In deze zaak vordert de besloten vennootschap THEO POUW SECUNDAIRE BOUWSTOFFEN B.V. (hierna: Pouw) betaling van een openstaande factuur van € 118.809,11 van de besloten vennootschap HAARSMA INFRA & MILIEU B.V. (hierna: Haarsma). Pouw heeft in het kader van een overeenkomst hydraulisch menggranulaat geleverd aan Haarsma, die dit menggranulaat heeft verwerkt in de fundering van een fietsbrug. Haarsma weigert echter te betalen, omdat zij van mening is dat het geleverde menggranulaat niet voldoet aan de kwaliteitseisen zoals gesteld in de overeenkomst. Pouw stelt dat het menggranulaat wel degelijk aan de eisen voldeed en dat de provincie Fryslân, die toezicht hield op de bouw, dit ook heeft bevestigd in een e-mail. De rechtbank oordeelt dat het aan Haarsma is om te bewijzen dat het geleverde menggranulaat niet aan de overeenkomst voldoet. De rechtbank stelt vast dat Pouw niet verplicht is om de samenstelling van het menggranulaat aan te tonen, aangezien partijen zijn overeengekomen dat een eventuele keuring voorafgaand aan de levering dient plaats te vinden. De rechtbank wijst de vordering van Pouw toe en veroordeelt Haarsma tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
In reconventie vordert Haarsma schadevergoeding van Pouw, omdat zij stelt dat de ondeugdelijkheid van het geleverde menggranulaat heeft geleid tot extra kosten. De rechtbank wijst deze vordering af, omdat Haarsma niet heeft aangetoond dat Pouw wanprestatie heeft gepleegd. De rechtbank concludeert dat de vorderingen in reconventie niet toewijsbaar zijn en dat Haarsma als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld.