ECLI:NL:RBNNE:2014:1713

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
C-17-128161- HA ZA 13-206
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding in het kader van een overeenkomst tot levering van hydraulisch menggranulaat

In deze zaak vordert de besloten vennootschap THEO POUW SECUNDAIRE BOUWSTOFFEN B.V. (hierna: Pouw) betaling van een openstaande factuur van € 118.809,11 van de besloten vennootschap HAARSMA INFRA & MILIEU B.V. (hierna: Haarsma). Pouw heeft in het kader van een overeenkomst hydraulisch menggranulaat geleverd aan Haarsma, die dit menggranulaat heeft verwerkt in de fundering van een fietsbrug. Haarsma weigert echter te betalen, omdat zij van mening is dat het geleverde menggranulaat niet voldoet aan de kwaliteitseisen zoals gesteld in de overeenkomst. Pouw stelt dat het menggranulaat wel degelijk aan de eisen voldeed en dat de provincie Fryslân, die toezicht hield op de bouw, dit ook heeft bevestigd in een e-mail. De rechtbank oordeelt dat het aan Haarsma is om te bewijzen dat het geleverde menggranulaat niet aan de overeenkomst voldoet. De rechtbank stelt vast dat Pouw niet verplicht is om de samenstelling van het menggranulaat aan te tonen, aangezien partijen zijn overeengekomen dat een eventuele keuring voorafgaand aan de levering dient plaats te vinden. De rechtbank wijst de vordering van Pouw toe en veroordeelt Haarsma tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

In reconventie vordert Haarsma schadevergoeding van Pouw, omdat zij stelt dat de ondeugdelijkheid van het geleverde menggranulaat heeft geleid tot extra kosten. De rechtbank wijst deze vordering af, omdat Haarsma niet heeft aangetoond dat Pouw wanprestatie heeft gepleegd. De rechtbank concludeert dat de vorderingen in reconventie niet toewijsbaar zijn en dat Haarsma als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/128161 / HA ZA 13-206
Vonnis van 2 april 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap
THEO POUW SECUNDAIRE BOUWSTOFFEN B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.M.F. Snijders te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap
HAARSMA INFRA & MILIEU B.V.,
gevestigd te Tjerkwerd,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.D. Kalmijn te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Pouw en Haarsma genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties
  • de conclusie van antwoord in reconventie en
  • het proces verbaal van comparitie gehouden op 19 december 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Pouw is een onderneming die zich toelegt op recycling van bouw- en slooppuin tot granulaat. Haarsma is een aannemer op het terrein van grond-, water- en wegenbouw. Haarsma heeft in opdracht van de Provincie Fryslân (hierna: de provincie) een fietsbrug te Gorredijk (hierna: de brug) aangelegd. Pouw en Haarsma doen al jaren zaken met elkaar. Ten behoeve van de aanleg van de brug heeft Haarsma grondstoffen bij Pouw besteld waaronder een grote hoeveelheid, te weten 13.470 ton, hydraulisch menggranulaat. Ter bevestiging van deze transactie stuurt de heer[A], manager van Pouw, aan de [B] van Haarsma op 7 juni 2012 een mailbericht waarin hij onder meer het volgende vermeldt:
“Geachte [B],
Hierbij bevestigen wij het navolgende betreffende genoemd werk, met u te zijn overeengekomen:
(…)
3---Het per trailer franco werk leveren van circa 13470 ton hydraulisch menggranulaat 0/45, a € 6,75 per ton.
(…)
Betreffende de punten 1 tot en met 6 gaan wij alleen akkoord met een eventuele keuring vooraf levering aan de bron. Bij elke andere door u of uw opdrachtgever gewenste keuring zoals bijvoorbeeld na levering of verwerking in de baan zullen wij niet tot levering overgaan. (…)”
2.2.
Het menggranulaat diende te voldoen aan de vereisten als omschreven in het bestek van de provincie, paragraaf 28.16.07 van de Standaard RAW 2005 en de KOMO-voorwaarden. Het bestek van de provincie was Pouw op voorhand ter hand gesteld.
Pouw heeft het menggranulaat na 7 juni 2012 geleverd aan Haarsma en deze heeft het menggranulaat verwerkt in de verhardingslaag van de brug die fungeert als fundering voor de asfaltlaag die er nog over heen komt. Tussen de provincie en Haarsma ontstaat overleg over de kwaliteit van de verhardingslaag. In het verslag van de bouwvergadering van 2 oktober 2012 (overgelegd als productie 3 bij conclusie van antwoord) verzoekt de provincie aan Haarsma om bewijs in te dienen dat het hydraulisch menggranulaat daadwerkelijk hydraulisch is en dat het voldoet aan de eisen van de Standaard RAW en het bestek. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van twijfels die bij de provincie zijn ontstaan over de samenstelling en daarmee de kwaliteit van het menggranulaat naar aanleiding van een eerste eigen onderzoek. Op 5 oktober 2012 heeft Grontmij de samenstelling van het menggranulaat in opdracht van de provincie nader onderzocht. De resultaten van dit onderzoek waren voor de provincie aanleiding om de bouw onmiddellijk stil te leggen en de aangelegde verhardingslaag die als fundering had te dienen af te keuren. Zo schrijft de heer [C] van de provincie in zijn mail aan Haarsma d.d. 11 oktober 2012 onder meer:
“In het bestek van de rondweg Gorredijk is voldoende aangegeven welk materiaal moet worden toegepast en waar het aan moet voldoen. Ook is aangegeven hoe de kwaliteitsborging moet zijn. Ten aanzien van het aandeel hydraulische slak is niet in het bestek aangegeven dat dit gecontroleerd moet worden in het werk. Uitgangspunt moet zijn het KOMO certificaat van de leverancier. Het ingediende certificaat van Pouw voldoet en is als zodanig geaccepteerd.
De provincie heeft bij de eigen controle van de puinbaan het vermoeden gekregen dat het aangebrachte funderingsmateriaal niet of te weinig hydraulisch slak bevat ten opzichte van de eis zoals gesteld in de Standaard hoofdstuk 28.16.07. De Grontmij heeft vervolgens de magneetproef uitgevoerd om het aandeel hydraulische slak te bepalen. Uit deze proefneming komt het volgende naar voren:
Bij enkele monsters is het percentage hdr.slak < 5% hetgeen niet voldoet aan de eis van de Standaard 2005
De percentages wijken ten opzichte van elkaar sterk af bandbreedte is 1,6% tot 11,2%
Op basis van deze gegevens heeft de directie vermoeden van onvoldoende werk en heeft dit bij Haarsma aangegeven. Hierop is dit overleg door Haarsma geïnitieerd.(…)
Op 16 oktober 2012 bericht de provincie aan Haarsma dat zij daarnaast volledige vervanging van de verhardingslaag eist:
“Op 5 oktober is door middel van onderzoek geconstateerd dat het verwerkte hydraulische menggranulaat niet voldoet ten aanzien van de homogeniteit en het percentage hydraulische slak. (…)
Op 11 oktober 2012 is overleg geweest naar aanleiding van deze constatering. Het verslag van dit overleg is bijgevoegd als bijlage.
In uw reactie op het verslag van 12 oktober geeft u aan alle gegevens afkomstig van de productielocatie aan te leveren als bewijslast dat de bouwstof voldoet.
Dit is en blijft onvoldoende als reactie op onze bevindingen in het veld. Daarmee concludeer ik dat er geen sprake is van het vervolgtraject zoals in het verslag is aangegeven. De verwerkte bouwstof is niet goedgekeurd. Op basis van de U.A.V. paragraaf 17lid 3 verzoek ik u de bouwstof te vervangen. Alle consequenties zoals tijd en geld als gevolg van deze constatering zijn voor uw rekening.(…)”
2.3.
