ECLI:NL:RBNNE:2014:2597

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
22 mei 2014
Zaaknummer
C-17-127442 - HA ZA 13-170
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslast wanprestatie in aanbestedingszaak tussen Aannemersbedrijf A. Faber B.V. en Gemeente Leeuwarden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Aannemersbedrijf A. Faber B.V. (hierna: Faber) en de Gemeente Leeuwarden (hierna: de Gemeente) over de uitvoering van een aanbesteding voor de herinrichting van de Heliconweg. Faber was de winnende aannemer van het project, maar er ontstonden problemen met de uitvoering, met name met betrekking tot de aanbruggen van de Hermesbrug. De Gemeente heeft gebreken geconstateerd in het asfalt en het membraan dat door Faber was aangebracht, en heeft Faber aansprakelijk gesteld voor de herstelkosten. Faber heeft op haar beurt betoogd dat de gebreken niet door haar schuld zijn ontstaan en dat de Gemeente verantwoordelijk is voor de kosten van herstel, aangezien de gebreken voortvloeien uit de slechte staat van de ondergrond en de ongeschiktheid van het voorgeschreven membraan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een overeenkomst hadden gesloten waarin was bepaald dat de kosten voor het herstel van het asfalt voor rekening van Faber zouden komen, tenzij ondubbelzinnig zou blijken dat de gebreken niet door haar schuld waren veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat Faber niet had aangetoond dat de gebreken niet door haar schuld waren ontstaan. De rechtbank heeft Faber veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de Gemeente voor de herstelwerkzaamheden, maar ook de Gemeente werd veroordeeld tot betaling aan Faber voor een deel van de door Faber gemaakte kosten. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers in aanbestedingsprocedures en de noodzaak om aan de contractuele verplichtingen te voldoen. Het vonnis is op 21 mei 2014 uitgesproken door mr. M. Jansen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/127442 / HA ZA 13-170
Vonnis van 21 mei 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMERSBEDRIJF A. FABER B.V.,
gevestigd te Sondel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.A. Westra te Leeuwarden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LEEUWARDEN,
zetelend te Leeuwarden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.S. Knot te Groningen.
Partijen zullen hierna Faber en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met akte producties
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met akte
producties
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties en
vermindering van eis
- het proces-verbaal van comparitie van 20 februari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft een aanbesteding gehouden betreffende het werk herinrichting Heliconweg. Het bestek nr. 2009-33/13133 is hierop van toepassing. Bij brief van 9 februari 2010 is het werk aan Faber gegund voor een aanneemsom van € 2.307.000,-. Het werk was opgedeeld in een tweetal percelen: perceel 1, de hoofrijbaan van de Heliconweg vanaf de Hermesbrug tot het Europlan en perceel 2, de Heliconweg rondom de rotonde Snekertrekweg alsmede de Hermesbrug zelf.
2.2.
Met betrekking tot de Hermesbrug was aan Faber niet alleen het asfalteren van de brug opgedragen, maar ook het verbreden van de weg die over de brug loopt, die van twee naar drie rijstroken moest worden uitgebreid. Vanwege de veranderde rijbaanindeling moesten de oude middengeleiders van beton eerst worden verwijderd, daarna diende de volledige asfaltverharding tot aan het onderliggende beton te worden verwijderd, waarna de rijbanen opnieuw konden worden ingedeeld, opnieuw geasfalteerd en voorzien van nieuwe middengeleiders. Op grond van het bestek, bestekpostnummer 491250, diende Faber de ongewapende betonnen geleiders te verwijderen, inclusief het vlak afwerken van het beton.
Op grond van het bestek, bestekpostnummer 430150, diende Faber tevens op de aanbrengen van de Hermesbrug membraan aan te brengen van het type "Derbigum GC" (hierna: het membraan) volgens de verwerkingsvoorschriften van de leverancier.
2.3.
Tussen partijen is nog contact geweest over door Faber begin oktober 2010 voorgestelde alternatieven voor het membraam. Bij e-mailbericht van 5 oktober 2010 heeft [X] (hierna: [X]) namens de Gemeente aan[B] van Faber meegedeeld:
….., maar het alternatief is voor ons niet akkoord.
Gelijkwaardigheid is niet aangetoond en als wij de brochure lezen denken we ook dat dat niet mogelijk is.
Overigens is nog wel een aandachtspunt de beschadiging van het beton van de landhoofden.
Wapening ligt op een aantal plekken bloot en het beton is te oneffen om een membraan op aan te brengen.
2.4.
Door Faber is in het weekend van 9/10 oktober 2010 het membraan aangebracht. In de bouwvergadering van 21 oktober 2010 heeft [X] blijkens het verslag opgemerkt:
Dakleer verwerkt op beton aanbrug brug. Daarop asfaltverharding. Baart mij zorgen.
2.5.
Het proces-verbaal van opneming van 7 december 2010 vermeldt onder meer (voor zover van belang);
Na opneming is door de directie de goedkeuring onthouden op grond van de gebreken genoemd in de volgende bijlagen:
- "Hermesbrug Inspectierapport technische inspectie brugval en mechanische installaties, gedateerd december 2010 revisie 0. Rapport opgesteld door Technisch Adviesbureau Sliedrecht
(rb: hierna TAS). De te herstellen onderdelen door de aannemer zijn gemarkeerd in dit rapport.
Het rapport van TAS vermeldt onder meer:
Onderdeel
Bevindingen
Hersteladvies
Foto nr.
Conservering brugval
Door het oplassen van draadbussen voor de montage van de schampstroken is de conservering aan de onderzijde beschadigd.
Dit is niet gerepareerd.
Op verschillende andere plaatsen vertoont de conservering afgebrokkelde delen of is gescheurd of gekrakeleerd. Of dit al eerder het geval was, of dat dit te wijten is aan de werkzaamheden (o.a. wijze van verwijderen slijtlaag) is niet vast te stellen.
Gehele conservering onderzijde brugval deugdelijk herstellen.
15
16
17
18
2.6.
Het proces-verbaal van opneming van 26 april 2011 vermeldt onder meer (voor zover van belang):
Aanvullende afspraken
Over het aangebrachte asfalt en membraan op de aanbruggen van de Hermesburg is het volgende afgesproken. Mochten hier gebreken optreden binnen 10 jaar dan wordt dit aangemerkt als een verborgen gebrek en zullen de gebreken moeten worden hersteld door en voor rekening van de aannemer. Daarvan wordt afgeweken indien de aannemer kan aantonen dat de ontstane schade of het gebrek niet het gevolg is van tekortkomingen aan het geleverde werk. Na 5 jaar dient de opdrachtgever aan te tonen dat eventuele schade of gebrek het gevolg is van een verborgen gebrek of tekortkoming. Deze afspraak is bij de opname van 7 december 2010 gemaakt, en blijft van kracht.
