4.8.Qbuzz is dan ook van mening dat de vorderingen van FNV en de stadschauffeurs zullen moeten worden afgewezen. Zo dit niet gebeurt, is er aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen (tot nihil) en wijst zij erop dat aan een veroordeling tot betaling van een geldsom geen dwangsom kan worden verbonden.
De beoordeling
5. De kantonrechter volgt Qbuzz niet voor wat betreft haar verweer dat de dagvaarding qua stel- en motiveringsplicht de toets der kritiek niet kan doorstaan. In de lijvige dagvaarding (de bijlagen niet meegeteld 26 pagina’s) is namelijk niet alleen uitvoerig uiteengezet wat de gronden voor de vorderingen van FNV en de stadschauffeurs zijn, ook hebben zij waar mogelijk hun stellingen gedocumenteerd en anderszins onderbouwd. Waar dat niet is gebeurd, ligt de oorzaak daarvan in het feit dat FNV en de buschauffeurs afhankelijk zijn van specifieke informatie die in handen is van Qbuzz. Daar zijn de vorderingen ook deels op gericht. Voorts was het gezien de omvang (de bijlagen niet meegeteld 19 pagina’s) en de inhoud van de conclusie van antwoord voor Qbuzz duidelijk wat de stellingname van FNV en de buschauffeurs is en heeft zij daar voldoende op kunnen reageren.
6. Kern van het geschil is dat de stadschauffeurs onder de werkingssfeer van de CAO OV vallen maar dat een aantal daarin opgenomen, hier in het geding zijnde vergoedingen niet aan hen wordt betaald. Voor wat betreft de op- en afstaptijden gebeurt dit niet omdat Qbuzz het Dienstenstatuut toepast en de stadschauffeurs op basis van dit statuut geen recht hebben op vergoeding van de op- en afstaptijden. FNV en de stadschauffeurs vinden dat laatstgenoemden wel recht hebben op deze vergoeding. Voor wat betreft de pauzes houdt Qbuzz vast aan de standplaatsen van de stadschauffeurs die zij heeft aangewezen (Hunzehuys en Groningen Stad) en in haar optiek hebben de stadschauffeurs daarom geen recht op betaalde pauzes. FNV en de stadschauffeurs zijn van mening dat de standplaats van de chauffeurs de locatie van Qbuzz aan de Bornholmstraat is, zodat zij wel aanspraak kunnen maken op betaalde pauzes. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
7. In artikel 1 (werkingssfeer) van de CAO OV is bepaald dat de daarin opgenomen bepalingen een minimumkarakter hebben, tenzij in een bepaling anders is vermeld. Van de CAO OV mag daarom niet ten nadele van de onder die CAO vallende werknemers worden afgeweken, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat dit is toegestaan.
8. In artikel 19 lid 7 van de CAO OV is bepaald dat in bijlage 11 richtlijnen en een tijdschema zijn opgenomen voor de opzet van dienstroosters.
In bijlage 11 staat onder A (definities van de bij roosteropbouw te hanteren begrippen) voor zover van belang:
5.
Diensttijd: de tijd, gelegen tussen aanvang en einde van de dienst.
6.
Aanvang diensttijd: de begintijd van de eerste te verrichten rit, vervroegd met opstaptijd en aanrijdtijd.
7.
Opstaptijd: de tijd die wordt gegeven om de door het bedrijf gegeven instructies en/of opgedragen werkzaamheden te verrichten, voordat wordt uitgerukt of de werkzaamheden van anderen worden overgenomen.
8.
Aanrijdtijd/Aanlooptijd/Aanreistijd: de tijd die wordt gegeven om zich te verplaatsen van de stalling of garage naar het punt, waar de eerste rit wordt begonnen.
9.
Afrijtijd/Aflooptijd/Afreistijd: de tijd die de autobuschauffeurs binnen de dienst wordt gegeven om zich te verplaatsen van de plaats waar de laatste rit eindigt, naar de stalling of garage.
10.
Einde diensttijd: de tijd waarop de laatste werkzaamheid eindigt, verlengd met de afstaptijd en - eventueel - de afrekentijd.
11.
(…)
12.
Afstaptijd: de tijd die de autobuschauffeur in de dienst wordt gegeven om de door het bedrijf gegeven instructies en/of opgedragen werkzaamheden te verrichten, nadat wordt ingerukt of de werkzaamheden aan anderen worden overgedragen.
9. In genoemde artikelen is niet opgenomen dat ten nadele van de werknemer mag worden afgeweken.
10. Op grond van de CAO OV omvat het begrip diensttijd dus ook de op- en afstaptijden. De op het Dienstenstatuut gebaseerde roosters voorzien daarin niet met onder meer als gevolg dat een aantal specifieke op- en afstaptijden voor de stadschauffeurs niet meetelt als diensttijd. Dit betekent dat er ten nadele van de werknemer wordt afgeweken.
11. De omstandigheid dat de stadschauffeurs bij hun indiensttreding met (de rechtsvoorganger van) Qbuzz zijn overeengekomen dat ook het Dienstenstatuut van toepassing is en dat dit statuut op een aantal punten afwijkt van de CAO OV, maakt niet dat de stadschauffeurs zich ter zake niet op de CAO OV kunnen beroepen. Op grond van artikel 12 WCAO is namelijk elk beding tussen een werkgever en een werknemer dat in strijd is met de voor hen geldende CAO, nietig.
12. Ook kan Qbuzz in het licht van genoemd artikel het verweer dat de situatie van het naast elkaar bestaan van de CAO OV en het Dienstenstatuut al bestond voordat de concessie overging en dat zij, doordat door de concessieovergang alle arbeidsrechtelijke rechten en verplichtingen op haar zijn overgegaan, verplicht was om het Dienstenstatuut over te nemen en op de betreffende stadschauffeurs toe te blijven passen, niet baten. De concessieovergang kan de nietigheid van een beding namelijk hoe dan ook niet ongedaan maken. Bovendien is, zo blijkt uit het convenant dat in het kader van de concessieovergang van Arriva naar Qbuzz is gesloten (door FNV en de stadschauffeurs als productie 15 in het geding gebracht), naast de vakverenigingen en Arriva niet alleen Qbuzz B.V. (gedaagde) maar ook Qbuzz Groningen B.V. partij bij de gemaakte afspraken. In dit convenant staat dat het Dienstenstatuut zal worden toegepast door Qbuzz Groningen B.V. Niet overeengekomen is dat Qbuzz B.V. (gedaagde) het Dienstenstatuut zal toepassen.
13. Naar het oordeel van de kantonrechter maken de stadschauffeurs dan ook terecht aanspraak op vergoeding van de op- en afstaptijden.
14. De CAO OV bevat - voor zover van belang - de volgende bepalingen met betrekking tot de pauzes.
Artikel 19 lid 6:
a.
In elke dienst of dienstdeel met een arbeidstijd langer dan 4 uur wordt tenminste een pauze van 15 minuten of meer ingebouwd die op een redelijk tijdstip in de dienst kan worden genoten. In elke dienst of dienstdeel met een arbeidstijd langer dan 5,5 uur wordt een pauze van 30 minuten aaneengesloten opgenomen, eventueel op te splitsen in twee maal 15 minuten.
b.
(…)
c.
Op de plaats waar de pauzes worden genoten, dient een voorziening te zijn bestaande uit een verwarmde ruimte met meubilair, koffievoorziening en toilet.
Artikel 35 lid 1 sub b:
De arbeidstijd is gelijk aan de diensttijd, met dien verstande dat de op standplaats werkelijk genoten rusten van 30 minuten of langer op de diensttijd in mindering worden gebracht. (…)
Twee artikelen in eerdergenoemde bijlage 11:
15.
Arbeidstijd (= betaalde tijd): de diensttijd verminderd met de rusttijd.
16.
Rusttijd: iedere periode in de diensttijd op standplaats, waarin langer dan 29 minuten geen werkzaamheden behoeven te worden verricht. Op de plaats waar de rusttijd wordt genoten dient een voorziening te zijn bestaande uit een verwarmde ruimte met meubilair, koffievoorziening en toilet.
15. In genoemde artikelen is niet opgenomen dat ten nadele van de werknemer mag worden afgeweken.
15. Op grond van deze artikelen geldt een pauze van 30 minuten of meer als diensttijd wanneer deze buiten de standplaats wordt genoten. Als deze pauze wordt genoten op een dergelijke standplaats, bestaat er geen recht op doorbetaling van deze tijd. Van belang is daarom dat wordt vastgesteld wat de standplaats van de stadschauffeurs is.