Daarop is Haarsma in overleg getreden met Pouw. Op 17 oktober 2012 levert Pouw een overzicht van CBR waarden aan (overgelegd als productie 7 bij conclusie van antwoord). CBR waarden geven informatie over de uitharding van het menggranulaat en daarmee de draagkracht van de verhardingslaag waarin het menggranulaat is verwerkt.
Ter oplossing van de discussie met de provincie over de kwaliteit van het menggranulaat stuurt Pouw op 20 november 2012 gegevens op aan de provincie. Op 26 november 2012 vindt er dan een bespreking plaats tussen de provincie, Pouw en Haarsma. Afgesproken wordt dat Pouw bepaalde informatie aanlevert. Deze informatie is 23 januari 2013 compleet en wordt getoetst door de provincie. De provincie is nog niet tevreden. Dit verwoordt de heer [C] in zijn mail van 5 februari 2012 aan Pouw en Haarsma:
“Zoals aangegeven door collega [D] ontvangt u hierbij onze bevindingen ten aanzien van uw aangeleverde antwoorden op onze vragen.
Boekhouding:
De ingediende boekhouding is summier en niet een op een terug te voeren op de productie voor rondweg Gorredijk. Maar op basis van de aangeleverde gegevens lijkt het voldoende aannemelijk gemaakt dat het gehalte staalslak (combinatie LD-slak en Duomix) in het hydraulisch recyclinggranulaat voor Rondweg Gorredijk binnen de grenzen valt van artikel 28.16.07 lid 01 van de Standaard 2005.
Verklaring:
De verklaring van de onafhankelijk deskundige dat Duomix kan worden ingezet als stabilisator in hydraulisch recyclinggranulaat wordt ondersteund door de verklaringen van door mij geraadpleegde deskundigen. Voorwaarde is wel dat de geschiktheid van de stabilisator in het mengsel door middel van een CBR-proef wordt aangetoond. De resultaten van de ingediende CBR-proeven tonen deze geschiktheid aan. Er wordt voldaan aan artikel 28.16.07 lid 03 van de Standaard 2005.
Procesbeschrijving:
De ingediende stukken voor de procesbeschrijving dateren van 10 januari 2013. Er is niet aannemelijk gemaakt dat bij het samenstellen van het hydraulisch recyclinggranulaat op de locatie Akkrum in de periode 1 juli 2012 tot 31 oktober 2012 is gewerkt volgens deze procesbeschrijving.
Resultaten CBR-proef:
De resultaten van de CBR-proef op basis van zowel LD-mix als op basis van Duomix voldoen aan de volgens art. 28.16.07 lid 06 van de Standaard 2005 te stellen eisen.
Op grond van het niet aannemelijk maken dat bij het samenstellen van het hydraulisch recyclinggranulaat op de locatie Akkrum is gewerkt volgens de ingediende procesbeschrijving, is de twijfel met betrekking tot het voldoen aan art. 28.16.07 lid 04 van de Standaard 2005 niet weggenomen.(…)”
2.4.
Vervolgens is tussen de drie betrokken partijen besproken dat een oplossing voor het ontstane probleem is om bindmiddel aan de aanwezige fundering toe te voegen. Haarsma heeft deze oplossing zonder medewerking van Pouw uitgevoerd omdat Pouw niet bereid was de kosten te dragen van deze aanpassingen nu haar facturen nog niet betaald waren. Pouw heeft voor de geleverde bouwstoffen een totaal bedrag van € 118.809,11 gefactureerd aan Haarsma. Haarsma heeft deze facturen allen onbetaald gelaten omdat zij van oordeel is dat het geleverde menggranulaat ondeugdelijk is. Op haar beurt weigert Pouw aan Haarsma de opgevoerde schadebedragen van € 115.828,59 en € 177.632,33 te voldoen.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
Pouw vordert dat de rechtbank Haarsma veroordeelt bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van een bedrag van € 118.809,11 te vermeerderen met wettelijke rente alsmede dat de rechtbank Haarsma veroordeelt in de kosten van dit geding met inbegrip van nakosten.
3.2.
