In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, heeft eiser, wonende te Nijmegen, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Tekenplus B.V., statutair gevestigd te Woudrichem. De procedure betreft de wijziging van de looptijd van de derde arbeidsovereenkomst van eiser met Tekenplus, die oorspronkelijk eindigde op 1 juli 2013, maar door partijen werd verlengd tot 1 december 2013. Eiser stelt dat deze wijziging heeft geleid tot de totstandkoming van een vierde arbeidsovereenkomst, waardoor hij recht heeft op doorbetaling van salaris en andere vergoedingen. Tekenplus betwist dit en voert aan dat er geen vierde arbeidsovereenkomst is ontstaan, omdat de wijziging van de looptijd van de derde overeenkomst rechtmatig was en met wederzijds goedvinden is overeengekomen.
De voorzieningenrechter heeft de feiten en de procedure in detail bekeken. Eiser heeft erkend dat er overeenstemming was over de wijziging van de looptijd van de derde arbeidsovereenkomst, maar stelt dat deze wijziging in strijd is met artikel 7:668a BW, dat de bescherming van werknemers met tijdelijke contracten beoogt. Tekenplus heeft echter betoogd dat de wijziging van de arbeidsovereenkomst rechtmatig was en dat er geen misbruik van omstandigheden heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de wijziging van de arbeidsovereenkomst niet heeft geleid tot een vierde arbeidsovereenkomst en dat de arbeidsovereenkomst op 1 december 2013 is geëindigd.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.