15. In artikel 3 lid 19 van de CAO OV (waarbij niet is aangegeven dat daarvan mag worden afgeweken) is bepaald:
Standplaats: de vaste plaats waar of van waaruit de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht.
Vastgesteld moet daarom worden wat op grond van de CAO OV als standplaats geldt.
18. Bij de uitleg van een bepaling in de CAO moet worden vooropgesteld dat hierin een regeling is vastgelegd die naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden (zoals de stadschauffeurs) te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die overeenkomst/regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is. Dit houdt in dat de uitleg van een CAO-bepaling niet louter tot een taalkundige uitleg beperkt kan blijven. De uitleg dient te geschieden naar objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (zie onder meer HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427). In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift vaak wel van groot belang. 18. Wanneer de definitie in de CAO OV met betrekking tot de standplaats louter taalkundig wordt uitgelegd, is het helder wat voor de stadschauffeurs als standplaats geldt: de vaste plaats van waaruit zij gewoonlijk met hun arbeid beginnen. Een louter taalkundige uitleg is gezien het voorgaande evenwel niet voldoende.
18. Qbuzz heeft voor wat betreft de elders in de CAO gebruikte formuleringen (één van de objectieve maatstaven) gewezen op artikel 13 lid 1 van de CAO OV, waarin is bepaald dat bij indiensttreding de werkgever de werknemer een standplaats aanwijst. Naar de mening van Qbuzz was zij daarom gerechtigd om te bepalen wat de standplaats van de stadschauffeurs is. De kantonrechter volgt Qbuzz in die zin niet, dat Qbuzz zich bij het aanwijzen van de standplaats wel moet houden aan wat in de CAO OV als definitie van het begrip standplaats wordt gegeven. Het aanwijzen van een standplaats die afwijkt van die ingevolge de definitie in de CAO OV, kan dan ook niet het door Qbuzz gewenste rechtsgevolg hebben.
18. Voor wat betreft de rechtsgevolgen heeft Qbuzz aangevoerd dat een onverkorte toepassing van de bepalingen uit de CAO OV haar een kostenpost van € 250.000,- op jaarbasis zou opleveren. Dat is op zich een aanzienlijk bedrag, maar gerelateerd aan het bedrag waarmee de concessie gemoeid gaat, € 85.000.000,- op jaarbasis, is dat naar het oordeel van de kantonrechter niet zodanig dat aan de CAO-bepaling een andere tekstinterpretatie zou moeten worden gegeven.
18. Nu door Qbuzz geen andere objectieve maatstaven zijn aangevoerd, geldt naar het oordeel van de kantonrechter als standplaats van de stadschauffeurs ‘de vaste plaats van waaruit zij gewoonlijk met hun arbeid beginnen’. Door de feitelijke gang van zaken wordt bepaald waar dat is.
18. De “werkelijke” routes van de buschauffeurs beginnen en eindigen doorgaans bij het Hoofdstation in Groningen. Bij een vroege dienst haalt de stadschauffeur de bus op op de locatie van Qbuzz aan de Bornholmstraat en hij/zij brengt deze vervolgens naar het Hoofdstation. Daar begint hij/zij aan de routes en deze routes eindigen ook daar voor hem/haar. Een pendelbus brengt de buschauffeur dan weer naar de Bornholmstraat. Bij een late dienst brengt de pendelbus de buschauffeur van de Bornholmstraat naar het Hoofdstation. Daar beginnen en eindigen de “werkelijke routes” en aan het eind van de dag rijdt de stadschauffeur de bus terug naar de Bornholmstraat.
18. Niet alleen laat Qbuzz ten behoeve van de stadschauffeurs een pendelbus rijden, ook wordt de tijd die de stadschauffeurs kwijt zijn aan het halen en brengen van de bus van/naar de Bornholmstraat gedeeltelijk vergoed. Hetzelfde geldt voor de pendeltijd. Daarmee is het naar het oordeel van de kantonrechter een gegeven dat ook in de ogen van Qbuzz de locatie Bornholmstraat een rol speelt voor wat betreft de aanvang van de werkzaamheden. Verder staat vast dat er slechts op de locatie Bornholmstraat voldoende kluisjes zijn waar de stadschauffeurs hun persoonlijke spullen in kunnen doen en ontbreken deze kluisjes kennelijk op de locatie Hunzehuys. Ook is daar kennelijk, anders dan op de locatie Bornholmstraat, geen gelegenheid voor de chauffeurs om eventueel hun auto te parkeren. Op basis van deze factoren, in onderling verband en samenhang bezien, komt de kantonrechter tot de conclusie dat de locatie van Qbuzz aan de Bornholmstraat als standplaats voor de stadschauffeurs heeft te gelden.
