ECLI:NL:RBNNE:2014:1285

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
2636978 EJ VERZ 13-328
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg testament en erfopvolging na overlijden zonder ingediend echtscheidingsverzoek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 13 maart 2014, gaat het om de uitleg van een testament in het kader van erfopvolging na het overlijden van de man. De vrouw, die op huwelijkse voorwaarden met de man was getrouwd, betwist de uitleg van een bepaling in het testament die betrekking heeft op de gevolgen van een echtscheiding. De man had op 27 mei 2013 zelfmoord gepleegd, voordat een echtscheidingsverzoek was ingediend. De vrouw stelt dat zij als enige erfgename moet worden aangemerkt, omdat er geen verzoek tot echtscheiding was ingediend ten tijde van het overlijden van de man. De vader en broer van de man zijn van mening dat de man wel degelijk een verzoek tot echtscheiding had gedaan, gezien de gesprekken met de notaris en de advocaat.

De kantonrechter overweegt dat de uiterste wilsbeschikking van de man moet worden uitgelegd aan de hand van artikel 4:46 BW. De rechter concludeert dat de man ten tijde van zijn overlijden nog geen verzoek tot echtscheiding had ingediend, aangezien een verzoek pas kan worden gedaan door het indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank. De kantonrechter oordeelt dat de uitleg van de testamentaire bepaling zo moet worden verstaan dat er een bij de rechtbank ingediend verzoek moet zijn om de gevolgen van echtscheiding te laten gelden. De beslissing van de kantonrechter bevestigt de positie van de vrouw als erfgename, omdat er geen formeel verzoek tot echtscheiding was ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Zaak/rolnummer: 2636978 EJ VERZ 13-328
Beschikking d.d. 13 maart 2014
Inzake:
[naam]
wonende te [plaatsnaam] aan de [adres],
[naam],
wonende te [plaatsnaam] aan de [adres],
verzoekers, hierna te noemen broer en vader,
gemachtigde mr. M. Hoekman-Haan, advocaat te Stadskanaal,
en
[naam],
wonende te [plaatsnaam] aan de [adres],
verzoekster, hierna te noemen de vrouw,
gemachtigde mr. J. Klopstra, advocaat te Stadskanaal.
PROCESVERLOOP
Op 18 december 2013 is ter griffie een verzoekschrift ex artikel 96 Rv met bijlagen binnengekomen. Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling. Uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
De vrouw is op 3 juni 2005 te [plaatsnaam] op huwelijkse voorwaarden getrouwd met [naam], hierna te noemen de man. De huwelijkse voorwaarden zijn laatstelijk gewijzigd op 21 juni 2007.
1.2
In december 2012 hebben de vrouw en de man zich gewend tot notariskantoor [naam] te [plaatsnaam] teneinde de gevolgen te regelen van de door hen gewenste ontbinding van hun huwelijk. In de periode van december 2012 tot eind april 2013 hebben partijen daarover overleg gevoerd. In dat kader zijn diverse conceptstukken opgesteld. De vrouw en de man hebben evenwel geen overeenstemming bereikt.
1.3
Op 16 mei 2013 heeft de man zich gewend tot mr. M. Hoekman-Haan met het verzoek een echtscheidingsprocedure te starten bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. In dat verband heeft mr. Hoekman-Haan een verzoekschrift opgesteld. Dat zou worden ingediend zodra zij de beschikking had over de benodigde uittreksels.
1.4
Op 27 mei 2013 heeft de man zich van het leven beroofd. Het verzoekschrift tot echtscheiding was toen nog niet ingediend bij de rechtbank.
1.5
In het testament van de man van 21 juni 2007 is onder meer het volgende bepaald:
Erfstelling bij overlijden vóór echtgenote
Artikel 3
Voor het geval ik zonder achterlating van één of meer afstammelingen kom te overlijden vóór mijn echtgenote, mevrouw [de vrouw], benoem ik haar tot mijn enige erfgename.
(…)
Echtscheiding/scheiding van tafel en bed
Artikel 11
Indien ten tijde van mijn overlijden echtscheiding of scheiding van tafel en bed is uitgesproken of een verzoek daartoe is gedaan, vervallen alle beschikkingen ten behoeve van mijn genoemde echtgenote. In dat geval vervallen eveneens de beschikkingen ten behoeve van de afstammelingen van mijn genoemde echtgenote.