Pouw legt –samengevat- aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Zij heeft met Haarsma een overeenkomst gesloten tot levering van verschillende bouwstoffen en onder meer het hydraulische menggranulaat. Zij heeft de bestelde hoeveelheid menggranulaat geleverd en het overeengekomen bedrag in rekening gebracht. Het totale factuurbedrag is onbetaald gebleven en wordt derhalve gevorderd.
3.3.
Naar aanleiding van het verweer van Haarsma dat het geleverde menggranulaat niet aan de overeenkomst voldoet heeft Pouw nog het volgende gesteld.
Omdat de kwaliteit en samenstelling van menggranulaat na verwerking tot een funderingslaag niet meer te controleren is, is zij met Haarsma overeengekomen dat een eventuele keuring dan wel beoordeling van het menggranulaat alleen voorafgaand aan de levering en aan de bron, dat wil zeggen door aanwezig te zijn bij het mengproces, kan geschieden. Dit om een onmogelijke discussie, zoals die in de onderhavige zaak aan de orde is, te voorkomen. Haarsma kan geen beroep meer doen op de ondeugdelijkheid van de geleverde menggranulaat. Bovendien voldeed het menggranulaat wel aan de overeenkomst. Pouw wijst daarbij op de hiervoor in r.ov. 2.3 aangehaalde mail van 5 februari 2013 van de provincie. In deze mail bevestigt de provincie dat Pouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gehalte staalslak in het hydraulische menggranulaat binnen de grenzen valt van artikel 28.16.07 lid 01 van de Standaard 2005. Ook de Duomix en de resultaten van de CBR-proef voldoen aan de Standaard 2005 volgens de provincie. De enige reden waarom de provincie toch de funderingslaag afkeurt waarin het menggranulaat is verwerkt is dat niet aannemelijk is gemaakt dat bij het samenstellen van het hydraulische menggranulaat op de locatie te Akkrum in de periode 1 juli 2012 tot 31 oktober 2012 is gewerkt volgens de door Pouw overgelegde procesbeschrijving omdat deze procesbeschrijving zag op een andere periode. Dit is derhalve slechts een veronderstelling van de provincie. Documentatie over die periode is nog wel aan te leveren, zo heeft Pouw ter zitting aangegeven maar doordat het werk werd afgekeurd is het niet meer tot overleggen van deze stukken gekomen. Slotsom is dat Haarsma op basis van voornoemde bevindingen niet tot de conclusie kan komen dat het menggranulaat niet aan de overeenkomst beantwoordt.
3.4.
Haarsma heeft –samengevat- aan haar verweer dat het menggranulaat niet aan de overeenkomst voldoet het volgende ten grondslag gelegd. Voorop gesteld moet worden dat Haarsma zich niet beperkt tot de bevindingen van de provincie (zoals met name verwoord in meergenoemde mail van 5 februari 2012). Vast staat dat het menggranulaat te weinig slak bevatte. Dat blijkt wel uit de test van Grontmij. Grontmij is een grote speler in de bouwwereld en haar test kan niet zomaar opzij geschoven worden. Ook de provincie is uiteindelijk toch niet overtuigd dat het slakgehalte voldoende is. Haarsma verwijst daartoe naar de brief van de provincie van 13 februari 2013 aan haar gericht, overgelegd als productie 19 bij conclusie van antwoord en citeert:
(…)“Genoemde magneetproef vertoonde een grote spreiding in resultaten, waarbij het slakgehalte varieerde van 1,6% tot 11,2%. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat van het gelijkmatig aanwezig zijn van de slak geen sprake is. Daarmee wordt niet voldaan aan de in bepaling 28.16.07.04 van de Standaard RAW 2005 gestelde eis.(…)”
Daarnaast is er Duomix gebruikt in afwijking van wat partijen zijn overeengekomen. Dat de provincie daar in tweede instantie geen probleem van maakt doet daar niet aan af. Het komt er op neer dat door de hele gang van zaken, te weten dat er discussie was over zand, Duomix, slak, aanvoer van grondstoffen en de KOMO-certificering, aanleiding is geweest voor het wantrouwen van de provincie wat uiteindelijk gemaakt heeft dat de provincie uiteindelijk een derde partij de opdracht heeft gegeven het werk af te maken. Pouw is nog in de gelegenheid gesteld het wantrouwen van de provincie weg te nemen door met gegevens uit haar boekhouding met betrekking tot het productieproces aan te tonen dat het menggranulaat wel voldeed aan de vereisten van de Standaard RAW 2005 maar daarin is zij niet geslaagd. Op grond van de Standaard RAW 2005 en de KOMO-voorwaarden mag Haarsma verwachten dat de boekhouding van Pouw sluitend is.

