Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het mondeling tussenvonnis van 23 oktober 2013;
- het proces-verbaal van comparitie van 27 januari 2014.
2.De feiten
3.De vordering
4.Het geschil en de beoordeling
€ 904,00(2 punten in tarief II)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Nederland, heeft eiser [A] een vordering ingesteld tegen gedaagde [B] wegens onrechtmatige daad. De zaak betreft de verkoop van zeven drachtige Friese merries, eigendom van [A], die zonder zijn toestemming door [B] zijn verkocht. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een mondeling tussenvonnis en een comparitie. De feiten zijn als volgt: [A] was jarenlang fokker van Friese paarden en had een vriendschappelijke relatie met [B]. In 2011 heeft hengstenhouderij [C] op verzoek van [A] de merries opgehaald voor inseminatie, met de bedoeling dat [C] ze zou verkopen. Echter, [C] slaagde er niet in de merries te verkopen, waarna [B] en [A] bespraken dat de merries naar een andere locatie moesten worden overgebracht. Uiteindelijk zijn de merries naar de hengstenhouderij van de zoon van [B], [D], gebracht. In april 2012 ontving [A] een overzicht van [B] waarin stond dat de merries voor € 15.500,00 waren verkocht, maar dat de kosten € 15.600,00 bedroegen, wat resulteerde in een negatief saldo. [A] heeft [B] verzocht om duidelijkheid over de verkoopprijzen en de kopers van de merries.
[A] vorderde onder andere een verklaring voor recht dat [B] onrechtmatig heeft gehandeld, schadevergoeding en een overzicht van de kopers. [B] voerde verweer en stelde dat hij slechts had bemiddeld. De rechtbank oordeelde dat [A] niet voldoende had onderbouwd dat [B] onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank wees de vorderingen van [A] af, oordeelde dat hij in het ongelijk was gesteld en veroordeelde hem in de proceskosten van [B]. Het vonnis werd uitgesproken op 12 maart 2014 door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek.