ECLI:NL:RBNNE:2014:1555

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
AWB 12/510
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging studiefinanciering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar studiefinanciering, welke door de minister was vastgesteld in een primair besluit van 24 oktober 2011. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat het primaire besluit op 11 oktober 2011 op de website Mijn DUO was geplaatst, en dat de termijn voor het indienen van bezwaar was aangevangen op de dag na deze plaatsing. Eiseres had haar bezwaar pas op 3 mei 2012 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat eiseres redelijkerwijs niet in verzuim was geweest met betrekking tot de termijnoverschrijding. De rechtbank verklaarde het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk en het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseres om op de hoogte te zijn van de digitale bekendmaking van besluiten en de gevolgen van het niet tijdig indienen van bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling bestuursrecht
Locatie Assen
Zaaknummer: ASS AWB 12/510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2014 in de zaak tussen

[eiseres]te [woonplaats], eiseres,
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: G.J.M. Naber).

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de studiefinanciering van eiseres beëindigd.
Bij besluit van 21 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2013. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen nader bewijs te leveren.
Bij brief van 29 juli 2013 heeft verweerder op verzoek van de rechtbank een hardbouncelijst en een outputlijst ingediend met betrekking tot de verzending van de e-mail.
Bij brief van 11 september 2013 heeft de rechtbank partijen bericht dat zij het voornemen heeft te beslissen overeenkomstig de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 augustus 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1216) en heeft zij partijen in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
Bij brief van 22 oktober 2013 heeft verweerder gereageerd. Daarbij is onder meer een schermprint met betrekking tot plaatsing van het primaire besluit in het digitale archief overgelegd.
Op 6 januari 2014 heeft verweerder een nader stuk inhoudende een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2013 (AMS 13/682) ingediend.
Eiseres heeft van de door verweerder overgelegde stukken een afschrift ontvangen.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1. Eiseres ontvangt studiefinanciering van verweerder. Op 26 september 2011 heeft zij een wijziging in haar gegevens aan verweerder doorgegeven.
1.2. Bij het primaire besluit heeft verweerder beslist dat eiseres vanaf mei 2011 geen recht meer heeft op studiefinanciering. Voorts heeft verweerder beslist dat eiseres in 2011 teveel studiefinanciering heeft ontvangen en dat dit bedrag een schuld is geworden.
1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen zes weken na dit besluit is ingediend. Verweerder is niet gebleken dat eiseres niet verweten kan worden dat het bezwaarschrift te laat is ingediend.
2.1. Eiseres voert aan dat zij nooit haar e-mailadres aan verweerder heeft gegeven en toestemming heeft verleend om besluiten via e-mail te ontvangen.
2.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres heeft aangegeven de Berichten studiefinanciering digitaal te willen ontvangen.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres (op 28 juni 2011) heeft gekozen voor digitale bekendmaking van Berichten studiefinanciering. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de gedingstukken is gebleken dat verweerder heeft ingelogd op Mijn DUO van eiseres en een uitdraai heeft gemaakt van de pagina met gegevens over de gemaakte voorkeuren. Deze pagina bevat de volgende informatie:
e-mailadres [e-mailadres]
berichten online ontvangen ● berichten online ontvangen
○ ik wil mijn berichten op papier ontvangen
specifieke informatie ● mijn e-mailadres mag hiervoor gebruikt worden
○ mijn e-mailadres mag hiervoor niet gebruikt
worden.
Ter zitting is door eiseres erkend dat [e-mailadres] het e-mailadres is dat zij destijds en nu nog gebruikt. Dit e-mailadres is ook opgenomen in een e-mail van verweerder waarin de registratie van het e-mailadres van eiseres aan haar wordt bevestigd. In deze e-mail van verweerder is tevens opgenomen dat verweerder het e-mailadres van eiseres uitsluitend gebruikt om haar berichten te sturen die betrekking hebben op DUO.
Gezien voorgaande overwegingen volgt de rechtbank het betoog van eiseres niet.
3.1. Voorts voert eiseres aan dat zij op 17 mei 2011 voor het laatst een brief van verweerder heeft ontvangen. Daarna heeft zij niets per post of per e-mail van verweerder ontvangen. Daarbij heeft eiseres gesteld dat haar voormalige huisgenoot veel post gericht aan haar heeft verscheurd. Voorts voert eiseres aan dat zij pas op 1 mei 2012, toen een deurwaarder de teveel ontvangen studiefinanciering bij haar kwam vorderen, op de hoogte is geraakt van het primaire besluit.
