ECLI:NL:RBNNE:2014:2019

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
18/750096-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van (gekwalificeerde) doodslag en andere strafbare feiten tijdens hennepdeal

Op 22 april 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag, poging tot diefstal met geweld, poging tot afpersing en poging tot oplichting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De zaak draaide om een schietincident dat plaatsvond tijdens een hennepdeal, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer volledig], om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte samen met een medeverdachte op het slachtoffer had geschoten. Er was onvoldoende bewijs om vast te stellen wie van de aanwezigen in het schuurtje een vuurwapen bij zich had of wie daadwerkelijk had geschoten. De rechtbank concludeerde dat er geen bewuste en nauwe samenwerking was tussen de verdachte en de medeverdachte gericht op het plegen van (gekwalificeerde) doodslag. Ook de pogingen tot diefstal met geweld en afpersing konden niet bewezen worden, omdat de samenwerking niet gericht was op het gebruik van geweld. De rechtbank oordeelde verder dat de verdachte niet wist dat de aangetroffen bankbiljetten vals waren, waardoor ook de poging tot oplichting niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, wat voor de nabestaanden van het slachtoffer een onbevredigende uitkomst betekende.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730256-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 april 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte volledig],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië),
wonende te Amsterdam,
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juli 2013, 26 september 2013, 29 oktober 2013 en 31 maart 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Hermens, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. de Groot.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], (althans) in de gemeente
[pleeggemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [slachtoffer volledig] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met
dat opzet met (een) vuurwapen(s) een of meer kogel(s) afgevuurd in de richting
van het lichaam van die [slachtoffer volledig], welke kogel(s) vervolgens het lichaam van
die [slachtoffer volledig] zijn binnengedrongen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer volledig] is
overleden,
welke vooromschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit te weten (poging tot) afpersing, gepleegd in vereniging en/of (poging tot) diefstal (met geweld en/of bedreiging met geweld) gepleegd in vereniging, van hennep van die [slachtoffer volledig], en/of poging tot oplichting, gepleegd in vereniging, van die [slachtoffer volledig],
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat/die
feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid
en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], (althans) in de gemeente
[pleeggemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [slachtoffer volledig] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met
dat opzet met (een) vuurwapen(s) een of meer kogel(s) afgevuurd in de richting
van het lichaam van die [slachtoffer volledig], welke kogel(s) vervolgens het lichaam van
die [slachtoffer volledig] zijn binnengedrongen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer volledig] is
overleden;
2.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], (althans) in de gemeente
[pleeggemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A.
met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer volledig] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer volledig], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), en/of
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een
hoeveelhe(i)d(en) hennep, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer volledig], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of (een of meer van)
verdachtes mededader(s),
welke voorgenomen afpersing en/of diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer volledig], gepleegd met het oogmerk om die afpersing en/of diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een of meer van) zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte met (een of meer van) zijn mededader(s), althans
alleen, met voormeld oogmerk, opzettelijk
- naar de woning van die [slachtoffer volledig], gelegen aan of bij de [adres slachtoffer],
aldaar, is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- met die [slachtoffer volledig] naar het/een perceel gelegen aan of bij de [adres]
, aldaar, is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer volledig] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of gestompt, althans
dat een worsteling/vechtpartij is ontstaan tussen verdachte en/of
(een of meer van) verdachtes mededader(s) en voornoemde [slachtoffer volledig] en/of
(vervolgens)
- een of meer vuurwapen(s) heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer volledig] en/of
(vervolgens)
- met dat/die/een vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd in de
richting van het lichaam van die [slachtoffer volledig],
zijnde de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf(ven) niet voltooid,
welk(e) feit(en) de dood van die [slachtoffer volledig] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks [pleegdatum], te [pleegplaats], (althans) in de gemeente [pleeggemeente], in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels(s), [slachtoffer volledig] te bewegen tot afgifte van (een) hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval van enig goed,
met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die hoeveelhe(i)d(en) hennep wilde(n) betalen met een of meer, door verdachte en/of verdachte(s) mededader meegenomen, valse en/of vervalste biljetten van 100 euro en 50 euro,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair, 2. A en B en 3. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest;
- niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] ter hoogte van € 10.000,00;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot een bedrag van
€ 16.207,23 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vaststelling van de feiten

Op grond van de inhoud van het dossier [1] en het onderzoek ter terechtzitting staan naar het oordeel van de rechtbank - voor zover voor de beoordeling van belang - de volgende feiten voldoende vast.
1.
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: de medeverdachte) hadden met [naam 1] (hierna: [naam 1 kort]) en [slachtoffer volledig] (hierna: [slachtoffer kort]) de afspraak dat zij een partij hennep van onder meer [slachtoffer kort] zouden kopen. Op 7 en 8 januari 2013 vonden in het kader van de te sluiten deal ontmoetingen plaats in [pleegplaats], respectievelijk tussen [naam 1 kort], verdachte en de medeverdachte en tussen [naam 1 kort], [slachtoffer kort], [naam 3], verdachte en de medeverdachte. [2] [3] [4]
2.
Op [pleegdatum] reden verdachte en de medeverdachte in respectievelijk een zwarte bus (Volkswagen Transporter) en een grijze bestelauto (Volkswagen Caddy) naar [pleegplaats]. Om 14:04:25 uur sms'te de medeverdachte naar [naam 1 kort]: "K ben hier by die vriend van jouw by weidem. Waar moet k naartoe komen?". [5] Rond datzelfde tijdstip meldden verdachte en de medeverdachte zich bij de woning van [slachtoffer kort] aan de [adres slachtoffer] te [pleegplaats] (hierna: de woning van [slachtoffer kort]). [slachtoffer kort] was toen nog niet thuis en zijn partner [benadeelde 2] (hierna: [partner kort]) deelde dit aan verdachte en de medeverdachte mee. [6] [7]
3.
[slachtoffer kort] kwam ongeveer 20 minuten later thuis. Hij vertrok korte tijd daarna met verdachte en de medeverdachte. [slachtoffer kort] zei bij zijn vertrek tegen [partner kort]: "Die jongen bennen d'r al, tot sa". [8]
4.
[slachtoffer kort] ging met verdachte en de medeverdachte naar de woning aan de [adres] te [pleegplaats]. Na het parkeren van de auto's liepen ze naar achteren, naar een daar gelegen schuurtje (hierna: het schuurtje). [9] [10]
5.
Om 14:43:39 uur [11] belde [slachtoffer kort] naar [partner kort] met de vraag of zijn stiefzoon [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde kort]) de geldtelmachine wilde komen brengen. [12] Dit gesprek duurde 20 seconden. [13]
6.
[naam 1 kort] kwam met zijn grijze bestelauto (Peugeot Partner) aan bij de [adres] en parkeerde zijn auto voor de zwarte bus van verdachte, die daar op de oprit stond geparkeerd. Hij stapte uit zijn auto en liep naar achteren, in de richting van het schuurtje.
7.
Korte tijd daarna werd in het schuurtje meerdere malen geschoten met een vuurwapen.
8.
[naam 1 kort] verliet als eerste gehaast achteruitrijdend het erf en reed vervolgens verderop op de [straat] een fietser, A. [naam 4] (hierna: [naam 4]), aan. [14] Direct na [naam 1 kort] verlieten ook verdachte en de medeverdachte het erf.
9.
De bewoonster van de woning aan de [adres], [bewoonster] (hierna: [bewoonster kort]) zag op het moment dat de zwarte bus het erf afreed iemand achter bij het schuurtje op de grond liggen. [bewoonster kort] liep naar buiten en zag dat het [slachtoffer kort] was. [slachtoffer kort] zei haar dat ze 112 moest bellen omdat hij was "geschoten". [bewoonster kort] ging haar huis weer in en liep vervolgens met de huistelefoon naar buiten om bij [slachtoffer kort] 112 te bellen. [15]
10.
Om 14:47:31 uur kwam bij de meldkamer van de politie Noord-Nederland een 112- melding binnen waarin werd gevraagd om een ambulance. Kort daarna, om 14:47:45 uur volgde een tweede melding waarin werd gesproken over een schietincident aan de [adres]. Beide meldingen werden gedaan door [bewoonster kort]. [16]
11.
De bewoner van de [straat] nr. 12, [bewoner] (hierna: [bewoner kort]), zag [bewoonster kort] paniekerig uit haar woning lopen met een telefoon in de hand en liep vervolgens het erf van de [adres] op. [bewoner kort] hoorde [slachtoffer kort] iets zeggen over wietzakken die moesten worden weggehaald. [bewoner kort] ging hierop in het schuurtje kijken. [17] Na het verlaten van het schuurtje ging [bewoner kort] weer huiswaarts.
12.
[naam 1 kort] kwam terug en reed met zijn auto achteruit het erf van de [adres] op. Hij haalde zakken met hennep uit het schuurtje en laadde deze in zijn auto. [18]
13.
Om 14:48:13 uur belde [naam 4] 112 en maakte melding van zijn aanrijding. Hij merkte daarbij op dat degene die hem had aangereden (de rechtbank begrijpt: [naam 1 kort]) naar een hoekhuis op de [straat] was gereden en daar op dat moment aanwezig was. [19]
14.
Na het inladen van meerdere zakken met hennep reed [naam 1 kort] naar de woning van [slachtoffer kort] en gooide daar zakken met hennep over de schutting in de tuin van de buurman van [slachtoffer kort]. [20]
15.
[benadeelde kort] was inmiddels aangekomen op het erf van de [adres]. Hij was daar in ieder geval om 14:54 uur. [21] Hij probeerde het bloeden van [slachtoffer kort] te stoppen en hem te reanimeren. [22]
16.
[naam 1 kort] werd later op de dag als verdachte aangehouden. Na bemonstering van zijn handen bleek dat hierop schotresten van de categorie A zaten, welke een vrijwel zekere relatie met een schietproces aantonen. [23]
Ten aanzien van het slachtoffer:
17.
Rond 15:10 uur overleed [slachtoffer kort] op het erf van het perceel [adres] door verbloeding en weefselschade opgetreden in het kader van schotletsels. [24]
18.