18. Vast staat dat de stadschauffeurs hun pauzes niet op deze locatie (de Bornholmstraat) genieten maar op de locatie Hunzehuys (bij het Hoofdstation). Op grond van eerdergenoemde bepalingen in de CAO OV geldt voor pauzes van 30 minuten of meer daarom dat er sprake is van (betaalde) diensttijd. Daarbij verdient het nog opmerking dat Qbuzz de CAO OV aldus toepast ingeval een streekdienstchauffeur (op wie de CAO OV eveneens van toepassing is) invalt op een stadsdienst.
18. Qbuzz heeft nog aangevoerd dat gelet op artikel 16 in eerder genoemde bijlage 11, waarin staat dat op de plaats waar de rusttijd wordt genoten een voorziening dient te zijn bestaande uit een verwarmde ruimte met meubilair, koffievoorziening en toilet, de rusttijd (pauze) ook buiten de standplaats kan worden genoten. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit die bepaling niet de conclusie worden getrokken dat als de pauze buiten de standplaats wordt genoten, dit niet als (betaalde) diensttijd geldt. De tweede volzin geeft slechts aanwijzingen omtrent het voorzieningenniveau dat minimaal vereist is in de pauze. Maar uit de aanwezigheid van de minimumvoorziening kan niet worden afgeleid dat daar om die reden de standplaats is gelegen.
18. Voorts doet Qbuzz in dit verband een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW. Volgens haar hebben de stadschauffeurs er zelf voor gekozen om hun pauzes buiten de standplaats te genieten en daarmee als betaalde tijd te laten gelden. De kantonrechter volgt Qbuzz (ook) daarin niet. Qbuzz heeft haar dienstroosters namelijk zodanig opgesteld dat het voor de stadschauffeurs feitelijk onmogelijk is om op de locatie Bornholmstraat pauze te houden.
18. Naar het oordeel van de kantonrechter maken de stadschauffeurs dan ook terecht aanspraak op doorbetaling van de pauzes van 30 minuten of meer.
18. FNV stelt dat Qbuzz jegens haar tekort schiet in haar verplichting om de bepalingen van de CAO OV integraal op de buschauffeurs toe te passen. Dat Qbuzz een aantal bepalingen niet op de buschauffeurs toepast, is gezien het voorgaande een feit. De vraag is of FNV zich terecht op het standpunt stelt dat Qbuzz in dit verband ook jegens haar tekort schiet. De kantonrechter oordeelt daarover als volgt.
18. Qbuzz betwist dat zij jegens FNV tekort is geschoten. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat FNV tijdens de besprekingen over de concessieovername heeft verzuimd om aan de orde te stellen dat er eerder met Arriva problemen zijn geweest over de toepassing van het Dienstenstatuut voor zover dat strijd oplevert met de CAO OV. De kantonrechter volgt Qbuzz in dat standpunt niet. Allereerst geldt namelijk dat, zoals eerder is overwogen, de partijen die in het kader van de concessieovername bij eerder genoemd convenant betrokken waren, zijn overeengekomen dat Qbuzz Groningen B.V. het Dienstenstatuut zal toepassen en dat niet overeengekomen is dat Qbuzz B.V. (gedaagde) dit statuut zal toepassen. In relatie tot Qbuzz was er voor FNV dan ook geen aanleiding om de eerdere problematiek met Arriva aan de orde te stellen. Daar komt nog bij dat FNV onweersproken heeft gesteld dat in het kader van de schikking die FNV in 2006 met Arriva heeft getroffen de afspraak is gemaakt dat Arriva niet opnieuw buschauffeurs op dezelfde basis (toepassing van het Dienstenstatuut in strijd met de CAO OV) in dienst zou nemen en dat zij tijdens de concessiebesprekingen niet anders wist dan dat Arriva zich aan deze afspraak had gehouden. Ook op grond daarvan hoefde van FNV dan ook niet te worden verwacht dat zij de eerdere problemen met betrekking tot het Dienstenstatuut bij de overleggen over de concessieovername zou melden. Aan bedoeld verweer van Qbuzz zal dan ook voorbij worden gegaan.