3.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in voldoende mate aannemelijk is gemaakt dat het primaire besluit op 11 oktober 2011 bekend is gemaakt door plaatsing op Mijn DUO. Eiseres heeft een e-mailbericht ontvangen waarin stond dat er een nieuw Bericht op de site was geplaatst. Het had volgens verweerder op de weg van eiseres gelegen om het primaire besluit via de digitale weg in te lezen.
3.3. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
3.3.1. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan over de elektronische berichtgeving door verweerder (ECLI:CRVB:2013:1216). In deze uitspraak is onder meer overwogen dat, gelet op de tekst van artikel 2:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), als tijdstip waarop een Bericht studiefinanciering elektronisch is verzonden het tijdstip geldt waarop dit bericht is geplaatst op de website Mijn DUO. Op dat moment is het bericht te raadplegen en is het toegankelijk voor de geadresseerde als bepaald in artikel 2:17, eerste lid, van de Awb. Dit leidt tot de conclusie dat die datum tevens de datum is waarop het besluit is bekendgemaakt in de zin van artikel 3:41 van de Awb. Op grond van artikel 6:8 van de Awb vangt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift tegen een Bericht studiefinanciering derhalve aan met ingang van de dag na plaatsing ervan op de website. Naar het oordeel van de CRvB komt daarmee aan de verzending van het e-mailbericht, waarin betrokkene wordt geattendeerd op een op de website geplaatst nieuw Bericht, in dit verband geen betekenis toe.
3.3.2. In de voornoemde uitspraak heeft de CRvB geoordeeld dat de door verweerder beschreven systematiek ten aanzien van elektronische berichtgeving onvoldoende aanknopingspunten biedt om op grond daarvan aan te nemen dat de besluiten toegankelijk waren op de website. Naar het oordeel van de CRvB bood ook het in die zaken overgelegde outputbestand niet de vereiste duidelijkheid en verifieerbaarheid omtrent de datum van plaatsing van de daarin vermelde Berichten studiefinanciering op de website. Het outputbestand bevatte geen verwerkingsdatum en de CRvB voegt hieraan toe dat, wat er ook zij van de hardbouncelijst, met een dergelijke lijst een datum van plaatsing van besluiten op de website niet kan worden bewezen. Hetzelfde geldt voor de aan betrokkene verstuurde e-mail.
3.3.3. Anders dan in de in de uitspraak van de CRvB voorliggende situatie is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de onderhavige zaak met de door hem aangedragen gegevens wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit op 11 oktober 2011 op de website Mijn DUO is geplaatst. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder naast een outputbestand ook een printscreen Digitaal Archief heeft overgelegd met datum 11 oktober 2011. Op deze printscreen staat dat het aan eiseres gerichte Bericht van 11 oktober 2011 is geplaatst op Mijn DUO op 11 oktober 2011.
3.3.4. Nu verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit op 11 oktober 2011 is geplaatst op Mijn DUO is dit besluit daarmee op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. De termijn voor het indienen van het bezwaar is aangevangen de dag na plaatsing van dit bericht. De bezwaartermijn liep derhalve van 12 oktober 2011 tot en met 22 november 2011. Eiseres heeft haar bezwaarschrift van 1 mei 2012 op 3 mei 2012 aangetekend laten versturen naar verweerder. Dit betekent dat het bezwaar niet tijdig is gemaakt.
3.3.5. Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen e-mailbericht van verweerder heeft ontvangen waarin zij erop geattendeerd werd dat het Bericht studiefinanciering op 11 oktober 2011 was geplaatst op Mijn DUO. De rechtbank begrijpt deze stelling van eiseres aldus dat zij door het niet ontvangen van de e-mail te laat op de hoogte is geraakt van het primaire besluit en dat zij derhalve een beroep doet op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat gebleken is dat het plaatsen van een Bericht op de website automatisch leidt tot het aanmaken en verzenden van het betreffende e-mailbericht, waarbij zowel de verzending als de controle op de verzending en de ontvangst van dit bericht volledig geautomatiseerd wordt uitgevoerd. De door verweerder geschetste werkwijze en de registratie van de controle in het computersysteem zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat de kans op een fout verwaarloosbaar klein is, zodat ervan mag worden uitgegaan dat het plaatsen van een Bericht op de website Mijn DUO leidt tot daadwerkelijke verzending van een e-mailbericht aan de studerende. Bovendien blijkt uit de door verweerder overgelegde outputlijst en hardbouncelijst dat het betreffende e-mailbericht is verzonden naar het e-mailadres van eiseres en dat deze e-mail niet als onbestelbaar retour is gekomen.
3.3.6. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat eiseres ten aanzien van de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet in verzuim is geweest, heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.3.7. Het beroep van eiseres is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. P.T.M. van der Lelie, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel