Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering
4.Het geschil en de beoordeling
€ 500,00(2 punten x tarief € 250,00)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak vordert eiser [A] betaling van een bedrag van € 6.400,00 van gedaagde [B], voortvloeiend uit een vaststellingsovereenkomst die tussen partijen is gesloten. De procedure is gestart na een eerdere overeenkomst waarbij [B] een bedrag van € 7.400,00 aan [A] zou terugbetalen, maar [B] heeft slechts gedeeltelijk voldaan aan zijn verplichtingen. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de communicatie tussen de partijen en de inhoud van de vaststellingsovereenkomst.
Eiser [A] heeft in 2009 aan [B] in totaal € 10.000,00 uitgeleend, waarvan [B] tot op heden slechts € 2.600,00 heeft terugbetaald. Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft [B] nog een bedrag van € 800,00 voldaan, maar het resterende bedrag van € 6.600,00 is niet betaald. [B] heeft aangevoerd dat hij onder druk is gezet om de overeenkomst te ondertekenen en dat er sprake is van misbruik van omstandigheden. De kantonrechter heeft deze argumenten verworpen, omdat [B] niet voldoende heeft aangetoond dat hij onder bijzondere omstandigheden heeft gehandeld die de vernietigbaarheid van de overeenkomst rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst duidelijk de verplichtingen van [B] vastlegt en dat hij zich bewust was van de gevolgen van zijn handtekening. De vordering van [A] is dan ook toewijsbaar, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan [B] opgelegd, aangezien hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 10 juni 2014.