ECLI:NL:RBNNE:2014:1482
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden op basis van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wonende te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, welke toestemming was verleend op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr). De intrekking vond plaats op basis van eerdere veroordelingen van verzoeker voor mishandeling, waarbij de voorzieningenrechter moest beoordelen of de intrekking van de toestemming rechtmatig was.
De voorzieningenrechter overwoog dat de korpschef beoordelingsvrijheid heeft bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verzoeker. De voorzieningenrechter benadrukte dat aan medewerkers in de beveiligingsbranche hogere eisen gesteld mogen worden dan aan medewerkers in andere sectoren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de toestemming niet onterecht was, gezien de veroordelingen van verzoeker en de belangenafweging die gemaakt moest worden tussen de belangen van verzoeker en de belangen van de veiligheidszorg.
Verzoeker had aangevoerd dat hij mocht vertrouwen op eerdere gesprekken met de afdeling Bijzondere wetten, waarin niet werd gesproken over zijn veroordelingen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen ondubbelzinnige toezegging was gedaan dat deze incidenten niet tegen verzoeker zouden worden gebruikt. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juridische houdbaarheid van het besluit van de korpschef.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de toestemming voor verzoeker geen onevenredig nadeel met zich meebracht, en dat de belangen van de veiligheidszorg zwaarder wogen. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.