2.7.
In september/oktober 2011 heeft de Gemeente geconstateerd dat op een aantal plaatsen op de aanbruggen van de Hermesbrug ter hoogte van de oude middengeleiders het asfalt losliet.
2.8.
Het proces-verbaal van de eindopname van 27 oktober 2011 vermeldt onder meer (voor zover van belang):
Met inachtneming van het hierboven gestelde wordt geconstateerd dat de aannemer de opleverpunten nog niet heeft afgehandeld, en dat de aannemer nog niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. Met name de schade ontstaan aan de verhardingsconstructie op de Hermesbrug is een belangrijk punt. Het werk kan als zodanig niet als opgeleverd beschouwd worden.
Aangezien de aannemer nog niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen wordt de bankgarantie nog vast gehouden door de opdrachtgever.
2.9.
Faber heeft in overleg met de Gemeente Nebest Adviesgroep (hierna: Nebest) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de oorzaak van de asfaltschades en een (herstel)advies uit te brengen. Nebest heeft op 26 januari 2012 een rapport uitgebracht. De samenvatting en conclusie van dit rapport luidt:
Op basis van de resultaten van de inspectie ter plaatse en het aanvullende onderzoek blijkt dat de hechting van het asfalt op het membraan nihil is en dat de hechting van het membraan op de betonnen ondergrond ook nihil is.
De hechting van het membraan heeft alleen plaats gevonden op de bovenzijde van de rullen die ontstaan zijn door het frezen. Door het verkeer komt het membraam in beweging en komt los van de ondergrond. Doordat het membraam los komt van de betonnen ondergrond gaat het membraam met asfaltbeton ‘veren‘ en ontstaat de schade aan het asfaltbeton.
Wij adviseren de gehele asfaltbetonlaag inclusief het membraam te verwijderen. Op basis van onze waarnemingen ter plaatse adviseren wij daarna de volgende herstelmaatregelen uit te voeren:
• na het verwijderen van de asfaltverharding dient het betonoppervlak te worden afgeklopt en te worden beoordeeld door een ter zake deskundig inspecteur. Deze dient de locaties met (mogelijke) schade die hersteld moeten worden aan te merken;
• herstellen van de reparatieplekken conform CUR-Aanbeveling 54-97 en deze vlak en strak afwerken met het aanliggende oppervlak.
Daarna dienen de overige werkzaamheden (aanbrengen membraan en verharding) te worden uitgevoerd conform het besteknummer 2009-03/13133 Herinrichting Heliconweg paragraaf 3.
Gezien de eerder opgetreden problemen met het aanbrengen van het membraan adviseren wij echter om de dakbedekking te vervangen door bijvoorbeeld een bitumineuze slurry of gespoten membraan.
2.10.
Naar aanleiding van het rapport van Nebest hebben partijen gecorrespondeerd over de bevindingen van Nebest en is Grontmij gevraagd een onderbouwing te geven van de bestekoplossing. Grontmij vermeldt in haar notitie van 21 maart 2012:
Verwerkingsvoorschriften
De verwerkingsvoorschriften van de leverancier is onderdeel van de bestekpost.
Aannemer dient dus de verwerkingsvoorschriften te volgen.
De verwerkingsvoorschriften van Derbigum GC op brugdekken (hoofdstuk 9) is als bijlage bijgevoegd.
Onder hoofdstuk 9.2.3. van het handboek is vermeld waaraan de ondergrond dient te voldoen. De ondergrond mag o.a. geen onzuiverheden of scherpe kanten vertonen welke de waterdichtheid bij het aanbrengen zouden kunnen beschadigen. Het risico op opsluiting van luchtbellen onder het waterdichtingsmembraam moet uitgesloten worden. Gaten en oneffenheden moeten opgevuld worden, hiervoor zal het op te vullen oppervlak zorgvuldig voorbereid en hersteld moeten worden, bijvoorbeeld met een daarvoor geschikte reparatiemortel. Ook moet de cementhuid volledig worden verwijderd, hiervoor is het stofvrij zandstralen van het oppervlak een goede methode.
Na deze voorbereiding van de ondergrond wordt een aanhechtingsprimer aangebracht, daarna dient het membraam Derbigum GC zorgvuldig te worden aangebracht, door de rollen uit te lijnen en in volledige gevlamlaste aanhechting d.m.v. branders aan te drukken. Opsluiting van lucht moet worden voorkomen door de rollen goed aan te drukken.
Navraag bij de leverancier leert dat het aanbrengen van het membraam op een gefreesde en daarmee ruwe en geribbelde ondergrond niet conform de voorschrift is. Het product dient volledig gehecht te zijn aan de ondergrond. Een volledige hechting wordt niet bereikt op ribbels van een gefreesde ondergrond. Opsluiting van lucht is dan het gevolg. Derhalve kan gezegd worden dat Derbigum GC een geschikt product is als waterdicht membraam op brugdekken mits de ondergrond daarvoor zorgvuldig wordt voorbereid.
(…..)
Conclusie
De bestekoplossing met het voorgeschreven product Derbigum GC is uitstekend geschikt als waterdicht membraan op brugdekken. Hiervoor dienen wel strikt de verwerkingsvoorschriften te worden gevolgd.
Onderzoek door Nebest heeft aangetoond dat er geen hechting is tussen beton en membraam en tussen asfalt en membraam. De oorzaak is de slechte hoedanigheid van de ondergrond en daarmee opgesloten lucht onder het membraam. Het probleem zit ons inziens dan ook in het ondeskundig en niet conform het bestek en daarmee de voorschriften aanbrengen van het product Derbigum GC. De verantwoordelijkheid ligt hierbij bij de aannemer.
2.11.
De gemeente heeft bij brief van 5 april 2012 aan de advocaat van Faber meegedeeld (voor zover van belang):
Wij willen meegaan in uw voorstel om tot herstel van de Hermesbrug over te gaan, echter alleen onder de hierna te noemen voorwaarden. Vooralsnog zullen wij de bankgarantie niet inroepen.
De voorwaarden die wij stellen zijn de volgende:
- Het herstel van de Hermesbrug vindt door uw cliënt plaats op basis van bijgaand herstelplan. Dit is een plan dat wij zelf hebben laten opstellen.
(…..)
- De kosten van het herstel komen voor rekening van uw cliënt tenzij ten tijde van het herstel ondubbelzinnig blijkt dat de gebreken niet door schuld van uw cliënt zijn veroorzaakt.
2.12.
Faber heeft hiermee ingestemd. Tussen partijen is overeengekomen dat Nebest aanwezig zou zijn om verdere onderzoeken ter plaatse te verrichten en om de schadeoorzaak vast te stellen. De herstelwerkzaamheden hebben vervolgens in mei 2012 plaatsgehad.
2.13.
Nebest heeft op 3 juli 2012 een eindrapport opgemaakt.
De rapport vermeldt onder meer (voor zover van belang):

1 INLEIDING

De Hermesbrug is als onderdeel van het bestek 2009-33-13133 Herinrichting Heliconweg gesaneerd en overlaagd. In de jaren daarna zijn schades ontstaan aan de afwerklagen waardoor de noodzaak is ontstaan de afwerklagen van de Hermesbrug opnieuw te vervangen.
Nebest BV. is gevraagd door de gemeente en de aannemer als onafhankelijk adviesbureau toezicht te houden op de werkzaamheden om te voorkomen dat eenzelfde schadebeeld ontstaat zoals nu is ontstaan.
Daarnaast is gevraagd specifiek de volgende drie vragen te beantwoorden:
1. Is er sprake van schade aan het beton?
2. Is het beton ter plaatse van de verwijderde middengeleiders vlak afgewerkt conform de
verplichtingen van het bestek?
3. Is het membraan aangebracht conform de verplichtingen van het bestek?
Het toezicht ter plaatse is uitgevoerd door de heer Leo van Hee.
In deze memo rapportage vindt u het toezichtverslag inclusief een antwoord op deze vragen, een fotobijlage en een overzichtstekening met de schadelocaties.

2.TOEZICHT

1 mei 2012
(…..)
Bij het verwijderen van de afwerklagen worden grote plakken ineens losgetrokken. Hierbij vallen een aantal zaken op:
- Het systeem van afwerklagen is, voor zover zichtbaar tijdens de sloopwerkzaamheden aangebracht conform specificaties uit het bestek / leveranciersvoorschriften (
antwoord op vraag 3). De structuur onder de afwerklagen is op grote delen van het oppervlak echter dermate ruw dat zichtbaar is dat de dakbedekking alleen op de ‘toppen” van het gefreesde oppervlak heeft gehecht en ook nog minimaal. Hierdoor wordt het volledige pakket, asfalt inclusief dakbedekking, losgetrokken bij het sloopwerk.
-
Antwoord op vraag 2: Er is sprake van twee stroken uitgevlakte delen, voor zover je hiervan kon spreken. Hoeveel er precies is uitgevlakt is niet of nauwelijks te achterhalen omdat een groot deel van de cementgebonden uitvlakmortel die is toegepast wordt losgetrokken bij het verwijderen van de afwerklagen. Op deze delen heeft de dakbedekking wel goed gehecht aan de uitvlakmortel. Of de uitvlakmortel goed heeft gehecht aan de gefreesde ondergrond valt bij dit beeld te betwijfelen;
- Het dek onder de afwerklagen vertoont een ruwe structuur en met name ter plaatse van de randbalken grote oneffenheden;
-
Antwoord op vraag 1: Er is sprake van diverse betonschades en aan het oppervlak liggende wapening. In totaal is er sprake van circa 18 locaties met een totaal oppervlak van circa 30 m2. De locaties zijn weergegeven op de situatieschets die als bijlage is toegevoegd aan deze memorapportage. De schadelocaties zijn exclusief de reparaties rondom de draagarmen en de extra strook aan de zuidzijde;
- De dekking op de wapening varieert van nihil tot zo’n 20 mm. Ter plaatse wordt
afgesproken dat de volgende dag een beslissing genomen zal worden hoe hiermee om te gaan.
2 mei 2012
(…..)
Om 09.30 uur wordt de vergadering belegd over hoe om te gaan met de dekking op de wapening. Hierbij is, naast de opdrachtgever, de aannemer en Nebest een technisch adviseur van Deys aanwezig.
Hierbij wordt afgesproken, mede op advies van Grontmij omdat zij het herstelplan hebben beschreven, dat de locaties met te weinig dekking en de zeer ruwe locaties dienen te worden opgestort met een laag van circa 15 mm. volgens de vertegenwoordiger van Deys is 15 mm voldoende dekking bij toepassing van de beschreven producten.
Specifiek wordt het gedeelte genoemd aan de zuidzijde van de brug aan de zijde van het val. Hierbij wordt afgestemd dat over een strook van circa 1,5 m1 breedte een extra laag wordt aangebracht in verband met de minder dekking en het feit dat dit een kritiek deel van de constructie is.
2.14.
Faber heeft bij brief van 28 september 2012 aan de Gemeente bericht dat op grond van het rapport van Nebest de conclusie moet worden getrokken dat Faber niet aansprakelijk is (geweest) voor de schades aan het asfalt van de Hermesbrug.
2.15.
Bij brief van 22 november 2012 heeft de Gemeente aan de advocaat van Faber onder meer meegedeeld (voor zover van belang):
Het totaalbedrag ad € 109.503,57 van de door uw cliënt opgestelde specificatie d.d.
21-8-2012 (Meer-minderwerk nr. 11) is opgebouwd uit diverse onderdelen.
Een deel van ongeveer € 7838,75 (€ 4963,75 + € 2875,--) betreft werkzaamheden die volgens opgaaf van uw cliënt al eerder (zelfs in 2011) zijn verricht respectievelijk
opleverpunten vanwege in eerste instantie niet goed opgeleverde zaken (bijvoorbeeld
putrand Tesselschadestraat inclusief rood asfalt). De gemeente betaalt die kosten derhalve niet.
De rest (groot €101.664,82) is terug te voeren op de diverse werkzaamheden die ten tijde van het herstel van de Hermesbrug door uw cliënt zijn verricht. Deze kosten moeten worden gesplitst in (1) kosten ter grootte van € 59.059,23 ter uitvoering van het herstelplan die zonder meer voor rekening van uw cliënt komen vanwege de afspraak in de genoemde briefwisseling van 5 en 16 april 2012, en (2) in kosten ter grootte van € 42.605,59 die gepaard gaan met extra door de gemeente opgedragen werk. Deze laatstgenoemde werkzaamheden betroffen in hoofdzaak betonwerkzaamheden buiten de scope van het herstelplan. Deze zijn volgens de gemeente opgedragen vanuit praktisch oogpunt en niet omdat deze werkzaamheden noodzakelijkerwijs op dat moment moesten plaatsvinden. E.e.a. had eventueel een aantal jaren later ook gekund.
Uw onderbouwing van de specificatie en daarmee ook de hoogte van de onder (1) en (2) genoemde bedragen stellen wij op dit moment niet ter discussie.
2.16.
Bij brief van 17 januari 2013 heeft de Gemeente aan de advocaat van Faber meegedeeld (voor zover van belang):
Hierbij reageren wij op uw brief van 14 januari 2013 voor zover het betreft de twee resterende opleverpunten.
(…..)
Het herstel dient als volgt te worden uitgevoerd:
 Herstel van de schade aan de conservering aan onderzijde val conform bijlage;
2.17.
Het proces-verbaal van opneming van 26 april 2013 vermeldt onder meer (voor zover van belang):
Bij de opneming is geconstateerd dat niet geheel is voldaan aan de volgende punten:
Na de bekijken van de aangebrachte conserveerlaag merkt dhr. [Y] op dat er nog roestplekken en beschadigingen (vooral craquele) aanwezig zijn in de conserveerlaag aan onderzijde brugdek, zoals deze zijn vastgelegd in het rapport van bureau TAS van dec. 2010 wat als bijlage toegevoegd is aan het Proces verbaal van Opneming van 7 december 2010. Dhr. [B] deelt deze mening niet; deze roestplekken en beschadigingen zijn geen onderdeel van het herstelwerk van aannemingsbedrijf Faber bv.

3.De vordering in conventie

3.1.
Faber vordert na vermindering van eis - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - de Gemeente te veroordelen:
Ia. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Faber te betalen een bedrag groot
€ 109.481,73 inclusief btw vanwege de (herstel)werkzaamheden, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 5 oktober 2012 tot de dag der algehele voldoening;
Ib. subsidiair: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Faber te betalen een bedrag
groot € 98.233,92 inclusief btw vanwege de (herstel)werkzaamheden, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 5 oktober 2012 tot de dag der algehele voldoening;
II. om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis de (verlaagde)
bankgarantie van € 20.000,- aan Faber te retourneren op straffe van een dwangsom
van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de Gemeente daarmee in gebreke
blijft;
III. om aan Faber te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 4.070,11 te voldoen
aan Faber, althans een zodanig bedrag dat de rechtbank redelijk en billijk acht;
IV. in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten die worden
vastgesteld op een bedrag van € 131,00, te vermeerderen met € 68,00 ingeval van betekening en met € 258,00 ingeval van beslaglegging, te vermeerderen met de
wettelijke rente.
3.2.
Faber stelt zich op het standpunt dat op grond van het door Nebest opgestelde rapport van 3 juli 2012 de kosten van het herstel gedragen dienen te worden door de Gemeente. Faber stelt daartoe dat op grond van het bestek het betonwerk - behoudens bij de middengeleiders - geen onderdeel was van het door haar uit te voeren werk. Uit het rapport van Nebest volgt volgens Faber dat er sprake was van vele betonschades, welke hebben geleid tot de gebreken aan het asfalt. Nu het betonwerk niet tot het door Faber uit te voeren werk behoorde, kunnen de betonschades die tot de schade aan het asfalt hebben geleid, niet door de schuld van Faber zijn veroorzaakt. Bovendien heeft volgens Faber de Gemeente ook altijd toegezegd de kosten verband houdende met het herstel wegens betonschade te voldoen. Faber verwijst daartoe naar de brief van de gemeente van 22 november 2012.
3.3.
Met betrekking tot de middengeleiders heeft Nebest, zo stelt Faber, geconcludeerd dat de dakbedekking ter hoogte van de middengeleiders goed gehecht heeft aan de mortel. Of de mortel goed gehecht heeft aan de betonnen ondergrond kan niet beoordeeld worden door Nebest, aldus het rapport. Met betrekking tot de conclusie van Nebest dat "de structuur onder de afwerklagen op grote delen van het oppervlak echter dermate ruw is dat zichtbaar is dat de dakbedekking alleen op de "toppen" van het gevreesde oppervlak heeft gehecht en ook nog minimaal", stelt Faber dat dit inherent is aan de voorgeschreven wijze in het bestek van het frezen van het oppervlak. Afwerken met bijvoorbeeld een middel was niet voorgeschreven. Derhalve kan niet worden gesproken van een vaststaande oorzaak voor asfaltschade ter hoogte van de middengeleiders, laat staan door de schuld van Faber veroorzaakt. Overigens betreft het beton/asfaltgedeelte ter hoogte van de middengeleiders een marginaal deel van het gehele (asfalt)herstel.
3.4.
Voorts stelt Faber dat Nebest heeft geconcludeerd dat het membraam functioneel ongeschikt was voor de toepassing ervan op de aanbruggen. Nebest heeft ook reeds in januari 2012 geadviseerd geen membraam meer te gebruiken om dergelijke asfaltschades te voorkomen. Nu de Gemeente het membraam heeft voorgeschreven en dit functioneel ongeschikt blijkt te zijn, komt deze oorzaak voor rekening en risico van de Gemeente (paragraaf 5 lid 4 UAV '89), aldus Faber. In ieder geval staat volgens Faber vast dat de oorzaak niet door de schuld van Faber is veroorzaakt, nu het membraam correct is aangebracht. Volgens Nebest is het aanbrengen van het membraam door Faber conform bestek/voorschriften uitgevoerd.
3.5.
Met betrekking tot de hoogte van het bij dagvaarding gevorderde bedrag voor de herstelwerkzaamheden verwijst Faber naar de brief van de gemeente van 22 november 2011. De Gemeente heeft van het bedrag van € 109.503,57 exclusief btw een bedrag van
€ 7.838,75 betwist. Uit proceseconomische overwegingen gaat Faber daarin mee en vordert zij het resterende bedrag van € 101.664,82 exclusief btw, zijnde € 123.014,43 inclusief btw.
Subsidiair stelt Faber zich op het standpunt dat gelet op de afspraken tussen partijen van april 2012 en de uitkomst van de bevindingen van Nebest slechts de kosten gemoeid met het herstel van het betonwerk van de middengeleiders, zijnde € 9.296,10 exclusief btw, voor rekening van Faber komt. Subsidiair vordert Faber uit hoofde van de werkzaamheden derhalve € 92.368,72 exclusief, zijnde € 111.766,62 inclusief btw.
Bij conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte overlegging producties en vermindering van eis, heeft Faber voornoemde bedragen verminderd met een bedrag van
€ 11.184,05 exclusief btw, zijn het bedrag dat zij stelt op basis van de eindafrekening nog aan de Gemeente verschuldigd te zijn.
3.6.
Tot slot stelt Faber dat de Gemeente ten onrechte nog immer de bankgarantie, welke is verminderd tot € 20.000,-, achterhoudt. Herstel van het resterende punt (conservering brug) heeft Faber uitgevoerd en de hoogte van de bankgarantie staat in geen enkele verhouding tot de waarde van deze herstelwerkzaamheden.

