ECLI:NL:RBNNE:2014:2354

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
18.930003-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel geweld tegen minderjarige

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel geweld tegen een minderjarige, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 9 mei 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij in de periode van maart 2011 tot en met augustus 2011, door middel van geweld en bedreiging, het kind [slachtoffer] heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 25 april 2014 gehouden, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. Pieters.

De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €4000 aan de benadeelde partij, [slachtoffer]. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster tegenstrijdig waren en dat er onvoldoende bewijs was om de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De verklaringen van de moeder van de aangeefster, die als getuige was gehoord, waren niet consistent en boden geen steun aan de aangifte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte van de tenlastegelegde feiten moest worden vrijgesproken, omdat er geen bewijs was dat de verdachte de feiten had gepleegd zoals ten laste gelegd. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de rechtbank bepaalde dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kon indienen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. O.J. Bosker als voorzitter, en de rechters mr. E. Läkamp en mr. M. van der Veen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930003-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 09 mei 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende [adres], doch feitelijk verblijvende te
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 april 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de maand maart 2011, althans in de periode van 17 april 2010 tot en met 16 april 2011 te [plaats], gemeente [naam], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) het kind [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans welke [slachtoffer] een aan verdachtes zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (aan haar armen) op een bed heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] naar achteren heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] gedeeltelijk van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd/getrokken en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] en/of
- die handelingen heeft verricht ondanks het door die [slachtoffer] verbaal en/of lichamelijk geboden verzet en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 31 augustus 2011 te [plaats], gemeente [naam] en/of in de gemeente [naam], (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) het kind [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans welke [slachtoffer] een aan verdachtes zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was, heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande hierin dat verdachte de borsten en/of de buik en/of de heupen en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte die ontuchtige handeling(en) onverwachts bij die [slachtoffer] heeft verricht en/of die handeling(en) heeft verricht ondanks het door die [slachtoffer] verbaal geboden verzet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 31 augustus 2011 te [plaats], gemeente [naam] en/of in de gemeente [naam], (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind/ pleegkind, althans de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht (telkens) hierin dat verdachte de borsten en/of de buik en/of de heupen en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. von Bartheld acht hetgeen onder 1 en 2 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
24 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
 toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van
€ 4000,-- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten

De officier van justitieheeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt om tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde te komen. De officier van justitie heeft verwezen naar de verklaringen van aangeefster en de verklaringen van de moeder van aangeefster die de aangiften onder-steunen. De officier van justitie acht die verklaringen betrouwbaar en ook verklaarbaar.
De raadsvrouwheeft vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de verklaringen van aangeefster niet consistent zijn. Daar komt bij dat er een tweede aangifte volgt nadat tegen de verwachting in verdachte niet direct werd opgepakt. Naar het standpunt van de raadsvrouw wekt het dossier de indruk dat de omgeving van aangeefster sturend is geweest hetgeen het bijzondere verloop van het onderzoek zou kunnen verklaren.
Met betrekking tot de tweede verklaring van de moeder van aangeefster heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte niet tegen de moeder heeft toegegeven dat hij met aangeefster seks had gehad toen de moeder in het ziekenhuis lag. Daar komt bij dat de verklaringen van de moeder op initiatief van de politie respectievelijk aangeefster zijn afgelegd.
Ook kan de verklaring van de moeder de aangifte niet ondersteunen omdat zij over de seksuele contacten tussen aangeefster en verdachte een andere beschrijving geeft.
Naar het standpunt van de raadsvrouw kan de verweten dwang en geweld niet uit de verklaringen worden afgeleid zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbankoverweegt het volgende.
In deze zaak is van belang welke bewijskracht moet worden toegekend aan de verklaringen die de moeder van aangeefster heeft afgelegd nu zij de enige getuige is die inhoudelijk over de feiten heeft verklaard. Met name met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft immers over verdachte belastend verklaard in haar verklaring van 25 juni 2013 en daarmee de aangifte van haar dochter d.d. 17 april 2012 ondersteund.
Feit 2 duidt op de handelingen die aangeefster in haar aangifte van 15 maart 2012 heeft verwoord. De moeder heeft in haar verklaring van 12 september 2012 aangegeven dat zij weinig inhoudelijk over die aangifte van haar dochter kan verklaren. In een gesprek met haar dochter dat plaatsvond in maart/april 2012 heeft de dochter tegenover de moeder duidelijk aangegeven dat verdachte haar borsten en vagina niet had betast. Ook heeft de moeder verklaard dat zij de inhoud van de aangifte van haar dochter niet volledig kent.
Verdachte heeft in oktober 2012 bij de politie verklaard dat hij aangeefster niet heeft betast zoals hem dat wordt verweten en ook op de terechtzitting heeft verdachte de verweten feiten ontkend.
Gelet op het vorenstaande wordt de eerste verklaring van aangeefster niet ondersteund door enig bewijsmiddel. Verdachte dient dan ook van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Zoals hiervoor aangegeven heeft de moeder van aangeefster met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde in haar verklaring van 25 juni 2013 een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Verdachte zou tegenover haar hebben verklaard dat hij seks met aangeefster had gehad ten tijde van de ziekenhuisopname van de moeder in maart 2011. Ook dat aangeefster dat ook wilde. Verdachte zou de moeder dat verteld hebben begin april 2012. Verdachte heeft toen aangegeven dat hij driemaal seks met aangeefster had gehad.
De moeder heeft verklaard dat zij na haar verklaring van 12 september 2012 met haar dochter heeft gesproken en dat haar dochter toen heeft verteld dat zij seks met verdachte had gehad. Zij heeft toen het hele verhaal aan haar moeder verteld. De moeder heeft in dat gesprek verteld wat verdachte daarover aan haar had verteld. Dat gesprek heeft plaatsgevonden nadat verdachte was gehoord door de politie.
Na dit gesprek legt de moeder op 25 juni 2013 een nadere verklaring af mede op verzoek van haar dochter. Dat verzoek komt op een moment nadat aangeefster een gesprek met het openbaar ministerie heeft gehad omtrent de verdere afdoening van de zaak.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de moeder tegenstrijdig met de verklaring van aangeefster omtrent het aantal malen dat er seks zou hebben plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte. Aangeefster geeft uitdrukkelijk aan dat er eenmaal seks heeft plaatsgevonden en de moeder geeft aan dat dit driemaal zou zijn gebeurd.
Daarnaast heeft de moeder verklaard dat de seks volgens verdachte met instemming van aangeefster heeft plaatsgevonden. De moeder heeft in haar verklaring aangegeven dat aangeefster haar heeft verteld dat ze geen seks met verdachte wilde doch de moeder heeft niet verklaard op welke wijze aangeefster dat heeft geuit tegenover verdachte. Ook blijkt uit de verklaring van de moeder niet of aangeefster daar iets over heeft gezegd.
Gelet hierop kan de verklaring van de moeder de aangifte met betrekking tot de dwang-handelingen zoals in feit 1 omschreven, niet ondersteunen.
De rechtbank acht op grond van de voorhanden zijnde verklaringen in onderling verband en samenhang beschouwd niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Benadeelde partij [slachtoffer]

De rechtbank acht gelet op de vrijspraken het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mr. E. Läkamp en mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 09 mei 2014, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.