar aanleiding van het aantreffen van hard-drugs (lijst 1) in de woning van de verdachte. De vermoedelijk verdovende middelen werden in beslaggenomen in de woning van [verdachte], [adres].
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Monster sporen:
spoor : 10185
SIN : AADK3888NL
Type : Pillen
Bijzonderheden : 5 pillen (beige) met diepdruk xxx
Monster is verzonden naar het NFI.
Getest met MMC xtc test
Kleurreactie : donkerbruin/zwart
Omschrijving goed : 226 pillen, beige van kleur met diepdruk xxx
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal zeer waarschijnlijk MDMA (XTC) bevat.
Een schriftelijk stuk, te weten een NFI-rapport identificatie van drugs en precursoren d.d.
12 april 2012, opgenomen op pagina 1488 en 1489 (map 4) van het dossier, inhoudende:
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AADK3888NL monster, vijf tabletten (á 0,23 gram), bevat MDMA
crèmekleurig, diepdruk: "xxx"
De rechtbank gaat, mede op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde uit van het volgende scenario.
Op 4 februari 2012, omstreeks 4.30 uur, heeft het slachtoffer [slachtoffer] verdachte een aantal vuistslagen in het gezicht gegeven. Om 5.08 uur heeft verdachte met getuige [getuige 1], die verdachte als zijn zoon ziet, gebeld en gezegd dat hij problemen had. Verdachte is daarna in het bezit gekomen van het telefoonnummer van [slachtoffer] en heeft vanaf 5.10 uur tot 7.01 uur achtenvijftig keer gebeld of geprobeerd te bellen met [slachtoffer], terwijl verdachte [slachtoffer] gedurende die tijd zeventien keer een sms heeft gestuurd. Tijdens de telefoongesprekken werd er geschreeuwd en gescholden door verdachte en één sms aan [slachtoffer] bevatte beledigende woorden. Verdachte heeft op een gegeven moment het centrum van Groningen verlaten samen met [medeverdachte], [getuige 11] en [getuige 4], die bij verdachte in de auto zijn gestapt. Uiteindelijk is verdachte alleen overgebleven in de buurt van de Jumbo aan de Beren, vlakbij de Rodeweg. Tijdens het laatste telefonische contact met [slachtoffer], om 7.01 uur, werd door de telefoon van verdachte de mast Bloemsingel aangestraald. Verdachte is naar het [café] aan de Rodeweg gegaan, waar [slachtoffer] zich bevond, heeft aangeklopt en heeft, nadat de deur voor hem was geopend, met een automatisch vuurwapen tien kogels op [slachtoffer] afgevuurd, als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden. Om 7.10 uur is de schietpartij gemeld bij 112.
Verdachte is later op de dag naar [getuige 1] gegaan en heeft gezegd dat hij iemand had "geschoten". Tevens heeft verdachte [getuige 1] gevraagd om voor zijn vriendin te zorgen. Op 6 februari 2012 heeft verdachte op het vliegveld Orly Sud te Parijs een vliegticket naar Frans Guyana gekocht en heeft hij zich laten inenten. Verdachte is op het vliegveld door de Franse politie aangehouden.
Verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht waardoor hij heeft nagelaten om voor feiten en omstandigheden die tegen hem pleiten, een redelijke ontzenuwende verklaring te geven. De rechtbank neemt dit mee in de bewijswaardering. Zo heeft verdachte geen antwoord willen geven op de vraag waarom hij, nadat hij door [slachtoffer] geslagen is, veelvuldig telefonisch contact met [slachtoffer] heeft gezocht en waarom dit contact is gestopt na het tijdstip waarop de schietpartij heeft plaatsgevonden.
Tevens heeft verdachte geen verklaring willen geven voor zijn gedrag na de schietpartij, op basis waarvan de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat hij is gevlucht. Waarom is hij naar Parijs gegaan en heeft hij een vlucht geboekt naar Frans Guyana zonder zijn ouders en vriendin daarvan op de hoogte te stellen en waarom was hij vanaf 7.05 uur op 4 februari niet meer bereikbaar op de telefoonnummers die hij tot die tijd gebruikte? Dit bevreemdt de rechtbank des te meer, nu de vriendin van verdachte, die op dat moment ongeveer 22 weken zwanger van hem was, zich op 3 februari 2012 niet goed voelde en die avond telefonisch een afspraak met verdachte heeft gemaakt voor de volgende dag. Bovendien lag zijn vader op dat moment in het ziekenhuis om een beenamputatie te ondergaan en verdachte had met zijn moeder afgesproken dat hij bij zijn vader langs zou gaan. Ook zou verdachte maandag 6 februari op zijn dochter, die bij zijn ouders woont, passen. Uit een zich in het dossier bevindende brief van het Franse Ministerie van Justitie komt naar voren dat iemand van het Ministerie contact heeft opgenomen met zijn vriendin. De inhoud van deze brief impliceert dat verdachte aan de Franse autoriteiten te kennen heeft gegeven dat hij belang had bij informatie van het thuisfront.
De stelling van de raadsman dat op grond van de rapportages van NFI-deskundige Roepnarain de conclusie moet worden getrokken dat de schutter midden in het café moet hebben gestaan en dat getuigen hebben gezien wie er heeft geschoten, onderschrijft de rechtbank niet. De deskundige heeft slechts gesteld dat het voor één inschot, gezien het aantal aangetroffen nitrocellulosekruit-deeltjes, waarschijnlijker is dat de schootsafstand tussen 25 cm en 150 cm is, dan kleiner dan 25 cm of groter dan 150 cm. Ter terechtzitting heeft de deskundige verklaard dat er pas met zekerheid kan worden gerapporteerd als er wordt gemeten met het wapen waarmee is geschoten. Daar komt bij dat niet kan worden uitgesloten dat getuigen hebben gezien wie er heeft geschoten, maar hierover niets hebben willen verklaren.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat op grond van het NFI-rapport d.d. 18 april 2013 met betrekking tot de historische gegevens niet kan worden bewezen dat verdachte zich op het moment van de schietpartij in het [café] heeft bevonden, overweegt de rechtbank dat dit rapport weliswaar geen bewijs oplevert voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict, maar zijn aanwezigheid geenszins uitsluit. Het rapport is overigens niet als bewijsmiddel opgenomen.
Het verweer van de raadsman omtrent de verklaringen van getuige [getuige 1] wordt verworpen. Niet is komen vast te staan dat dient te worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen bij de politie afgelegd. Dat [getuige 1] de data 4 en 5 februari door elkaar haalt, doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen, die op essentiële onderdelen consistent zijn, niet af. In het tapgesprek van 25 april 2012 wordt door [getuige 1] bevestigd hetgeen hij bij de politie heeft verklaard, namelijk dat verdachte hem heeft verteld dat hij iemand heeft neergeschoten. Dit gesprek voerde [getuige 1] in zijn eigen huis, met een familielid, in zijn eigen taal en dus in alle vrijheid. De rechtbank acht deze verklaring dan ook betrouwbaar.
Tot slot ziet de rechtbank geen reden om de verklaring van [getuige 1] van 5 april 2012 uit te sluiten van het bewijs. Van een onaanvaardbaar optreden van verbalisant [verbalisant] is niet gebleken. [verbalisant] heeft in een proces-verbaal op transparante wijze uiteengezet hoe één en ander is gegaan. Van een onrechtmatig verkregen verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden gesproken.
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris anders verklaard dan bij de politie, zoals ook andere getuigen. De rechtbank sluit niet uit dat het tijdsverloop hierop invloed heeft gehad. Ook kan niet worden uitgesloten dat getuigen mogelijk onder druk zijn gezet om hun verklaringen aan te passen. Zo heeft [getuige 1] verklaard dat hij bezoek heeft gehad van een neef van verdachte. Deze neef had hem verteld dat hij dacht dat [getuige 1] misschien wel teveel had verteld. Dat getuigen bij de rechter-commissaris anders hebben verklaard, maakt de eerder afgelegde verklaringen niet ongeloofwaardig of onbetrouwbaar.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft doodgeschoten met een automatisch vuurwapen.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "voorbedachte raad" moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het dossier, noch het verhandelde ter terechtzitting biedt aanwijzingen dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Integendeel, gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is van voorbedachte raad en daarom van moord.