4.Het verweer in conventie

4.1.
De Gemeente beroept zich de tussen partijen overeengekomen bijzondere, verlengde garantieperiode van 10 jaar voor de verhardingsconstructie op de Hermesbrug. In dat kader moest Faber instaan voor het herstel, tenzij zij kon aantonen dat de schade niet ten gevolge van tekortkomingen in het werk was veroorzaakt. Faber is er, ondanks door haar opgedragen onderzoeken en rapporten niet in geslaagd aan te tonen dat de schade niet is veroorzaakt door tekortkomingen aan het werk.
4.2.
De Gemeente weerspreekt dat de schade aan het asfalt is ontstaan ten gevolge van de ongeschiktheid van de betonnen ondergrond, zoals door Faber gesteld. Voor zover daarvan sprake is, heeft Faber het beton zelf ongeschikt gemaakt door de manier waarop zij het freeswerk heeft uitgevoerd. Voor zover in het rapport van Nebest wordt gesproken over "betonschade" betreft dit in beginsel de beschadiging van het beton die het gevolg is van de wijze waarop het werk door Faber is uitgevoerd. Voorts stelt de Gemeente dat voor zover er sprake zou zijn van betonschade, Faber daarvoor op grond van paragraaf 6 lid 14 UAV '89 had dienen te waarschuwen.
4.3.
Maar ook wanneer er geen sprake zou zijn van een (verlengde) garantie, dan is Faber, zo stelt de Gemeente, aansprakelijk voor de door Nebest geconstateerde gebreken, te weten (i) onvoldoende hechting van het asfalt op het membraan en (ii) geen, althans onvoldoende hechting van het membraan op de betonnen ondergrond. Op basis van het rapport van Nebest van 3 juli 2012 staat vast dat de dakbedekking alleen op de toppen van het gefreesde oppervlak heeft gehecht. Op grond van de verwerkingsvoorschriften van het membraam hadden dergelijke oneffenheden moeten worden opgevuld. Faber heeft verzuimd om conform de besteksposten 391250 en 431050 het beton vlak af te werken ter plaatse van de voormalige betonnen geleiders en om het membraam aan te brengen volgens de verwerkingsvoorschriften van de leverancier. Faber heeft, aldus de Gemeente, door in het beton te frezen zelf de oneffenheden in de (te) ruwe ondergrond gecreëerd en vervolgens heeft ze nagelaten om het membraan op een deugdelijke wijze, namelijk op een voldoende vlakke ondergrond, aan te brengen, hetgeen heeft geleid tot het ontstaan van de schade en de noodzaak tot herstel. Voorts betwist de Gemeente, onder verwijzing naar de rapportages van Nebest en Grontmij, dat het product (functioneel) ongeschikt is.
4.4.
Voorts betwist de Gemeente dat Faber de kosten voor herstel slechts gedeeltelijk zou behoeven te dragen. Voor herstel van het asfalt ter plaatse van de middengeleiders diende het gehele asfalt te worden verwijderd om daarna geheel opnieuw te worden aangebracht. Bovendien heeft Faber zich geconformeerd aan het herstelplan van Grontmij, waarin staat omschreven dat het gehele asfaltoppervlak van de brug moest worden vervangen.
4.5.
De Gemeente stelt tevens dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen herstel ten gevolge van de werkzaamheden van Faber en preventief onderhoud. Gezien de eindafrekening van Faber verwart Faber deze zaken met elkaar, waardoor er volkomen onduidelijkheid bestaat omtrent het beloop van de herstelkosten en het beloop van de aanvullende opdrachten. Faber heeft noch de kosten van het herstel, noch de kosten van de onderhoudswerkzaamheden gespecificeerd en onderbouwd, aldus de Gemeente.
4.6.
De Gemeente acht zich niet gehouden de bankgarantie te retourneren nu Faber nog niet aan alle verplichtingen heeft voldaan. De Gemeente verwijst daartoe naar haar vordering in reconventie.
4.7.
Tot slot betwist De Gemeente de verschuldigdheid van de door Faber gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

