ECLI:NL:RBNNE:2014:1715

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
C-17-130655 HA ZA 13-331
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake pensioenverrekening na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen twee partijen die in het verleden met elkaar gehuwd zijn geweest. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. Doornbos, vordert pensioenverrekening van de gedaagde, die door mr. G.B. de Jong wordt bijgestaan. De procedure is voortgevloeid uit een eerdere uitspraak van de kantonrechter, waarin de zaak naar de civiele sector van de rechtbank is verwezen. De partijen zijn op een onbenoembare datum met elkaar gehuwd en zijn op 26 november 1992 gescheiden. De eiseres heeft pensioen opgebouwd bij het Pensioenfonds Horeca en Catering, terwijl de gedaagde pensioenrechten heeft bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De eiseres vordert dat de gedaagde binnen twee dagen na betekening van het vonnis de contante waarde van zijn opgebouwde pensioenen aan haar verstrekt, met een dwangsom voor het geval hij hieraan niet voldoet. De gedaagde voert verweer en stelt dat de vordering verjaard is. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de eiseres niet verjaard is, omdat de pensioenaanspraken ten tijde van de boedelverdeling onverdeeld zijn gebleven. De rechtbank wijst de vordering van de eiseres in grote lijnen toe, maar verlengt de termijn voor de gedaagde om de gevraagde informatie te verstrekken tot twee weken. Tevens wordt aan de eiseres vervangende toestemming verleend om zelf de benodigde gegevens op te vragen bij het ABP. In reconventie vordert de gedaagde dat de eiseres ook haar pensioenrechten op dezelfde wijze opvraagt, wat de rechtbank eveneens toewijst. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/130655 / HA ZA 13-331
Vonnis van 2 april 2014
in de zaak van
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.H. Doornbos te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.B. de Jong te Hoogezand.
Partijen zullen hierna [eiseres 2] en [Gedaagde kort] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het vonnis van de kantonrechter van 5 november 2013 in de procedure die bij deze rechtbank aanhangig is geweest (429367 / CV EXPL 13-2617), waarin de zaak in de stand waarin deze zich bevond is verwezen naar de sector civiel van deze rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd. Bij beschikking van [datum1] van de rechtbank Leeuwarden is de echtscheiding uitgesproken en het huwelijk is ontbonden op 26 november 1992 door inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
[Gedaagde kort] heeft pensioen bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (hierna: het ABP) opgebouwd. Op 11 december 2012 heeft [Gedaagde kort] de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
2.3.
[eiseres 2] heeft pensioen opgebouwd bij het Pensioenfonds Horeca en Catering. Op 16 april 2018 zal [eiseres 2] in beginsel de pensioengerechtigde leeftijd bereiken.
2.4.
Bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zijn de door partijen opgebouwde pensioenrechten overgeslagen.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eiseres 2] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [Gedaagde kort] veroordeelt:
a. om binnen twee kalenderdagen na betekening van een te wijzen tussenvonnis aan [eiseres 2] te verschaffen contante waarde berekeningen van alle tot en met 26 november 1992 opgebouwde pensioenen, (waaronder een bij het ABP) geïndexeerd van 26 november 1992 tot heden, althans voorzien van een door het fonds te verstrekken lijst van de jaarlijkse indexering vanaf 26 november 1992, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elk dag dat [Gedaagde kort] weigert aan de veroordeling te voldoen, een ingegane dag voor een gehele gerekend, met een maximum van € 10.000,00,
en daarnaast, en wel voor het geval [Gedaagde kort] binnen twee kalenderdagen na betekening van een te wijzen tussenvonnis niet tot afgifte van de gegevens is overgegaan, aan [eiseres 2] vervangende toestemming te verlenen tot voor de afgifte aan haar van de contante waarden van het per 26 november 1992 opgebouwde ouderdomspensioen en het per die datum opgebouwde bijzonder partnerpensioen, alsmede een door het fonds te verstrekken lijst van de jaarlijkse indexering vanaf 26 november 1992 bij het ABP;
b. tot betaling van de vanaf 11 december 2012 vervallen termijnen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van iedere maandtermijn tot de dag der algehele betaling;
c. tot betaling van de na het wijzen van eindvonnis te vervallen termijnen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van iedere maandtermijn tot de dag der algehele betaling;
d. tot betaling van de kosten van het geding.
3.2.
[Gedaagde kort] voert verweer, met conclusie dat de rechtbank [eiseres 2]
niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering, althans deze haar ontzegt.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De vordering in voorwaardelijke reconventie

4.1.
[Gedaagde kort] vordert voorwaardelijk (voor zover in conventie de vordering van [eiseres 2] zou worden toegewezen) dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. [eiseres 2] veroordeelt binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis [Gedaagde kort] een overzicht te verschaffen van de contante waarde berekening van alle tot en met 26 november 1992 opgebouwde pensioenrechten van [eiseres 2], waarbij [eiseres 2] wordt veroordeeld om vanaf de datum waarop zij aanspraak kan maken op haar pensioenrechten, zij tot betaling overgaat van de vervallen termijnen aan de hand van het dan geïndexeerde bedrag(en) één en ander op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat [eiseres 2] nalatig zou zijn om deze veroordeling te voldoen;
b. kosten rechtens.
4.2.
[eiseres 2] voert verweer, met conclusie dat de rechtbank [Gedaagde kort] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaart althans hem die ontzegt, met veroordeling van [Gedaagde kort], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, een gemachtigdensalaris daaronder begrepen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil en de beoordeling daarvan

in conventie

5.1.
[eiseres 2] baseert haar vordering op de hierboven vermelde vaststaande feiten en voorts op het volgende. Ingevolge het
Boon-Van Loon-arrest van de Hoge Raad is de pensioenverrekening tussen partijen uitgesteld tot de datum waarop [Gedaagde kort] de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. [Gedaagde kort] heeft ten onrechte geweigerd om informatie te verstrekken over de contante waarde van de per 26 november 1992 opgebouwde pensioenrechten alsmede over de indexering over de periode vanaf genoemde datum. Volgens [eiseres 2] is haar vordering niet onderhevig aan verjaring, althans is de verjaring tijdig door haar gestuit. Voorts dient het verjaringsberoep van [Gedaagde kort] te worden afgewezen wegens misbruik van recht, althans dit beroep is volgens [eiseres 2] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Van rechtsverwerking is volgens [eiseres 2] evenmin sprake.
5.2.
[Gedaagde kort] betwist de vordering en voert - samengevat - het volgende verweer. Volgens [Gedaagde kort] is de vordering verjaard en wel op 26 november 2012. Er is geen sprake geweest van een geldige stuitinghandeling. Subsidiair beroept
[Gedaagde kort] zich op rechtsverwerking, omdat [eiseres 2] jarenlang stil heeft gezeten en [Gedaagde kort] vervroegd met pensioen is gegaan en zijn leven heeft ingericht op basis van de financiële gegevens van het ABP.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van [eiseres 2] niet verjaard. Vast staat immers dat de pensioenaanspraken van [Gedaagde kort] ten tijde van de boedelverdeling zijn overgeslagen en derhalve onverdeeld zijn gebleven, zodat er tussen partijen nog steeds een gemeenschap is bestaande uit deze pensioenaanspraken. Op grond van artikel 3:178 BW kan door ieder der partijen in hun hoedanigheid van deelgenoot van die gemeenschap te allen tijde de verdeling hiervan gevorderd worden. De verjaringstermijn van artikel 3:306 BW is naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing op een vordering tot verdeling als bedoeld in artikel 3:178 BW, dat krachtens artikel 3:189 lid 2 BW ook op een ontbonden huwelijksgemeenschap van toepassing is. Het beroep op verjaring faalt dan ook.
5.4.
Voorts overweegt de rechtbank dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking. Daartoe is vereist de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.
De door [Gedaagde kort] aangevoerde omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om één van de hiervoor bedoelde bijzondere omstandigheden aan te kunnen nemen. In aanmerking genomen dat - naar [Gedaagde kort] moet hebben geweten - pensioenverrekening vaak pas kan worden geëffectueerd na de ingangsdatum van het pensioen, kon [Gedaagde kort] niet louter vanwege het stilzwijgen van [eiseres 2] er redelijkerwijs van uit gaan dat zij haar recht op pensioenverrekening prijsgaf. Voorts is gesteld noch gebleken dat [eiseres 2] zich anderszins heeft gedragen of uitgelaten op grond waarvan [Gedaagde kort] gerechtvaardigd mocht aannemen dat zij afstand deed van haar aanspraak op pensioenverrekening. Ook heeft [Gedaagde kort] zijn financiële situatie op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat ook niet is gebleken van enige benadeling doordat [eiseres 2] niet eerder verdeling heeft gevorderd. Het beroep op rechtsverwerking faalt daarom.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering onder a. ter zake van de pensioenopgave door [Gedaagde kort], waartegen voor het overige geen verweer is gevoerd, in beginsel voor toewijzing gereed ligt. De hiervoor gevorderde termijn van twee dagen wordt echter niet reëel haalbaar geacht; ter voorkoming van executieperikelen wordt die termijn verlengd tot twee weken. De rechtbank is voorts van oordeel dat, nu aan [eiseres 2] ook een machtiging zal worden verstrekt om zelf de afgifte van de bedoelde pensioengegevens te bewerkstelligen, geen belang bestaat bij het opleggen van dwangsommen voor het geval [Gedaagde kort] niet zelf binnen voornoemde termijn zou nakomen. De rechtbank zal de gevorderde dwangsom derhalve afwijzen.
5.6.
Voorts vordert [eiseres 2] veroordeling van [Gedaagde kort] tot betaling van de vanaf 11 december 2012 vervallen en de na het in dezen te wijzen eindvonnis nog te vervallen maandtermijnen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [eiseres 2] miskent hiermee dat een vordering als de onderhavige niet voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure in aanmerking komt, omdat de regeling van artikel 612 e.v. Rv alleen ziet op schadevergoedingsvorderingen waarvan hier geen sprake is. De rechtbank veronderstelt evenwel op basis van punt 24 van de dagvaarding, waarin [eiseres 2] aangeeft na de pensioenopgave door [Gedaagde kort] de door haar gevorderde maandbedragen te (kunnen) concretiseren, dat bedoeld is te vorderen dat de pensioenaanspraken van [Gedaagde kort] verdeeld worden. De rechtbank verzoekt [eiseres 2] bij akte aan te geven of voorgaande veronderstelling juist is en zo ja, om haar vordering op dit punt te wijzigen.
In dit kader overweegt de rechtbank dat blijkens het
Boon/Van Loon-arrest (Hoge Raad 27 november 1981, LJN: AG4271) verrekening ter zake van het ouderdomspensioen gezien de eisen van redelijkheid en billijkheid in de regel slechts kan plaatsvinden door aan de pensioengerechtigde echtgenoot een voorwaardelijke uitkering op te leggen, die aan het leven van beide echtgenoten gebonden is, opeisbaar wordt naar mate de pensioentermijnen opeisbaar worden en kan worden uitgedrukt in een percentage daarvan. De rechtbank verwijst voorts naar hetgeen de Hoge Raad verder in r.o. 13 van genoemd arrest heeft overwogen. Indien [eiseres 2] inderdaad beoogt een verdeling te vorderen, dan dient zij zich in haar akte daarom tevens uit te laten over de door haar gevraagde wijze van verdeling althans dient zij aan te geven aan de hand van welke berekening de kennelijk door haar gevorderde maandtermijnen begroot dienen te worden. [Gedaagde kort] kan vervolgens desgewenst bij antwoordakte reageren.
in voorwaardelijke reconventie
5.7.
Volgens [Gedaagde kort] heeft ook [eiseres 2] pensioenrechten opgebouwd. Voor zover de vordering in conventie zou worden toegewezen, dienen ook deze door [eiseres 2] opgebouwde pensioenrechten tussen partijen verdeeld te worden.
5.8.
[eiseres 2] erkent dat de door haar bij het Pensioenfonds Horeca en Catering opgebouwde pensioenrechten tussen partijen verdeeld moeten worden voor zover deze staande het huwelijk zijn opgebouwd, hetgeen nog moet blijken uit een nader door [eiseres 2] op te vragen pensioenopgave. [eiseres 2] voert verder aan dat zij pas op 16 april 2018 de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken, zodat de vordering van [Gedaagde kort] nog niet opeisbaar is.
5.9.