4.De vordering in reconventie

4.1.
Haarsma vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Pouw veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 115.828,59 te vermeerderen met rente en kosten alsook een bedrag van € 177.632,32 eveneens te vermeerderen met rente en kosten. Daarnaast vordert Haarsma dat de rechtbank Pouw veroordeelt tot vergoeding van de overige schade, nader op te maken bij staat en tot voldoening van de proceskosten.
4.2.
Haarsma legt hieraan ten grondslag hetgeen hiervoor in conventie ten verwere is aangevoerd en concludeert dat de handelswijze (wanprestatie) van Pouw tot schade heeft geleid. Deze schade bestaat uit twee delen, te weten de kosten gemoeid met het vervangen van het menggranulaat en de kosten die aan te duiden zijn als gevolgschade bestaande uit onder meer kosten ten gevolge van het verschuiven van werk, pompen die langer moesten draaien, uren, omzetverlies, bijkomende kosten en vertragingsschade.
4.3.
Pouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie met veroordeling van Haarsma in de kosten van het geding. Pouw voert daartoe aan dat er geen sprake is van wanprestatie en verwijst naar hetgeen zij in conventie heeft gesteld.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Pouw vordert dat Haarsma haar betalingsverplichtingen nakomt zoals deze voortvloeien uit de overeenkomst die tussen partijen tot stand is gekomen met betrekking tot levering van menggranulaat. Haarsma betwist de leveringen op zich niet maar weigert te betalen omdat het menggranulaat volgens haar niet aan de overeenkomst voldoet.
De rechtbank stelt voorop dat het overeenkomstig de hoofdregel van het bewijsrecht (art. 150 Wetboek van Rechtsvordering) aan Haarsma is om deze stelling te bewijzen gelet op de gemotiveerde betwisting door Pouw. Voorts overweegt de rechtbank dat het daarbij aankomt op de stellingen van Haarsma en dat Haarsma niet gebonden is aan het standpunt dat de provincie terzake van tijd tot tijd heeft ingenomen. Omgekeerd kan de beslissing van de provincie om de verhardingslaag af te keuren niet aan Pouw worden tegengeworpen zonder dat tussen partijen vaststaat dat het menggranulaat niet aan de overeenkomst beantwoordt. Op Pouw ligt als onderdeel van wat tussen partijen is overeengekomen geen verplichting om aan te tonen wat de samenstelling van het menggranulaat is.
5.2.
Haarsma heeft ten verwere aangevoerd dat Pouw niet heeft geleverd hetgeen zij had moeten leveren, althans Pouw heeft niet bewezen dat zij heeft geleverd wat zij had moeten leveren. In reconventie vordert Haarsma alle schade die ontstaan is door het gebrekkige menggranulaat en de schade die samenhangt met het opheffen van de problemen die daardoor ontstaan zijn. In conventie beroept Haarsma zich op verrekening van deze kosten met de openstaande facturen van Pouw die het onderwerp zijn van de conventionele vorderingen van Pouw. De rechtbank zal derhalve nu eerst de reconventionele vorderingen beoordelen.
in reconventie
5.3.
Haarsma legt aan zijn vorderingen tot vergoeding van kosten die samen hebben gehangen met het oplossen van problemen die zijn ontstaan door het gebrekkige menggranulaat en het herstel daarvan (punt 69 conclusie van antwoord) en door de levering van het gebrekkige menggranulaat, het volgende ten grondslag.
Pouw is tekort geschoten in de nakoming van de verbintenis om deugdelijk menggranulaat dat aan alle vereisten voldoet, te leveren. Een van deze vereisten is dat Pouw een deugdelijke administratie ten aanzien van de materiaalstromen voert waaruit blijkt dat de voorgeschreven productieprocessen zijn gevolgd en dat zij beschikt over een KOMO-certificering. Pouw is niet bereid geweest het ondeugdelijke menggranulaat te herstellen. Pouw heeft wanprestatie gepleegd en is in verzuim en daarmee schadeplichtig, aldus Haarsma.
5.4.
Pouw heeft ten verwere –samengevat- aangevoerd dat er geen sprake is van wanprestatie. Immers het menggranulaat was niet gebrekkig nu vastgesteld is door middel van de CBR-proef dat de stabilisator Duomix, die in plaats van LD-mix was gebruikt, eveneens voldoet aan art. 28.16.07 lid 06 van de Standaard RAW 2005. Ook is vast komen te staan dat het slakgehalte aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Betreffende het verwijt van Haarsma dat Pouw niet beschikt over de voorgeschreven KOMO-certificering voert Pouw aan dat zij daar wel degelijk over beschikt. Betreffende het verwijt dat zij niet een deugdelijke boekhouding voert zoals voorgeschreven staat in de Standaard RAW 2005 voorwaarden, geeft Pouw aan dat zij wel degelijk een sluitende boekhouding voert en dat er ook om de paar dagen steekproeven gehouden worden maar dat deze boekhouding omvangrijk is waardoor de gevraagde informatie niet per kerende post te geven is. Om die reden komt zij altijd overeen dat keuring vooraf aan de bron moet plaatsvinden.
5.5.
De rechtbank overweegt allereerst dat haar ter zitting duidelijk is geworden dat Pouw wel degelijk over de vereiste KOMO-certificering beschikt. De heer [E] heeft uiteengezet aan de hand van het certificaat dat is overgelegd als productie 2 bij dagvaarding dat de certificering van KOMO ziet op mobiele installaties en niet op vaste locaties.
5.6.
De rechtbank zal vervolgens eerst ingaan op de vraag of er sprake is van geleverd menggranulaat dat niet aan de overeenkomst beantwoordt. Haarsma heeft aangevoerd dat op grond van de KOMO en de Standaard RAW 2005 bepaalde werkprocessen nauwgezet gevolgd moeten worden om de kwaliteit te waarborgen en dat Pouw er niet in geslaagd is aan te tonen dat zij deze werkprocessen heeft gevolgd. De rechtbank stelt voorop dat partijen overeengekomen zijn dat een eventuele keuring vooraf levering aan de bron dient te geschieden. Daarmee is een keuring aan de hand van werkprocessen en dergelijke achteraf door partijen naar het oordeel van de rechtbank uitgesloten. Daarmee zal de rechtbank voorbij gaan aan de stellingen van Haarsma voor zover deze zien op de verplichting van Pouw het productieproces inzichtelijk te maken en terzake een sluitende administratie te voeren.
5.7.
Voorts heeft Haarsma aangevoerd dat de ondeugdelijkheid van het menggranulaat blijkt uit het rapport van Grontmij waaruit blijkt dat het slakgehalte te laag zou zijn. Pouw heeft gemotiveerd aangegeven waarom zij de bevindingen van Grontmij terzijde schuift, te weten omdat niet al het materiaal dat bijdraagt aan het slakgehalte magnetisch is. In dat verband wijst Pouw erop dat ook de provincie in tweede instantie het slakgehalte als voldoende heeft beschouwd. Pouw verwijst daarbij naar de mail van 5 februari 2013 van de provincie (aangehaald onder r.ov. 2.4). Het is juist, zoals Haarsma heeft aangevoerd, dat Haarsma niet gebonden is aan het oordeel van de provincie, echter de rechtbank ziet in deze omstandigheid wel aanleiding om tot het oordeel te komen dat onder meer daarmee de stelling van Haarsma onvoldoende onderbouwd is gelet op de gemotiveerd betwisting zijdens Pouw.