Op het lichaam van [slachtoffer kort] werden zes schotletsels aangetroffen, in het sectierapport aangegeven door de letters J, K, L, M, N en O, waarbij drie schotkanalen zijn vastgesteld: een doorschot door het linkerbeen van letsel O naar letsel N (I), een onderhuids doorschot door het rechterbovenbeen tussen letsels M en L (II), zijnde een mogelijke voortzetting van I, en een doorschot door (de weke delen van) het linkerbovenbeen van letsel J naar letsel K (III). [25]
19.
[slachtoffer kort] had meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen in het gezicht, te weten op de rechteronderkaak, de rechterslaap, het rechterooglid, de neus, de bovenlip, het linkerjukbeen en de linkerkaakrand, alsmede meerdere oppervlakkige beschadigingen op het (behaarde) hoofd en bloeduitstortingen en een rafelvormige huidperforatie (verscheuring) bij de linkeroorschelp. [26]
20.
Bij de bemonstering van de handen van [slachtoffer kort] werden schotresten van de categorie A aangetroffen, welke een vrijwel zekere relatie met een schietproces aantonen. [27]
21.
In het nagelvuil van de linkerwijsvinger van [slachtoffer kort] werd DNA-materiaal aangetroffen, welk materiaal een match opleverde met het DNA-mengprofiel van de medeverdachte. [28]
Ten aanzien van de plaats van delict:
22.
[slachtoffer kort] werd neergeschoten in het schuurtje op het erf van de hoekwoning aan de [adres]. Langs de woning op het erf liep een lange betegelde oprit naar achteren. Achter de woning bevond zich een carport met berging. Daarachter bevond zich het schuurtje.
23.
In het schuurtje werden plastic zakken met daarin hennep en een sealbag met vals geld aangetroffen. [29]
24.
Op een aantal van de in het schuurtje aangetroffen valse bankbiljetten werden vingerafdrukken van verdachte [30] [31] en de medeverdachte [32] aangetroffen.
25.
In het schuurtje werden voorts twee hulzen van het kaliber 7,65 mm. Browning, voorzien van het bodemstempel 'S&B, 7,65 Br.', en twee kogels passend bij het kaliber 7,65 mm. aangetroffen. [33]
26.
Op één van de hulzen werd DNA-materiaal van [slachtoffer kort] aangetroffen. [34]
27.
In één van de zakken met hennep werd een doorschot aangetroffen. Onder deze zak werd één van de kogels aangetroffen. De andere kogel werd in het schuurtje voor de deur aangetroffen. [35]
28.
In een centrifuge, staand tegen de achterwand van het schuurtje, werd een aantal gaten ter grootte van voornoemde kogels aangetroffen. Op de binnenzijde van een poot van de centrifuge werd een inslag ter grootte van voornoemde kogels waargenomen. [36]
29.
Onder de centrifuge was in de overgang van de muur naar de betonvloer een inslag eveneens ter grootte van voornoemde kogels zichtbaar. [37]

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte opzettelijk [slachtoffer kort] van het leven heeft beroofd. Voor de officier van justitie staat vast dat deze doodslag werd voorafgegaan door een ander strafbaar feit, te weten de onder 2. en 3. ten laste gelegde poging tot afpersing, poging tot diefstal met geweld en poging tot oplichting. De officier van justitie is echter van mening dat - gelet op het feit dat de voorafgaande strafbare feiten pogingen betreffen - niet bewezen kan worden dat de doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de voorafgaande strafbare feiten voor te bereiden of te vergemakkelijken, of om bij betrapping op heterdaad zichzelf of zijn medeverdachte van straffeloosheid of van het bezit van het gestolene te verzekeren. De officier van justitie heeft derhalve vrijspraak van het onder 1. primair ten laste gelegde medeplegen van gekwalificeerde doodslag gevorderd.
De officier van justitie acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde medeplegen van doodslag, alsmede het onder 2. A en B en 3. ten laste gelegde, wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde

De rechtbank stelt op basis van voornoemde feiten vast dat in ieder geval verdachte, de medeverdachte en [slachtoffer kort] in het schuurtje waren op het moment van het schietincident.
Verdachte heeft ontkend degene te zijn geweest die op [slachtoffer kort] heeft geschoten. Volgens hem en de medeverdachte was er nog een vierde persoon in de schuur aanwezig, te weten [naam 1 kort], en zijn de schoten gelost door [naam 1 kort] en/of [slachtoffer kort], die beiden een vuurwapen bij zich hadden.
Over de toedracht van het schietincident heeft de medeverdachte bij de politie - kort gezegd - verklaard [38] dat hij zich samen met verdachte en [slachtoffer kort] in het schuurtje bevond. Alvorens ze het schuurtje waren binnengegaan had [slachtoffer kort] verdachte en de medeverdachte vluchtig gefouilleerd. [slachtoffer kort] stond met zijn rug naar de achterwand van het schuurtje en met zijn gezicht naar verdachte en de medeverdachte, die tegenover [slachtoffer kort] stonden. Verdachte stond - vanuit de positie van de medeverdachte gezien - rechts van de medeverdachte, het dichtst bij de ingang van het schuurtje. Verdachte overhandigde een tas met geld aan [slachtoffer kort]. [slachtoffer kort] opende de tas en keek erin. [slachtoffer kort] hield zijn blik gericht op de deur achter de medeverdachte. Vervolgens deed [slachtoffer kort] zijn jas opzij en trok een wapen. Op vrijwel hetzelfde moment kwam [naam 1 kort] met in zijn hand een wapen het schuurtje binnenstormen. [naam 1 kort] raakte de medeverdachte met een ijzeren voorwerp op zijn hoofd en nek, waarop de medeverdachte uitweek. Vervolgens botste [naam 1 kort] tegen [slachtoffer kort] aan. Op dat moment hoorde de medeverdachte drie, vier of vijf schoten. De medeverdachte was door de botsing naar links uitgeweken. [naam 1 kort] ging het schuurtje weer uit, waarna de medeverdachte volgde. Toen de medeverdachte op het erf was, zag hij dat verdachte achter hem aan kwam.
Nadat de medeverdachte bovengenoemde verklaring bij de politie had afgelegd, heeft verdachte bij de rechter-commissaris [39] verklaard dat de medeverdachte de waarheid heeft gesproken met betrekking tot de gebeurtenissen op [pleegdatum]. Verdachte heeft net als de medeverdachte verklaard dat hij zich samen met de medeverdachte en [slachtoffer kort] in het schuurtje bevond en dat verdachte de tas met het geld aan [slachtoffer kort] gaf. Vervolgens zag verdachte dat er door [slachtoffer kort] een wapen op hem werd gericht, waarna [naam 1 kort] het schuurtje kwam binnenstormen. [naam 1 kort] had een wapen in zijn hand. Verdachte hoorde maximaal drie schoten, waarna [naam 1 kort] weer wegrende. Verdachte heeft verklaard dat hij na [naam 1 kort] het schuurtje verliet en dat de medeverdachte hem later inhaalde.
Ter terechtzitting van 31 maart 2014 heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer kort] hem en de medeverdachte kort en heel snel rond het middel en in de zakken fouilleerde. Vervolgens gingen [slachtoffer kort], de medeverdachte en verdachte het schuurtje in. In het schuurtje stond verdachte het dichtst bij de deur en de medeverdachte stond links van hem. Nadat verdachte het geld aan [slachtoffer kort] had overhandigd, richtte [slachtoffer kort] zijn wapen niet alleen op verdachte, maar ook op de medeverdachte. Vervolgens kwam [naam 1 kort] binnenstormen en gingen [naam 1 kort] en [slachtoffer kort] tegen elkaar tekeer. Verdachte zag [naam 1 kort] aldoor op de rug. Verdachte heeft in dit verband verklaard over een worsteling waarbij [naam 1 kort] en [slachtoffer kort] elkaar vasthadden. Na enkele seconden liep [naam 1 kort] het schuurtje uit. Verdachte liep achter hem aan. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij zich geen details van de afspraken en gebeurtenissen op [pleegdatum] kan herinneren omdat hij in 2008 een hersenvliesontsteking heeft gehad en als gevolg daarvan met geheugenverlies te kampen heeft.
[naam 1 kort] heeft daarentegen verklaard dat hij niet bij het schietincident in het schuurtje aanwezig is geweest. Volgens [naam 1 kort] is hij niet verder gekomen dan halverwege het erf van de [adres]; hij hoorde toen schoten, waarna hij rechtsomkeert maakte.
Nu zich - behoudens de verklaring van [naam 1 kort] - geen stukken in het dossier bevinden op grond waarvan zonder meer kan worden uitgesloten dat [naam 1 kort] bij het schietincident in het schuurtje aanwezig was, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de door verdachte (en de medeverdachte) geschetste toedracht van het schietincident in het schuurtje aannemelijk is. Voor de beantwoording daarvan zal de rechtbank de geschetste toedracht vergelijken met de bevindingen van het forensisch onderzoek, in het bijzonder die met betrekking tot de verwondingen van [slachtoffer kort] en de omstandigheden waaronder het schietincident moet hebben plaatsgevonden.
Bij de sectie is gebleken dat [slachtoffer kort] meerdere verwondingen aan zijn gezicht, op zijn hoofd en aan zijn oor had. Blijkens de verklaring van [partner kort] had [slachtoffer kort] deze verwondingen bij zijn vertrek naar de [adres] nog niet. [40] Nu ook anderszins niet is gebleken dat [slachtoffer kort] reeds hiervoor verwondingen had opgelopen, moeten deze verwondingen zijn ontstaan in de korte tijd tussen [slachtoffer +] vertrek vanaf zijn woning en het tijdstip van overlijden. Nu [slachtoffer kort] om 14:43:39 uur nog gedurende 20 seconden met [partner kort] heeft gebeld om de geldtelmachine te vragen en de rechtbank - gelet op de inhoud van dat gesprek - geen aanwijzingen heeft dat [slachtoffer kort] op dat moment al gewond was geraakt, gaat de rechtbank ervan uit dat de verwondingen van [slachtoffer kort] na 14:43:59 uur zijn ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank passen de bij [slachtoffer kort] geconstateerde verwondingen niet bij de door verdachte geschetste worsteling tussen [slachtoffer kort] en [naam 1 kort] waarbij zij elkaar vasthadden, en evenmin bij een botsing tussen [slachtoffer kort] en [naam 1 kort], zoals de medeverdachte heeft verklaard. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de verwondingen verschillend van aard zijn en zich bevinden op diverse plaatsen op of aan het hoofd. Naar het oordeel van de rechtbank duiden de verwondingen van [slachtoffer kort] erop dat geweld op hem is uitgeoefend.
Verder acht de rechtbank van belang dat onder het nagelvuil van de linkerwijsvinger van [slachtoffer kort] DNA-materiaal van de medeverdachte is aangetroffen. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van de medeverdachte bij de politie dat [slachtoffer kort] verdachte en de medeverdachte vluchtig en over de kleding heeft gefouilleerd. Verdachte heeft verklaard dat het fouilleren door [slachtoffer kort] kort en heel snel plaatsvond. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat door een dergelijk oppervlakkig contact tussen (de kleding van) de medeverdachte en [slachtoffer kort] DNA-materiaal van de medeverdachte in het nagelvuil van [slachtoffer kort] achterblijft. Naar het oordeel van de rechtbank is de kans dat DNA-materiaal van de medeverdachte in nagelvuil van [slachtoffer kort] is aangetroffen door het enkel aanraken van (de kleding van) de medeverdachte door [slachtoffer kort] zeer gering; de kans dat dit gebeurt als gevolg van geweld, krabben of ander intensief contact is veel waarschijnlijker. De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat het nagelvuil van al [slachtoffer +] vingernagels is onderzocht en dat - naast de match met het DNA-profiel van de medeverdachte en meerdere matches met het DNA-profiel van [slachtoffer kort] zelf - geen DNA-materiaal van andere personen is aangetroffen. [41]
De rechtbank acht het op grond van de verwondingen van [slachtoffer kort] en het aantreffen van DNA-materiaal van de medeverdachte in het nagelvuil onder de linkerwijsvinger van [slachtoffer kort] aannemelijk dat in (de nabijheid van) het schuurtje geweldshandelingen hebben plaatsgevonden tussen [slachtoffer kort] en in ieder geval de medeverdachte. Op dit punt komt de verklaring van verdachte dus niet overeen met de bevindingen van forensisch onderzoek; verdachte verklaart immers in het geheel niet over tegen [slachtoffer kort] gerichte geweldshandelingen, anders dan het vasthebben van [slachtoffer kort] door [naam 1 kort], laat staan over geweldshandelingen waarbij de medeverdachte betrokken is geweest.
Verder stelt de rechtbank vast dat uit forensisch onderzoek in het schuurtje is gebleken dat de beschadigingen in en onder de centrifuge passen bij de kogels die in het schuurtje zijn aangetroffen. De schotbaan die hieruit kan worden afgeleid, is passend bij de door [slachtoffer kort] in zijn linkerbeen opgelopen schotletsels, te weten de letsels J en K zoals aangegeven in het pathologisch rapport [42] , waarbij J zeer waarschijnlijk een inschotwond in de linkerbil van [slachtoffer kort] en K een uitschotwond aan de binnenkant van het linkerbovenbeen van [slachtoffer kort] is. [43]
Het schotkanaal J-K in combinatie met de bevindingen met betrekking tot de centrifuge en de onderliggende kogelinslag maakt dat het zeer aannemelijk is dat [slachtoffer kort] vlak voor de centrifuge, met de voorzijde van zijn lichaam gericht naar de achterwand van het schuurtje moet hebben gestaan toen één van de twee kogels hem raakte. [44] Uit forensisch onderzoek is gebleken dat [slachtoffer kort] op zijn tenen moet hebben gestaan toen hij op die plek door één van de kogels werd geraakt. [45] Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit erop dat [slachtoffer kort] tegen de centrifuge en de achterwand van het schuurtje is geduwd, op welk moment hij in ieder geval door één kogel is geraakt. Derhalve dient geconstateerd te worden dat de door verdachte geschetste toedracht van het schietincident ook wat dit betreft niet overeenkomt met de bevindingen van forensisch onderzoek.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de door verdachte geschetste toedracht van het schietincident op meerdere essentiële punten in tegenspraak is met de resultaten van forensisch onderzoek. De enige conclusie die daaruit getrokken kan worden, is dat het in het schuurtje niet zo kan zijn gegaan als verdachte heeft verklaard. Reeds op grond hiervan acht de rechtbank de verklaring van verdachte (en de medeverdachte) niet aannemelijk.
Nu de rechtbank de verklaringen van verdachte (en de medeverdachte) wat betreft de toedracht van het schietincident niet aannemelijk acht, kan op grond van die verklaringen niet worden vastgesteld dat - zoals verdachte heeft gesteld - [naam 1 kort] ten tijde van het schietincident in het schuurtje aanwezig was. Hiervoor is ook onvoldoende ander bewijs voorhanden. Weliswaar is uit onderzoek gebleken dat [naam 1 kort] schotresten aan zijn handen had die een vrijwel zekere relatie met een schietproces aantonen [46] en dat schoensporen van [naam 1 kort] gestempeld in het bloed van [slachtoffer kort] in het schuurtje zijn aangetroffen [47] , maar deze onderzoeksresultaten kunnen evenzeer te verklaren zijn door de aanwezigheid van [naam 1 kort] in het schuurtje na het schietincident. [naam 1 kort] heeft immers toen [slachtoffer kort] al gewond op het erf lag zakken met hennep uit het schuurtje gehaald en in zijn auto geladen. Omdat het schietincident zich kort daarvoor in het schuurtje had afgespeeld, kunnen de schotresten op de handen van [naam 1 kort] ook worden verklaard door het beetpakken van de zakken met hennep uit het schuurtje, zo blijkt uit onderzoek. [48] Bovendien acht de rechtbank de verklaring van [naam 1 kort] dat hij niet in het schuurtje was geloofwaardig. Anders dan verdachte en de medeverdachte, die (bijna) een jaar later en na kennisneming van vrijwel het gehele dossier een verklaring hebben afgelegd, heeft [naam 1 kort] direct op de avond van [pleegdatum] verklaard over onder meer zijn aanwezigheid op het erf van de [adres], het gehaast wegrijden en het weghalen van de zakken met hennep. De rechtbank acht zijn verklaring met betrekking tot zijn waarnemingen op het perceel de [adres] consistent, terwijl ook niet uit verklaringen van getuigen of andere stukken uit het dossier blijkt dat het niet zo gegaan kan zijn als [naam 1 kort] heeft verklaard. Het is de rechtbank niet ontgaan dat [naam 1 kort] aanmerkelijk minder consistent dan wel in het geheel niet heeft verklaard over zijn mogelijke handel in vuurwapens. Ondanks het feit dat het in deze zaak om een schietincident gaat, is een rechtstreeks verband tussen eventueel handelen in vuurwapens door [naam 1 kort] en zijn aanwezigheid op de plaats delict niet te leggen. Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat [naam 1 kort] zich ten tijde van het schietincident niet in het schuurtje bevond.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vragen gesteld wie van de aanwezigen in het schuurtje een vuurwapen bij zich had en wie heeft (of hebben) geschoten.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir ter onderbouwing van haar stelling dat de medeverdachte een vuurwapen voorhanden had, aangevoerd dat bij een huiszoeking in een woning waar de medeverdachte is gesignaleerd munitie [49] is aangetroffen waarvan het waarschijnlijk is dat deze afkomstig is uit dezelfde munitievoorraad als de munitie gebruikt bij het schietincident. [50] De rechtbank is van oordeel dat dit niet redengevend kan zijn voor het bewijs dat de medeverdachte in het schuurtje een vuurwapen bij zich had, reeds omdat niet is komen vast te staan dat de medeverdachte eigenaar van deze munitie was, dan wel dat hij over deze munitie kon beschikken.
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat op één van de in het schuurtje aangetroffen hulzen DNA-materiaal van [slachtoffer kort] is aangetroffen. Dit zou erop kunnen duiden dat [slachtoffer kort] met een door hem meegebracht vuurwapen is beschoten. De rechtbank stelt vast dat gezien de hoeveelheid bloed van [slachtoffer kort] die is aangetroffen in het schuurtje ook niet is uit te sluiten dat de huls na uitwerping in aanraking is gekomen met bloed van [slachtoffer kort]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het aantreffen van DNA-materiaal van [slachtoffer kort] op deze huls niet zonder meer kan worden afgeleid dat het vuurwapen waarmee is geschoten door [slachtoffer kort] is meegebracht.
Nu de overige stukken in het dossier en de verklaringen afgelegd ter terechtzitting ter zake ook geen informatie bieden, kan de rechtbank niet vaststellen wie van de drie aanwezigen in het schuurtje een vuurwapen bij zich had.
Wat betreft de vraag wie er heeft (of hebben) geschoten, laten de op de handen van [slachtoffer kort] aangetroffen schotresten en de anatomische mogelijkheid dat [slachtoffer kort] de schotletsels bij zichzelf heeft toegebracht [51] de mogelijkheid open dat [slachtoffer kort] op zichzelf heeft geschoten. De rechtbank acht het echter niet erg aannemelijk dat [slachtoffer kort] tot tweemaal toe een schot heeft gelost waarbij hij zichzelf heeft geraakt. De rechtbank gaat er wel vanuit dat als [slachtoffer kort] daadwerkelijk op zichzelf heeft geschoten, dit is gebeurd tijdens een worsteling met verdachte en/of de medeverdachte, gelet op bovenstaande overwegingen met betrekking tot de verwondingen van [slachtoffer kort] en de positie van [slachtoffer kort] bij ten minste één van de schoten.
Uit de overige stukken in het dossier en de verklaringen afgelegd ter terechtzitting kunnen verder ook geen feiten of omstandigheden worden afgeleid op grond waarvan kan worden vastgesteld wie van de drie aanwezigen in het schuurtje heeft geschoten.
Nu de rechtbank wel kan vaststellen dat verdachte - evenals de medeverdachte – aanwezig was toen het schietincident plaatsvond, maar niet wie de fatale schoten op [slachtoffer kort] heeft gelost, kan verdachte noch de medeverdachte als individuele pleger van de (gekwalificeerde) doodslag op [slachtoffer kort] worden aangemerkt. Met betrekking tot feit 1 rest dan de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat het feit samen en in vereniging met een ander is begaan. Het moet daarbij gaan om een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op de totstandkoming van het delict. Het opzet dient gericht te zijn op zowel de samenwerking met de ander als op de totstandkoming van het delict. De intensieve samenwerking kan blijken uit afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid tijdens het delict en het zich niet distantiëren daarvan. De enkele aanwezigheid bij de uitvoering van het delict is onvoldoende voor de bewezenverklaring van medeplegen. Handelingen gepleegd na afloop van het delict kunnen een indicatie opleveren voor medeplegen maar zijn op zichzelf bezien onvoldoende voor een bewezenverklaring van medeplegen.
De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de samenwerking van verdachte en de medeverdachte mede was gericht op het plegen van (gekwalificeerde) doodslag. Aan de rechtbank is op generlei wijze gebleken dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het gebruik van geweld bij de uitvoering van de hennepdeal.
De officier van justitie heeft weliswaar veroordeling voor het medeplegen van doodslag gevorderd, maar de rechtbank constateert dat de door haar beoogde bewezenverklaring te veel is gebaseerd op aannames, zonder dat daarbij is aangegeven uit welke feiten kan worden afgeleid dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht al met al niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het voor met name de nabestaanden van [slachtoffer kort] onder de gegeven omstandigheden een uiterst onbevredigende uitkomst zal zijn dat in deze procedure niemand als verantwoordelijke voor het overlijden van [slachtoffer kort] kan worden aangewezen, kan zij bij de gebleven onduidelijkheden over de toedracht van het schietincident niet anders dan verdachte geheel vrijspreken van
feit 1.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2. A en B ten laste gelegde
Zoals reeds eerder overwogen met betrekking tot het medeplegen van (gekwalificeerde) doodslag, kan niet bewezen worden dat de samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte mede was gericht op het gebruik van (bedreiging met) geweld bij de uitvoering van de hennepdeal. De ten laste gelegde pogingen tot diefstal met geweld en afpersing kunnen dan ook niet worden bewezen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2. A en B ten laste gelegde.

Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde

Uit onderzoek naar de echtheid van de in het schuurtje aangetroffen bankbiljetten is gebleken dat alle aangetroffen bankbiljetten vals waren. Op een aantal bankbiljetten zijn vingerafdrukken van verdachte en de medeverdachte aangetroffen.
Verdachte heeft evenals de medeverdachte verklaard dat hij niet wist dat de bankbiljetten vals waren. De medeverdachte heeft verder nog verklaard dat hij en verdachte het geld hebben meegekregen van hun opdrachtopgever, dat ze het geld enkel even hebben aangeraakt en dat hem niets aan het geld is opgevallen.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek naar de echtheid van de bankbiljetten volgt dat de bankbiljetten niet voldoen aan verschillende echtheidskenmerken. Uit het ter zake opgestelde proces-verbaal blijkt echter geenszins dat het zodanig slechte vervalsingen betreft dat het voor een ieder bij een eerste blik of aanraking duidelijk is dat de bankbiljetten vals zijn. Ook uit de overige stukken in het dossier en hetgeen aan de orde is geweest bij het onderzoek ter terechtzitting kan de rechtbank niet afleiden dat verdachte wist dat het geld vals was. De officier van justitie heeft weliswaar gesteld dat verdachte het wist, maar hiervoor heeft zij geen bewijsmiddelen aangedragen.
Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de bankbiljetten waarmee hij de hennep zou betalen vals waren, kan niet bewezen worden dat verdachte opzet had op oplichting van [slachtoffer kort].
De rechtbank zal verdachte derhalve eveneens vrijspreken van het onder 3. ten laste gelegde.

Benadeelde partijen

[benadeelde 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[benadeelde 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade van de benadeelde partijen zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen en kunnen deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en subsidiair en 2. A en B en 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2014.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Haisma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Woude

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730256-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 31 maart 2014
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. M. Haisma en mr. N.A. Vlietstra, rechters, en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. C. de Groot.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte volledig],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië),
wonende te Amsterdam,
thans gedetineerd in PI Midden Holland, HvB Haarlem.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. P. Hermens, advocaat te Amsterdam.
Ter terechtzitting zijn tevens verschenen deskundige A. de Bruijn, getuige [naam 1] en de nabestaanden van [slachtoffer volledig]; [benadeelde 2] en D. [benadeelde kort].
…………………………..
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting op 2 april 2014.
Tegenwoordig op 2 april 2014:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. M. Haisma en mr. N.A. Vlietstra, rechters,
mr. C. de Groot, officier van justitie en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
De verdachte en zijn raadsman, mr. P. Hermens, advocaat te Amsterdam, zijn ter terechtzitting verschenen.
………………………………….
De rechtbank onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting op 8 april 2014.
Tegenwoordig op 8 april 2014:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. M. Haisma en mr. N.A. Vlietstra, rechters,
mr. P.F. Hoekstra, officier van justitie en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. P. Hermens, advocaat te Amsterdam, is niet ter terechtzitting verschenen.
………………………………….
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 22 april 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt en bevinden zich, tenzij anders vermeld, in het einddossier met proces-verbaalnummer 2013003508, gesloten op 24 december 2013.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] met proces-verbaalnummer 02TGO13001-V-11-04, d.d. 26 januari 2014.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] met proces-verbaalnummer 2013003508-V003-02, d.d. 10 januari 2013.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 5] met proces-verbaalnummer 2013003508-01TGO13001-V-007-03, d.d. 11 februari 2013.
5.Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 02TGO13001-AH-036-03, d.d. 12 september 2013, bijlage 1.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 2] met proces-verbaalnummer BVH 2013003508-G-017-01, d.d. 14 januari 2013.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] met proces-verbaalnummer 02TGO13001-V-11-04, d.d. 26 januari 2014.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 2] met proces-verbaalnummer BVH 2013003508-V006-02, d.d. 24 januari 2013.
9.Zie 7.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris, d.d. 26 maart 2014.
11.Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 02TGO13001-AH-068-02, d.d. 27 januari 2013.
12.Zie 8.
13.Het proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2013003508-FDO-001, d.d. 11 januari 2013.
14.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [bewoner] door de rechter-commissaris, d.d. 24 september 2013.
15.Het proces-verbaal van verhoor van [bewoonster] met proces-verbaalnummer PL02R2 2013003508-2 G-010-01.
16.Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 02TGO13001-AH-022-01, d.d. 18 januari 2013.
17.Het proces-verbaal van verhoor van [bewoner] met proces-verbaalnummer PL02FW2013003508-3 G-001-01.
18.Het proces-verbaal van verhoor van [bewoonster] met proces-verbaalnummer BVH2013003508 V-008-02, d.d. 6 februari 2013.
19.Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 02TGO13001-AH-022-01, d.d. 18 januari 2013.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] met proces-verbaalnummer PL02R2 2013003508-V003-02, d.d. 10 januari 2013.
21.Zie 19.
22.Het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 1], proces-verbaalnummer PL02FW 2013003508-8, d.d. [pleegdatum].
23.Verkorte rapportage betreffende schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [pleegplaats] op [pleegdatum], opgesteld door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) d.d. 11 januari 2013.
24.Het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgesteld door het NFI d.d. 17 januari 2013.
25.Zie 24.
26.Het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgesteld door het NFI d.d. 17 januari 2013.
27.Het rapport Tweede aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [pleegplaats] op [pleegdatum] opgesteld door het NFI, d.d. 14 mei 2013.
28.Het herzien rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijke afloop in [pleegplaats] op [pleegdatum], opgesteld door het NFI d.d. 1 maart 2013.
29.Het proces-verbaal PD onderzoek [adres] te [pleegplaats] met proces-verbaalnummer 02TGO13001-FTOAH-002, d.d. 28 april 2013.
30.Het rapport dactyloscopisch sporenonderzoek met proces-verbaalnummer FTOADM-04-205.
31.Het rapport dactyloscopisch sporenonderzoek met proces-verbaalnummer FTOADM-04-206.
32.Het rapport dactyloscopisch sporenonderzoek met proces-verbaalnummer FTOADM-04-207.
33.Zie 29.
34.Het rapport opgesteld door het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek, d.d. 28 maart 2013.
35.Zie 29.
36.Zie 29.
37.Zie 29.
38.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], proces-verbaalnummer 02TGO13001-V-11-04, d.d. 20 december 2013.
39.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris, d.d. 26 maart 2014.
40.Het proces-verbaal van verhoor van [benadeelde 2], proces-verbaalnummer BVH 2013003508-G-017-01, d.d. 14 januari 2013.
41.Herzien rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijke afloop in [pleegplaats] op [pleegdatum], opgesteld door het NFI d.d. 1 maart 2013.
42.Het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgesteld door het NFI d.d. 17 januari 2013.
43.Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer 02TGO13001-FTOAH-029, d.d. 17 februari 2014.
44.Zie 43.
45.Zie 43.
46.Het proces-verbaal onderzoek schotrestenbemonstering verdachte [naam 1] met proces-verbaalnummer 02TGO13001-FTOAH-019, d.d. 15 februari 2013.
47.Het proces-verbaal vergelijkend schoensporen onderzoek met proces-verbaalnummer 02TGO13001-FTOAH-005
48.Zie 46.
49.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname met proces-verbaalnummer 2013003508-IBN-33-01, d.d. 2 oktober 2013.
50.Het rapport Wapen- en munitie-, chemisch, en schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [pleegplaats] op [pleegdatum], opgesteld door het NFI d.d. 31 januari 2014.
51.Het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgesteld door het NFI d.d. 17 januari 2013, pagina's 289-300 van het forensisch technisch proces-verbaal.