ECLI:NL:RBNNE:2014:1669
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake VAR-verklaring voor zorgondernemer
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 1 april 2014 uitspraak gedaan op het verzoek van een zorgondernemer om een voorlopige voorziening. De verzoekster, die als zelfstandige in de zorg werkzaam is, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst om haar werkzaamheden aan te merken als loon uit dienstbetrekking. Dit had gevolgen voor haar VAR-verklaring, die essentieel is voor haar voortzetting van werkzaamheden als zelfstandige.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening. De financiële situatie van verzoekster, die een AOW-uitkering en pensioen ontvangt, werd niet als een noodsituatie beschouwd. Bovendien werd opgemerkt dat de keuze van zorgbemiddelingskantoren om alleen zorgverleners met een VAR WUO in te schakelen, niet door de beslissing van de Belastingdienst werd veroorzaakt, maar eerder door de eigen keuzes van verzoekster.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster ook zonder VAR WUO als zelfstandige kon blijven werken, bijvoorbeeld door rechtstreeks zorg te verlenen aan particuliere patiënten. De beslissing van de Belastingdienst om een VAR Loon af te geven in plaats van een VAR WUO werd niet als een bedreiging voor de continuïteit van haar werkzaamheden gezien. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.