Medeplegen
De relevante criteria in dit verband zijn de vragen of er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen twee of meerdere verdachten en of er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Van belang zijnde elementen voor het aannemen van bewuste en nauwe samenwerking zijn bijvoorbeeld de intensiteit van de samenwerking, een taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol, het zich al dan niet distantiëren en aanwezigheid op belangrijke momenten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier een zodanige bewuste en nauwe samenwerking niet is komen vast te staan. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte de moord heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Op grond van de in dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte op 6 februari 2012 verboden wapens en munitie voorhanden heeft gehad en MDMA aanwezig heeft gehad.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 4 februari 2012 te Groningen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een (automatisch) vuurwapen, meerdere kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op 6 februari 2012 te Groningen wapens van categorie I, onder 3, te weten twee boksbeugels en een wapen van categorie I, onder 7, te weten een luchtdrukpistool en munitie van categorie III te weten twee scherpe kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 6 februari 2012 te Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad 226 pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. primair moord;
2. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar. Daarbij heeft de officier van justitie met name gewezen op de ernst van de ten laste gelegde moord. Tevens heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte geen inzicht heeft gegeven in de toedracht van de moord en in zijn beweegredenen. Verdachte heeft ervoor gekozen om te zwijgen, wat voor de nabestaanden de verwerking nog veel moeilijker maakt. Verdachte heeft antecedenten op het gebied van strafbare feiten met een geweldscomponent.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Daarmee heeft verdachte het slachtoffer het hoogst denkbare goed, te weten het leven, ontnomen. De koelbloedige handelwijze van verdachte getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een ernstig gebrek aan respect voor het leven van een ander. Hij heeft de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht, zoals ter zitting door de zus van het slachtoffer is verwoord. De moord werd gepleegd in een café en heeft bij de aanwezigen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Bovendien brengen dergelijke feiten een schok in de samenleving teweeg.
Daarnaast heeft verdachte verboden wapens en munitie voorhanden gehad. Deze feiten zijn bij wetgeving strafbaar gesteld ter beheersing van het legale wapenbezit en bestrijding van het illegale wapenbezit. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie.
Tot slot heeft verdachte 226 XTC-pillen aanwezig gehad. De rechtbank overweegt dat de handel in verdovende middelen bij wet strafbaar is gesteld om de volksgezondheid te beschermen. Bovendien gaan drugshandel en het gebruik van drugs vaak gepaard met andere vormen van (gewelds- en vermogens-) criminaliteit, waarvan de samenleving de nadelige gevolgen ondervindt.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, gedurende de laatste vijf jaar ook ter zake de Wet wapens en munitie.
De rechtbank is, gezien de (louter zwijgende) houding van verdachte, nauwelijks op de hoogte van zijn persoonlijke omstandigheden, waardoor deze bij de strafoplegging in strafmatigende zin geen rol hebben kunnen spelen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Ondanks het feit dat de rechtbank met betrekking tot feit 1 het bestanddeel "medeplegen" niet wettig en overtuigend bewezen acht, ziet zij gelet op de ernst van het feit en de wijze van uitvoering geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
In beslag genomen goederen
De rechtbank acht de in beslag genomen voorwerpen, te weten twee boksbeugels, twee patronen, een zwart pistool en drie plastic zakjes met tabletten, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen de feiten 2 en 3 zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Benadeelde partijen
[vader slachtoffer] en [zus slachtoffer] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd. Zij hebben de voorgeschreven formulieren ingediend die opgave bevatten van de vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij [zus slachtoffer] heeft ter terechtzitting van 2 mei 2013 haar vordering vermeerderd en daartoe aanvullende stukken overgelegd.
De vorderingen van [vader slachtoffer] en [zus slachtoffer] bestaan uit respectievelijk
€ 4.034,34 en € 1.525,= aan materiële kosten, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide vorderingen zullen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en bepaling van de hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard in verband met de door hem bepleite vrijspraak.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vorderingen derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat verdachte het strafbare feit alleen heeft gepleegd is er voor toepassing van de hoofdelijkheidsclausule, zoals door de officier van justitie is gevorderd, geen plaats.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen twee boksbeugels, twee patronen, een zwart pistool en drie plastic zakjes met tabletten.
(feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.034,34 (zegge: vierduizend vierendertig euro en vierendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2012.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [vader slachtoffer], te betalen een bedrag van € 4.034,34 (zegge: vierduizend vierendertig euro en vierendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [vader slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
(feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [zus slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.525,= (zegge: eenduizend vijfhonderd vijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
4 februari 2012.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [zus slachtoffer], te betalen een bedrag van € 1.525,= (zegge: eenduizend vijfhonderd vijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2012, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [zus slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, A.F. Gerding en
M.B. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2013.