5.De vordering in reconventie

5.1.
De Gemeente vordert - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -:
1. Faber te veroordelen tot het binnen vier weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis ten behoeve van de Gemeente verrichten en deugdelijk en integraal afronden van het herstel c.q. de reparatiewerkzaamheden, welke werkzaamheden onder 'A:' zijn omschreven in het proces-verbaal van opneming d.d. 26 april 2013 (dat als bijlage bij productie 65 door de Gemeente in het geding is gebracht), zulks op straffe van verbeurte van een bedrag ad € 2.500,- per dag of deel van een dag dat Faber in gebreke blijft met de afronding van de genoemde werkzaamheden, met een maximum van € 50.000,-, danwel een bedrag zoals dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
2. Faber ter zake van de afrekening van het werk te veroordelen tot betaling aan de Gemeente, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 21.334,05, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw, danwel een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over voornoemd bedrag vanaf 26 maart 2012, zijnde de datum van de (laatste) staat van afrekening, danwel de datum van verzuim, danwel de datum van het te dezen te wijzen vonnis, tot aan de dag der algehele betaling;
3. Faber ter zake van de door de Gemeente geleden schade te veroordelen tot betaling aan de Gemeente, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van
€ 22.378,23, danwel een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over voornoemd bedrag vanaf 31 juli 2012, zijnde de (laatste) factuurdatum, danwel de datum van verzuim, danwel de datum van het te dezen te wijzen vonnis, tot aan de dag der algehele betaling;
4. Faber te veroordelen in de proceskosten in reconventie, waaronder begrepen advocaatkosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
5.2.
De Gemeente stelt dat Faber, ondanks herinneringen, aanmaningen en ingebrekestellingen, in gebreke is gebleven de schade aan de conservering aan de onderzijde van de val/het brugdek, zoals vermeld in het Inspectierapport technische inspectie brugval en mechanische installaties van TAS van december 2010, te herstellen.
5.3.
Met betrekking tot de eindafrekening voert de Gemeente het volgende aan.
Termijnstaat 13 van perceel 1:
De bestekpost 121110 schrijft voor dat de aannemer een tijdelijke verkeersregelinstallatie dient toe te passen. Nu Faber dit heeft verzuimd, betreft dit een minderwerkpost van
€ 1.500,-. De bestekpost 435010 betreft de verplichting voor de aannemer om op drie tijdstippen een zogenaamde CPX-meting uit te voeren, bedoeld om het werkelijke geluidsreducerende effect van het asfalt aan te tonen, te weten tussen 3 en 12 weken na openstelling, na 2 jaar (2012) en na 4 jaar (2014). Faber heeft op het eerste tijdstip (twee) metingen uitgevoerd. In 2012 is geen meting uitgevoerd. In de termijnstaat heeft de Gemeente een bedrag van € 2.850,- in mindering gebracht op de bestekspost, bij wijze van minderwerkverrekening. In de staat van afrekening heeft de Gemeente, zo stelt zij abusievelijk wel het volledige bedrag van € 5.700,- betaalbaar gesteld. Nu ook de meting in 2012 niet is uitgevoerd, dient niet een bedrag van € 2.850,- in mindering te worden gebracht, maar een bedrag van € 3.800,-. Dat deze posten niet-verrekenbaar zouden zijn, maakt niet dat deze posten niet in mindering mogen worden gebracht. De werkzaamheden zijn immers niet of slechts ten dele uitgevoerd.
Termijnstaat 13 van perceel 2:
De Gemeente stelt dat de juiste versie van de termijnstaat 13 van perceel 2 -/- € 5.579,38 bedraagt, en niet -/- € 3.579,38, aangezien de bestekspost 336210 niet betaalbaar is gesteld in verband met het feit dat Faber het in die bestekspost vereiste boorplan niet heeft uitgevoerd.
5.4.
Tot slot vordert de Gemeente vergoeding van de door haar geleden schade ten gevolge de toerekenbare tekortkoming in de nakoming zijdens Faber, bestaande uit interne kosten (uren van de heren [X], [Y] van [Z] voor de projectorganisatie ten tijde van het herstel, alsmede de directievoering en toezicht daarop) en externe kosten (kosten van Grontmij en Nebest, alsmede kosten van Bouman Reklame Marketing B.V. voor een advertentie in verband met de stremming van de Hermesbrug in april/mei 2012.).

6.Het verweer in reconventie

6.1.
Faber betwist dat zij de opleverpunten niet volledig heeft hersteld. Voor zover er nog roestplekken en beschadigingen aanwezig zouden zijn op de onderzijde van de val/het brugdek, dan betreft dit niet een verplichting die voor rekening van Faber komt. Faber diende enkel conform het bestek te herstellen, hetgeen zij heeft gedaan.
6.2.
Faber stelt voorts dat het geschil betreffende de eindafrekening een niet-verrekenbare post 1211110 ad € 1.500,- betreft, welke door de gemeente niet is gevuld en vervolgens als minderwerkpost is opgevoerd, waardoor Faber per saldo aan de Gemeente zou moeten betalen. De post 435010 ad € 5.700,- betreft een niet verrekenbare post in verband met de door Faber uit te voeren CPX-metingen. Faber heeft twee metingen uitgevoerd. Vervolgmetingen hadden geen nut, omdat het geluidsreducerend asfalt niet geheel voldeed, waarvoor de Gemeente Faber een boete heeft opgelegd. Nu het niet-verrekenbare posten betreft, kan de Gemeente het niet als minderwerk opvoeren.
Hetzelfde geldt volgens Faber voor het boorplan van termijnstaat 13, perceel 2.
De eindafrekening komt volgens Faber uit op een bedrag van € 11.184,05 exclusief btw, welk bedrag de Gemeente nog toekomt. Faber heeft dit bedrag op haar vordering in conventie in mindering gebracht.
6.3.
Tot slot betwist Faber de door de Gemeente gevorderde schade. Er is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Faber. De Gemeente kwam steeds met nieuwe vermeende opleverpunten. Voor zover de Gemeente al kosten heeft gemaakt voor de begeleiding/controle van het herstel van de opleverpunten, dan behoren deze tot de normale bedrijfsvoering. Voorts betwist Faber de omvang van de vermeende interne kosten. Ook voor de gevorderde externe kosten van Grontmij en Nebest bestaat geen grondslag volgens Faber. De kosten van Grontmij behoren tot de normale bedrijfsvoering en met betrekking tot de kosten van Nebest heeft de Gemeente destijds zelf aangegeven deze kosten te willen dragen. Ook voor vergoeding van de factuur van Bouman Reklame ontbreekt iedere grondslag.
6.4.
Faber concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de Gemeente, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de nakosten van € 205,00, te vermeerderen met € 68,00 in geval van betekening.