2.Het geschil

Partijen verschillen van mening over de uitleg van het testament en dan met name over de uitleg van de in artikel 11 gebezigde zin
indien ten tijde van mijn overlijden echtscheiding of scheiding van tafel en bed is uitgesproken of een verzoek daartoeis gedaanvervallen alle beschikkingen ten behoeve van mijn genoemde echtgenote.Partijen hebben besloten hun geschil op de voet van artikel 96 Rv aan de kantonrechter voor te leggen.

3.De standpunten van partijen

3.1
De vrouw heeft betoogd dat het testament geldig is en haar aanwijst als enig erfgename nu het verzoek tot echtscheiding ten tijde van het overlijden van de man nog niet was ingediend bij de rechtbank. Een verzoek tot echtscheiding kan alleen aan de rechtbank worden gedaan. Als de man had gewild dat zij niet langer voor de nalatenschap in aanmerking zou komen, had hij het testament kunnen wijzigen, hetgeen hij niet heeft gedaan.
3.2
De vader en de broer hebben aangevoerd dat in het testament niet wordt gesteld dat het echtscheidingsverzoek moet zijn ingediend. Daartoe dient slechts een verzoek te worden gedaan. Gelet op de langdurige besprekingen/onderhandelingen bij de notaris en aanmerking genomen dat de man zich tot een advocaat heeft gewend die onverwijld een echtscheidingsverzoekschrift heeft geredigeerd, is afdoende aangetoond dat de man een verzoek tot echtscheiding had gedaan op het moment van zijn overlijden.

4.De beoordeling

4.1
De uiterste wilsbeschikking van de man dient te worden uitgelegd naar de maatstaf van artikel 4:46 BW. Artikel 4:46 lid 1 bepaalt dat bij de uitlegging van een uiterste wilsbeschikking dient te worden gelet op de verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Het tweede lid van artikel 4:46 BW bepaalt overigens dat daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil slechts dan voor uitleg van een uiterste wilsbeschikking mogen worden gebruikt indien deze uiterste wil zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft.
4.2
Naar het oordeel van de kantonrechter is duidelijk welke verhoudingen de uiterste wil kennelijk wenst te regelen, namelijk die tussen de man, diens nalatenschap en de vrouw, hoofdzakelijk in haar hoedanigheid van wettig echtgenote. Ook over de omstandigheden waaronder de uiterste wil is opgemaakt bestaat tussen partijen geen onduidelijkheid. Staande het huwelijk heeft de man er voor gekozen om uitsluitend de vrouw - en dus niet de broer en de vader - tot erfgenaam te benoemen. Voorts is gesteld noch gebleken dat de litigieuze bepaling in het testament zinledig is als bedoeld in het tweede lid van artikel 4:46 BW, zodat daden en verklaringen van de man buiten de uiterste wil ingevolge de wettelijke bepalingen en de heersende jurisprudentie niet voor de uitleg daarvan mogen worden gebruikt.
4.3
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de interpretatieruimte die de kantonrechter in casu ter beschikking staat en mede gelet op de bewoordingen van de onderhavige bepalingen in het testament is de kantonrechter met de vrouw van oordeel dat de man ten tijde van diens overlijden nog geen verzoek tot echtscheiding had gedaan. Een dergelijk verzoek kan immers slechts worden gedaan aan de rechtbank middels indiening van een daartoe strekkend verzoekschrift. Vaststaat dat een dergelijk verzoek niet is ingediend. Dat de man serieus voornemens was een verzoek tot echtscheiding in te dienen doet daaraan, mede vanuit een oogpunt van rechtszekerheid, niet af. Overigens sluit deze uitleg aan bij hetgeen daaromtrent, onder meer, in Boek 1 BW is geregeld. Met het doen van een verzoek wordt daarin steevast bedoeld het daadwerkelijk indienen van een verzoek bij hetzij de rechtbank, hetzij de burgerlijke stand.
BESLISSING
De kantonrechter:
verstaat dat onder de bewoordingen
of een verzoek daartoe is gedaanals bedoeld in artikel 11 van het testament van de man dient te worden verstaan een bij de rechtbank ingediend verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 13 maart 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
coll.:
typ: AF