5.8.
Vervolgens voert Haarsma nog aan dat Pouw een andere stabilisator, te weten Duomix, heeft toegevoegd dan was overeengekomen. Zulks is ook erkend door Pouw. Pouw heeft er ook in dit verband op gewezen dat de provincie deze stabilisator geaccepteerd heeft, dit omdat zij aan heeft kunnen tonen dat dit product voldoet aan de voorwaarden zoals omschreven in de Standaard RAW 2005. Dit wordt door Haarsma niet betwist. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om te concluderen tot de ondeugdelijkheid van het menggranulaat. Immers, het feit dat een andere stabilisator is gebruikt dan overeengekomen heeft niet tot een noodzaak tot herstel van het product geleid. Haarsma en/of de provincie hebben ook niet verzocht om herstel in de vorm van toepassing van de oorspronkelijke overeengekomen stabilisator.
5.9.
Tot slot voert Haarsma nog de volgende omstandigheid als grondslag voor haar vorderingen op. Als er geen onduidelijkheid was geweest over Duomix, hoeveelheid zand, het metaalgehalte en dergelijke dan was de provincie niet overgegaan tot het vragen van een sluitende boekhouding om zo de samenstelling van het menggranulaat vast te kunnen stellen. Door de tijdsdruk die ontstond in haar relatie met de provincie als gevolg van het feit dat Pouw niet met voortvarendheid de vragen van de provincie heeft beantwoord – en nog steeds niet naar tevredenheid heeft beantwoord- is Haarsma genoodzaakt geweest herstelwerkzaamheden te doen uitvoeren en kosten te maken als inzichtelijk gemaakt in een overzicht, overgelegd als productie 27 bij conclusie van antwoord.
De heer [E] van Pouw heeft in dat verband ter zitting verklaard lange tijd bereidwillig te zijn geweest in het aanleveren van informatie maar dat het ook ergens ophoudt met die bereidwilligheid zeker als de facturen onbetaald blijven.
De rechtbank is van oordeel dat de verzoeken om informatie aan de zijde van de provincie beoordeeld moeten worden in de relatie tussen Haarsma en de provincie. Op de vraag of Haarsma (contractueel) gehouden was op de verzoeken van de provincie om informatie betreffende de samenstelling van het menggranulaat in te gaan zal de rechtbank niet ingaan. Hier had Pouw ook geen invloed op. Op Pouw ligt geen contractuele verplichting om de provincie van allerlei informatie te voorzien. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat de vorderingen in reconventie voor afwijzing gereed liggen.
5.10.
Haarsma zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Pouw worden begroot op:
salaris advocaat € 1.421,00 (2,0 punt × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).
voorts in conventie
5.11.
Gezien het hiervoor in reconventie overwogene ligt de vordering tot betaling van de openstaande facturen voor betaling gereed. Ook de gevorderde rente zal worden toegewezen nu op dit punt geen verweer is gevoerd door Haarsma.
5.12.
Haarsma zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Pouw worden begroot op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht 3.715,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punt × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.633,71.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt Haarsma om aan Pouw te betalen een bedrag van € 118.809,11 (honderdachttienduizend achthonderdennegen euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over de saldi van de aan dit bedrag ten grondslag liggende facturen met ingang van de dagen waarop de betaling van deze facturen gestelde termijnen zijn verstreken, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Haarsma in de proceskosten, aan de zijde van Pouw tot op heden begroot op € 6.633,71,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
wijst de vorderingen af,
6.6.
veroordeelt Haarsma in de proceskosten, aan de zijde van Pouw tot op heden begroot op € 1.421,00,
in conventie en reconventie
6.7.
veroordeelt Haarsma in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Haarsma niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 436