ECLI:NL:RBNNE:2014:2192

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
C-19-104048 - KG ZA 14-49
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van beveiligingscamera's afgewezen

In deze zaak, die zich afspeelt in Assen, vordert eiser, de eigenaar van een perceel met woning en bedrijfshal, de verwijdering van twee beveiligingscamera's die door gedaagde, zijn buurman, aan de muur van zijn bedrijfshal zijn bevestigd. Eiser stelt dat de camera's een inbreuk maken op zijn privacy, omdat ze beelden kunnen maken van zijn woning en terras. Gedaagde betwist dit en stelt dat de camera's enkel zijn bedoeld voor beveiliging van zijn eigen terrein en dat hij de beelden niet bekijkt, maar deze enkel opslaat voor het geval van een inbraak.

De voorzieningenrechter overweegt dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering van eiser, maar dat het eigendomsrecht van gedaagde hem in beginsel toestaat om beveiligingscamera's te plaatsen. De rechter stelt vast dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de camera's daadwerkelijk een onrechtmatige inbreuk op zijn privacy maken. Eiser kan zijn stelling dat hij zich bespied voelt niet onderbouwen met concrete feiten. Daarom worden de vorderingen van eiser afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.098,00 worden begroot.

De uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra en in aanwezigheid van griffier mr. A. Hut op 2 mei 2014. De rechter wijst de vorderingen van eiser af en legt de proceskostenveroordeling op.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/104048 / KG ZA 14-49
Vonnis in kort geding van 2 mei 2014
in de zaak van
1 [eiser], en
2. [eiseres]
eisers,
advocaat mr. W.H. Bussink,
tegen
[gedaagde],
die in [woonplaats] woont,
gedaagde,
advocaat mr. E.T. van Dalen.
Partijen worden hierna in mannelijk enkelvoud [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 maart 2014;
  • de mondelinge behandeling van 18 april 2014.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat dit vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
De voorzieningenrechter kan bij de beoordeling van het geschil uitgaan van de navolgende feiten.
2.2.
[eiser] is de eigenaar van een perceel grond met daarop een woning en een bedrijfshal. [gedaagde] is de eigenaar van het daarnaast gelegen perceel met daarop eveneens een woning en een bedrijfshal. Beide percelen zijn gelegen op een bedrijventerrein in [woonplaats].
2.3.
De woning van [eiser] kijkt uit op het bedrijfspand van [gedaagde]. De afstand tussen de achterzijde van de woning en de muur van de bedrijfshal is circa vijf meter. Aan de achterzijde van de woning van [eiser] bevinden zich slaapkamers en, buiten, een terras.
2.4.
[gedaagde] heeft twee jaar geleden twee beveiligingscamera's bevestigd aan de betreffende muur van zijn bedrijfspand.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, verkort weergegeven, een met dwangsommen versterkte veroordeling van [gedaagde] om de beveiligingscamera's te verwijderen, dan wel om op een zodanige wijze kapjes op de camera's te plaatsen dat geen opnames kunnen worden gemaakt van het perceel van [eiser]. Daartoe stelt [eiser], samengevat weergegeven, dat door de aanwezigheid van de camera's de privacy van zijn gezin op onrechtmatige wijze wordt aangetast. Uit de handleiding van de beveiligingscamera kan worden afgeleid dat het bereik van de camera's dusdanig is dat er beelden van de woning en het terras kunnen worden gemaakt. De aanwezigheid van de camera's geeft [eiser] voortdurend het gevoel dat hij door [gedaagde] wordt bespied.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Daartoe voert [gedaagde], samengevat weergegeven, het volgende aan. Als eigenaar heeft hij het recht heeft om zijn terrein te beveiligen. De camera's zijn niet bedoeld om in de woning of in de tuin van [eiser] te kijken en hebben niet het bereik dat [eiser] stelt dat ze hebben. [gedaagde] voert ook aan dat hij de camerabeelden niet bekijkt, maar dat deze worden opgeslagen op de computer, enkel om te kunnen worden bekeken in het geval van bijvoorbeeld een inbraak. Van het op onrechtmatige wijze aantasten van de privacy van [eiser] is dan ook geen sprake aldus [gedaagde].

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven, om het volgende. Partijen zijn beiden eigenaar van een woning met een bedrijfshal op een bedrijventerrein in [woonplaats]. De percelen grenzen aan elkaar, waarbij de achterzijde van de woning van [eiser] uitkijkt op de bedrijfshal van [gedaagde]. Het is aan die zijde van de bedrijfshal twee beveiligingscamera's zijn bevestigd. [eiser] voelt zich door de aanwezigheid van die camera's in zijn privacy aangetast en vordert in deze procedure om die reden de verwijdering van de camera's of dat de camera's van kapjes worden voorzien die het bereik ervan beperken. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.2.
Als eerste wordt overwogen dat gelet op de door [eiser] gestelde inbreuk op zijn privacy, voldoende spoedeisend belang aanwezig is bij de vordering.
4.3.
Bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] wordt voorop gesteld dat [gedaagde] als eigenaar van zijn perceel het meest omvattende recht heeft dat een persoon op een zaak kan hebben en dat het hem om die reden in beginsel is toegestaan om beveiligingscamera’s te plaatsen. De uitoefening van het eigendomsrecht van [gedaagde] is echter niet onbegrensd: de aanwezigheid van de camera's kan ontoelaatbaar zijn als sprake is van een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eiser]. Het is aan [eiser] als eisende partij om aannemelijk te maken dat die situatie zich hier voordoet.
4.4.
[eiser] stelt dat hij in zijn privacy wordt aangetast door de aanwezigheid van de camera's en dat uit de technische beschrijving van de camera's kan worden afgeleid dat deze een zodanig bereik hebben dat er opnamen van zijn woning en tuin kunnen worden gemaakt. Wat [eiser] hiermee stelt, komt in feite daarop neer dat hij het gevoel heeft dat er inbreuk op zijn privacy wordt gemaakt, zonder dat hij deze inbreuk nader kan onderbouwen. In het licht van het verweer van [gedaagde] over onder meer het gebruik van de beelden, stelt [eiser] daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat van [gedaagde] onrechtmatig jegens hem handelt.
4.5.
Op grond van het bovenstaande zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] zal daarbij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.098,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
1. wijst de vorderingen af,
2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.098,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Dijkstra en in tegenwoordigheid van mr. A. Hut, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2014. []