7.De beoordeling

in conventie
7.1.
Voor zover het debat van partijen ziet op de datum van oplevering van het werk, zal de rechtbank hieraan voorbijgaan, nu partijen hieraan geen rechtsgevolgen hebben verbonden.
7.2.
In de onderhavige procedure staat vast dat partijen overeengekomen zijn dat de kosten voor het herstel van het asfalt van de Hermesbrug voor rekening van Faber komen, tenzij ondubbelzinnig blijkt dat de gebreken niet door de schuld van Faber zijn veroorzaakt. Dit is als voorwaarde gesteld door de Gemeente, zo is te lezen in de brief van de Gemeente van 5 april 2012 (r.o. 2.11). Faber heeft daarmee ook ingestemd. In het kader van de onderhavige procedure is zulks tussen partijen ook geen punt van geschil.
7.3.1.
Derhalve dient beoordeeld te worden of ondubbelzinnig blijkt dat de gebreken aan het asfalt van de Hermesbrug niet door de schuld van Faber zijn veroorzaakt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7.3.2.
Faber heeft in dat verband aangevoerd dat de gebreken hun oorzaak vinden in het feit dat er sprake was van los beton en betonrot derhalve in de ondeugdelijkheid van de onderliggende betonlaag. De betonproblemen blijken volgens Faber reeds uit de steekproeven die Nebest voor haar eerste rapportage heeft verricht. In het rapport van 3 juli 2012 is aan Nebest heel concreet de vraag voorgelegd of er sprake was van schade aan het beton. De rechtbank is van oordeel dat uit het rapport niet blijkt dat er sprake was van los beton of betonrot en dat dit (al dan niet mogelijk) de oorzaak is van de opgetreden problemen met het membraam en het asfalt. Zulks blijkt immers niet uit de enkele constatering van Nebest dat er bij het verwijderen van de afwerklagen betonschades zichtbaar waren. Ter zitting heeft Faber desgevraagd erkend dat een bevestiging van haar stelling op dit punt niet met zoveel woorden te lezen is in de rapportage. Aan de stelling dat de schade terug te voeren is op betonrot en los beton zal de rechtbank derhalve voorbij gaan.
7.3.3.
Tot slot heeft Faber aangevoerd dat zij alleen ter hoogte van de middengeleiders de ondergrond vlak moest afwerken. Of Faber de betonlaag op overige stukken goed heeft afgewerkt kan Nebest volgens Faber niet beantwoorden omdat bij het wegtrekken van het membraan ook de mortel van het beton is getrokken. Uit het tweede rapport van Nebest blijkt wel dat Faber het systeem van afwerklagen conform het bestek en de leveranciersverplichtingen heeft aangebracht. De rechtbank overweegt met betrekking tot dit punt dat wat hier ook van zij er, mede gelet op de constatering van Nebest dat het membraam alleen heeft gehecht op de toppen van de gefreesde ondergrond, niet kan worden geconcludeerd dat ondubbelzinnig is gebleken dat de gebreken in het asfalt
nietdoor de schuld van Faber zijn ontstaan.
7.4.
Faber heeft, zoals partijen ook waren overeengekomen, het herstel uitgevoerd overeenkomstig het herstelplan van Grontmij. De daarmee gepaard gaande kosten dienen naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van Faber te blijven, nu niet ondubbelzinnig is komen vast te staan dat de gebreken niet door de schuld van Faber zijn ontstaan. Het door Faber gevorderde bedrag heeft echter, zo blijkt uit de stellingen van partijen, tevens betrekking op door Faber uitgevoerd onderhoudswerk. De Gemeente heeft de verschuldigdheid van deze kosten betwist, daartoe stellende dat Faber deze kosten niet gespecificeerd en onderbouwd heeft, maar de rechtbank kan de Gemeente in deze stellingname niet volgen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de brief van de Gemeente van 22 november 2012 aan Faber blijkt dat de het totaalbedrag van € 109.503,57 door Faber is gespecificeerd in de meer-minderwerkstaat nr. 11 van 21 augustus 2012 en dat een deel van deze kosten, te weten de kosten ter grootte van € 42.605,59 exclusief btw (€ 51.552,76 inclusief btw), gepaard gaan met door de gemeente opgedragen extra werkzaamheden. Dit betroffen, aldus voormelde brief van de Gemeente, betonwerkzaamheden buiten de scope van het herstelplan, welke door de gemeente opgedragen zijn vanuit praktisch oogpunt en niet omdat deze werkzaamheden noodzakelijkerwijs op dat moment moesten plaatsvinden. De rechtbank vermag niet in te zien waarom de Gemeente niet gehouden zou zijn om deze aan Faber opgedragen en door Faber uitgevoerde werkzaamheden te vergoeden. In zoverre acht de rechtbank de vordering van Faber dan ook toewijsbaar. Van een nadere toezegging om de kosten van het herstel te vergoeden, zoals nog door Faber gesteld, is de rechtbank niet gebleken.
7.5.
Voor zover Faber heeft betoogd dat het membraam ongeschikt zou zijn, overweegt de rechtbank dat zulks evenmin is gebleken. Faber heeft dit ook niet nader onderbouwd en dit blijkt ook niet uit het advies van Nebest. Nebest heeft slechts in verband met de eerder opgetreden problemen met het aanbrengen van het membraam geadviseerd om de dakbedekking te vervangen door bijvoorbeeld een bitumineuze slurry of gespoten membraam. Bovendien blijkt uit de notitie van Grontmij van 21 maart 2012 dat het membraam volgens Grontmij uitstekend geschikt is. Dat zulks anders zou zijn, heeft Faber niet aangetoond.
7.6.
Met betrekking tot de bankgarantie overweegt de rechtbank als volgt. Zoals hierna wordt overwogen heeft Faber naar het oordeel van de rechtbank nog niet voldaan aan al haar
verplichtingen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de Gemeente te veroordelen tot de bankgarantie aan Faber te retourneren.
7.7.
De door Faber gevorderde buitengerechtelijke incassokosten acht de rechtbank niet
toewijsbaar, nu de vordering tot vergoeding van de herstelwerkzaamheden wordt afgewezen.
7.8.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
7.9.
Met betrekking tot het door de Gemeente gevorderde herstel van de onderzijde van de brugval overweegt de rechtbank als volgt. Het rapport van TAS vermeldt ten aanzien van de conservering van de brugval onder meer als hersteladvies om de gehele conservering van de onderzijde van de brugval deugdelijk te herstellen. In het proces-verbaal van opneming van 7 december 2010 is hiernaar verwezen. Het proces-verbaal van opneming van 26 april 2013 vermeldt vervolgens dat er nog roestplekken en beschadigingen aanwezig zijn in de conserveerlaag aan de onderzijde van het brugdek, zoals deze zijn vastgelegd in het rapport van bureau TAS. Faber heeft niet betwist dat deze roestplekken en beschadigingen nog aanwezig zijn, maar zij heeft gesteld dat zij op grond van het bestek niet gehouden was een en ander te herstellen. Dat Faber de onderzijde van de brugval op grond van het bestek niet overeenkomstig het hersteladvies van TAS diende uit te voeren, heeft Faber naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. De rechtbank zal Faber dan ook veroordelen deze werkzaamheden binnen vier weken na betekening van dit vonnis te verrichten en af te ronden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of deel van een dag dat Faber hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-.
7.10.1.
Met betrekking tot de bestekpost voor de verkeersregelingsinstallatie heeft de Gemeente ter gelegenheid van de comparitie toegelicht dat de kosten niet tweemaal in mindering zijn gebracht, aangezien de aanneemsom als uitgangspunt is genomen. Nu Faber zulks niet heeft betwist, zal de rechtbank hiervan uitgaan. Tevens zal de rechtbank de Gemeente volgen in haar stelling dat zij deze post terecht als minderwerk heeft verrekend. Nu Faber deze installatie niet heeft geplaatst, brengt het feit dat er sprake is van een niet-verrekenbare post, niet met zich dat de Gemeente deze niet in aftrek mag brengen. Faber heeft deze werkzaamheden immers in het geheel niet uitgevoerd.
7.10.2.
Met betrekking tot de geluidsmetingen overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat dat Faber de eerste meting heeft uitgevoerd. Daarbij acht de rechtbank niet van belang dat Faber deze meting nog een keer moest uitvoeren omdat er bij de eerste meting iets niet goed was gegaan. Tevens staat vast dat Faber de meting in 2012 niet heeft uitgevoerd en dat het ook geen zin heeft om de meting in 2014 uit te voeren, aangezien niet aan de geluidsreductie-eis is voldaan. Daarmee brengt de Gemeente naar het oordeel van de rechtbank terecht een bedrag van € 3.800,- (zijnde 2/3 van het bedrag van € 5.700,-) in mindering. Ook hier geldt dat, nu de werkzaamheden niet zijn of zullen worden uitgevoerd, het feit dat het een niet-verrekenbare post betreft niet aan het in mindering brengen van de kosten daarvoor in de weg staat.
7.10.3.
Ten aanzien van de termijnstaat 13 van perceel 2 overweegt de rechtbank dat de rechtbank uit zal gaan van het door de Gemeente vermelde bedrag, nu de Gemeente onweersproken heeft gesteld dat Faber het in de bestekspost 336210 vereiste boorplan niet heeft uitgevoerd.
7.10.4.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank Faber dan ook veroordelen tot betaling aan de Gemeente van het door de Gemeente gevorderde bedrag van € 21.334,05, te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 26 maart 2012.
7.11.
De door de Gemeente gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank niet toewijsbaar. Partijen zijn in april 2012 overeengekomen dat Faber de herstelwerkzaamheden met betrekking tot het wegdek van de Hermesbrug zou uitvoeren op basis van herstelplan van de Grontmij en dat de kosten voor het herstel voor rekening van Faber zouden komen (tenzij ondubbelzinnig zou blijken dat de gebreken niet door de schuld van Faber zijn veroorzaakt). Faber is die verplichting nagekomen en de kosten daarvan dient zij, zo heeft de rechtbank hiervoor overwogen, zelf te dragen. De rechtbank vermag dan ook niet in te zien waarom Faber de door de Gemeente gemaakte kosten zou moeten vergoeden.
7.12.
Faber zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de
proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Gemeente vastgesteld op € 579,00 (0,5 x 2 punten à € 579,00), te vermeerderen met een bedrag ad € 131,00 aan nakosten, en, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Faber niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat.

