1.2.[A] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [B] c.s., hoofdelijk, gebiedt om per onmiddellijk over te gaan tot rectificatie van de verspreide brieven "Ontwikkelingen windpark A31 Midlum", gedateerd 19 april 2014, welke rectificatie zou moeten geschieden middels:
- een brief van [B] c.s. aan allen aan wie zij de brieven hebben verzonden dan wel uitgereikt op grond van een tekst die als productie 6 is overgelegd, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat [B] c.s. in gebreke blijven aan deze rectificatie te voldoen;
- een brief van [B] c.s. aan de gemeente Harlingen op grond van een tekst die als productie 7 is overgelegd, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat [B] c.s. in gebreke blijven aan deze rectificatie te voldoen;
- een brief van [B] c.s. aan de provincie Friesland op grond van een tekst die als productie 8 wordt overgelegd, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat [B] c.s. in gebreke blijven aan deze rectificatie te voldoen;
II. [B] c.s., hoofdelijk, beveelt om binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis aan [A] een lijst over te leggen van de (rechts)personen die een exemplaar van één of meer van de brieven van 19 april 2014 hebben ontvangen, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [B] c.s. in gebreke blijven aan deze rectificatie te voldoen;
III. [B] c.s., hoofdelijk, veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan [A], ten titel van onrechtmatige daad, van een bedrag van € 5.000,-, zijnde de immateriële schade die [A] ten gevolge van de onrechtmatige brieven heeft geleden c.q. nog zal lijden, althans een bedrag als de voorzieningenrechter, in goede justitie, zal vermenen te behoren, welke schadevergoeding dient te worden voldaan binnen zeven dagen na het ten deze te wijzen vonnis;
IV. [B] c.s., hoofdelijk, veroordeelt in de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten ad € 131,00 zonder betekening en in geval van betekening van het vonnis ad
€ 199,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag van betaling.