ECLI:NL:RBNNE:2014:1339

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
2603665 CV EXPL 13-16445
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder heeft in beginsel geen recht op rente over waarborgsom

Op 18 maart 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een verhuurder en twee huurders. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een bedrijfspand die is geëindigd op 31 mei 2013. Bij de aanvang van de huurovereenkomst in 1985 hebben de huurders een waarborgsom van € 3.907,05 betaald. Na beëindiging van de huurovereenkomst heeft de verhuurder de openstaande huur verrekend met deze waarborgsom. De verhuurder, aangeduid als [eiseres], vorderde van de huurders, aangeduid als [A] en [B], een bedrag van € 7.018,58 wegens achterstallige huur, buitengerechtelijke kosten en rente.

De huurders hebben verweer gevoerd en gesteld dat zij de huurachterstand reeds hebben voldaan. Zij betogen dat de renteopbrengst over de waarborgsom het gevorderde bedrag overtreft. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de waarborgsom door de huurders is afgestort en dat de verhuurder de houder van de waarborgsom is geworden. Volgens de wet behoren de opeisbare burgerlijke vruchten, waaronder rente, aan de houder toe, tenzij er afwijkende contractuele afspraken zijn gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er in het huurcontract geen bepalingen zijn opgenomen over de renteopbrengst van de waarborgsom ten gunste van de huurders. Hierdoor is het wettelijke uitgangspunt leidend. De vordering van de verhuurder is integraal toegewezen, en de huurders zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 2603665 CV EXPL 13-16445
Vonnis d.d. 18 maart 2014
Inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam], gemeente [gemeente], mede kantoorhoudende te [plaatsnaam],
eiseres, hierna te noemen [eiseres],
gemachtigde GGN Tijhuis & Partners, gerechtsdeurwaarders,
tegen
1.
[naam],vennoot van gedaagde sub 3,
wonende te[plaatsnaam], [adres],
2.
[naam],vennoot van gedaagde 3,
wonende te [plaatsnaam], [adres], ex artikel 1:14 BW woonplaats hebbende te [plaatsnaam], [adres],
3.
De vennootschap onder firma [naam],mede handelende onder de naam [naam], gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam], [adres],
gedaagden, hierna te noemen [A] en [B],
procederend in persoon.
PROCESVERLOOP
Bij inleidende dagvaarding heeft [eiseres] gevorderd om [A] en [B] ter zake van achterstallige huurpenningen, buitengerechtelijke kosten en verschenen rente hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 7.018,58, kosten rechtens.
Bij conclusie van antwoord hebben [A] en [B] verweer gevoerd tegen de vordering en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Daarna hebben partijen een conclusie van repliek respectievelijk dupliek genomen, waarbij zij hebben gepersisteerd.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
Tussen partijen, [eiseres] als verhuurder en [A] en [B] als huurders, heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot een bedrijfspand aan de [adres] te [plaatsnaam]. Deze huurovereenkomst is geëindigd per 31 mei 2013. Op de huurovereenkomst zij de algemene bepalingen betreffende huur en verhuur van bedrijfsruimte van toepassing.
1.2
Bij aanvang van de huurovereenkomst in 1985 hebben [A] en [B] een waarborgsom van omgerekend € 3.907,05 aan [eiseres] betaald. Bij einde van de huurovereenkomst heeft [eiseres] de toen nog openstaande huur verrekend met de waarborgsom.

2.De standpunten van partijen

2.1
[eiseres] heeft, kort gezegd, betoogd dat [A] en [B] na verrekening nog een huurachterstand hebben van in hoofdsom € 5.771,18. Nu zij die huurachterstand ondanks herhaalde sommatie niet betaald hebben, meent [eiseres] naast de hoofdsom tevens aanspraak te kunnen maken op de contractuele boete, de incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2
[A] en [B] hebben in essentie aangevoerd dat het volgens [eiseres] nog openstaande bedrag aan huur reeds door hen is voldaan. Zij zijn van mening dat de renteopbrengst sedert 1985 over de waarborgsom het gevorderde bedrag ruimschoots overtreft.

3.De beoordeling

3.1
Bij de beoordeling van dit geschil heeft het volgende als uitgangspunt te gelden. Door afstorting van de waarborgsom zijdens [A] en [B] is Vastgoed daarvan houder geworden. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:120 BW juncto 3:124 BW behoren de opeisbaar geworden burgerlijke vruchten aan de bezitter te goeder trouw c.q. de houder toe. Rente moet worden aangemerkt als een burgerlijke vrucht als hiervoor bedoeld.
3.2
Vorenstaande uitgangspunt kan uitzondering lijden als partijen daarvan afwijkende contractuele afspraken maken. In casu is daarvan evenwel geen sprake. In het huurcontract is over de renteopbrengst op de waarborgsom ten gunste van [A] en [B] niets ter zake dienende opgenomen. Hetzelfde geldt voor de algemene voorwaarden. Het wettelijke uitgangspunt zal derhalve leidend dienen te zijn.
3.3
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de vordering van [eiseres], welke vordering anders dan middels het zojuist verworpen verweer niet is betwist, integraal worden toegewezen.
3.4
Als in het ongelijk gestelde partijen zullen [A] en [B] ook in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter
veroordeelt [A] en [B] hoofdelijk, des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de somma van € 7.018,58, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.059,74 vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
veroordeelt [A] en [B] hoofdelijk, des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure welke worden vastgesteld op € 105,88 aan explootkosten, € 448,00 aan vastrecht en € 500,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: AF
coll: AvD