Nu in conventie is geoordeeld dat het verjaringsverweer van [Gedaagde kort] faalt, is de voorwaarde waaronder [Gedaagde kort] zijn vordering in reconventie heeft ingesteld in vervulling gegaan. Deze vordering zal dus moeten worden behandeld. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Vaststaat dat [eiseres 2] nog niet pensioengerechtigd is. Uit de vordering van [Gedaagde kort] leidt de rechtbank af dat hij een verdeling op het oog heeft die blijkens het
Boon/VanLoon-arrest in de regel kan plaatsvinden (dat wil zeggen: op de wijze zoals hiervoor onder 5.6 is overwogen). Het feit dat deze aanspraak op pensioenverrekening onderworpen is aan een ontbindende voorwaarde of een tijdsbepaling, doet
- anders dan [eiseres 2] betoogt - aan de opeisbaarheid daarvan niet af. Op grond van artikel 3:296 lid 2 BW is een veroordeling onder voorwaarde of tijdsbepaling immers ook mogelijk. Dat betekent dat de vordering ter zake van de pensioenopgave door [eiseres 2], waartegen voor het overige geen verweer is gevoerd, in beginsel voor toewijzing gereed ligt. [eiseres 2] heeft zich bij conclusie van dupliek in reconventie weliswaar bereid verklaard om een contante waarde berekening aan [Gedaagde kort] ter beschikking te stellen, maar omdat gesteld noch gebleken is dat zij hieraan inmiddels heeft voldaan en [Gedaagde kort] zijn vordering ook niet heeft veranderd of vermeerderd, heeft [Gedaagde kort] voldoende belang bij een veroordeling op dit punt. Deze zal dan ook worden uitgesproken. De gevorderde dwangsom zal echter, gelet op de hiervoor bedoelde bereidverklaring van [eiseres 2], worden afgewezen.
5.10.
Voorts vordert [Gedaagde kort] dat [eiseres 2] vanaf de datum waarop zij aanspraak kan maken op haar pensioenrechten wordt veroordeeld tot betaling van de vervallen termijnen. Ook [Gedaagde kort] heeft zich echter niet uitgelaten over de wijze waarop die verdeling zal moeten plaatsvinden, althans aan de hand van welke berekening de gevorderde termijnen (vanaf de datum waarop [eiseres 2] aanspraak kan maken op haar pensioenrechten) begroot zullen moeten worden. De rechtbank verzoekt daarom ook [Gedaagde kort] om zich bij akte hierover uit te laten en, zo nodig, zijn vordering op dit punt te wijzigen. [eiseres 2] kan vervolgens desgewenst bij antwoordakte reageren.
voorts in conventie en reconventie
5.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [Gedaagde kort] om binnen twee weken na heden aan [eiseres 2] te verschaffen de contante waarde berekeningen van alle tot en met 26 november 1992 opgebouwde pensioenen, geïndexeerd van 26 november 1992 tot heden, althans voorzien van een door het ABP te verstrekken lijst van de jaarlijkse indexering vanaf 26 november 1992;
6.2.
verleent, voor het geval [Gedaagde kort] binnen twee weken na heden niet tot afgifte van de onder 6.1 bedoelde gegevens is overgegaan, aan [eiseres 2] vervangende toestemming voor de afgifte aan haar van de contante waarden van het per 26 november 1992 opgebouwde ouderdomspensioen en het per die datum opgebouwde bijzonder partnerpensioen, alsmede een door het fonds te verstrekken lijst van de jaarlijkse indexering vanaf 26 november 1992 bij het ABP;
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 6.1 en 6.2 uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verwijst alvorens nader te beslissen de zaak naar de rol van
30 april 2014voor het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 5.6 door [eiseres 2], waarop [Gedaagde kort] desgewenst bij antwoordakte kan reageren;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
6.6.
veroordeelt [eiseres 2] om binnen twee weken na heden aan [Gedaagde kort] een overzicht te verschaffen van de contante waarde berekening van alle tot en met 26 november 1992 opgebouwde pensioenrechten van [eiseres 2];
6.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 6.6 uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
verwijst alvorens nader te beslissen de zaak naar de rol van
30 april 2014voor het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 5.10 door [Gedaagde kort], waarop [eiseres 2] desgewenst bij antwoordakte kan reageren;
6.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014. [1]

Voetnoten

1.c 288