8.De beslissing

De rechtbank
In conventie
8.1.
veroordeelt de Gemeente tot betaling aan Faber van een bedrag van € 42.605,59 (zegge: tweeënveertigduizendzeshonderdenvijf euro en negenenvijftig eurocent) te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw, te vermeerderen met de contractuele rente over dat bedrag vanaf 5 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
8.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
8.3
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
8.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie
8.5.
veroordeelt Faber om binnen vier weken na betekening van dit vonnis ten behoeve van de Gemeente te verrichten en deugdelijk en integraal af te ronden het herstel c.q. de reparatiewerkzaamheden, welke werkzaamheden zijn omschreven onder “A” in het proces-verbaal van opneming van 26 april 2013, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of deel van een dag dat Faber hiermee in gebreke blijft.
8.6.
verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van € 20.000,-.
8.7.
veroordeelt Faber tot betaling aan de Gemeente van een bedrag van € 21.334,05 (zegge: éénentwintigduizenddriehonderdvierendertig euro en vijf eurocent) te vermeerderen met de daarover verschuldigde btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 26 maart 2012 tot de dag der algehele voldoening.
8.8.
veroordeelt Faber in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Gemeente vastgesteld op € 579,00, te vermeerderen met een bedrag ad € 131,00 aan nakosten, en, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Faber niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat.
8.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
8.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2014. [1]

Voetnoten

1.c: 110