18. Doordat Qbuzz jegens FNV tekort is geschoten in haar verplichtingen om de bepalingen van de CAO OV integraal op de buschauffeurs toe te passen, is Qbuzz op grond van artikel 15 WCAO aansprakelijk voor de schade die FNV daardoor lijdt.
18. FNV heeft haar schade begroot op een bedrag van € 7.500,-. Zij heeft in dit verband aangevoerd dat zij haar medewerkers heeft moeten inzetten om Qbuzz tot nakoming van de CAO OV te bewegen en dat er bovendien sprake is van prestigeverlies en verlies aan wervingskracht naar haar leden toe. Qbuzz heeft de hoogte van de schade in algemene termen betwist, waarbij zij erop heeft gewezen dat dit bedrag niet nader is onderbouwd. Een onderbouwing van dit bedrag ontbreekt inderdaad, maar dat er sprake is van schade aan de zijde van FNV staat op grond van wat zij heeft aangevoerd naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast. Op grond van artikel 6:97 BW juncto artikel 16 WCAO kan in een dergelijk geval de schade worden geschat. De kantonrechter zal het bedrag schatten op het bedrag dat door FNV is genoemd.
18. Op grond van het voorgaande liggen de gevorderde verklaringen voor recht voor toewijzing gereed, evenals de vordering van FNV tot betaling van schadevergoeding.
18. Mede in het licht van artikel 7:619 BW ligt de onder 3 genoemde primaire vordering van FNV en de buschauffeurs eveneens voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de kantonrechter aanleiding ziet om de gevorderde wettelijke verhoging te beperken tot 10%. De ter zake gevorderde dwangsom is op grond van artikel 611a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet toewijsbaar over de gevorderde nabetaling, wel over de gevraagde specificaties. De kantonrechter ziet voorts aanleiding om de dwangsommen per werknemer te maximeren tot € 1.000,-.
18. Qbuzz zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Qbuzz tekort schiet in haar verplichtingen jegens FNV op grond van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst om de bepalingen van de CAO OV integraal op de stadschauffeurs toe te passen;
verklaart voor recht dat vanaf 13 december 2009 als standplaats voor de stadschauffeurs geldt de locatie van Qbuzz aan de Bornholmstraat te Groningen;
veroordeelt Qbuzz om binnen één maand na betekening van het te wijzen vonnis aan iedere buschauffeur, onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke en correcte specificatie, te voldoen:
a. een nabetaling berekend naar het voor hem/haar geldende uurloon voor de onbetaalde pauzes gelegen in de periode vanaf 13 december 2009 respectievelijk de datum van indiensttreding bij Qbuzz tot de datum waarop hij/zij is overgeplaatst naar de streekdienst, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW met een maximum van 10% en vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de specifieke vervaldata;
b. een nabetaling berekend naar het voor hem/haar geldende uurloon voor de op- en afstaptijden, inclusief het vervoer per pendeldienst, die verbonden zijn aan de gereden diensten in de periode vanaf 13 december 2009 respectievelijk de datum van indiensttreding bij Qbuzz tot de datum waarop hij/zij is overgeplaatst naar de vestiging Groningen streek, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW met een maximum van 10% en vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de specifieke vervaldata;
c. een nabetaling berekend naar het voor hem/haar geldende uurloon voor de als gevolg van de onder a en b berekende nabetalingen gemiste onregelmatigheidstoeslag, overuren en het niet-genoten vakantiegeld alsmede de niet-verkregen vakantieuren hierover, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW met een maximum van 10% en vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de specifieke vervaldata;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- met een maximum van € 1.000,- per buschauffeur voor iedere dag dat Qbuzz na betekening van dit vonnis ter zake nalaat aan de veroordeling tot verstrekking van een deugdelijke en correcte specificatie te voldoen;
4. veroordeelt Qbuzz om tegen kwijting aan FNV te betalen € 7.500,- wegens het niet naleven van de CAO OV;
5. veroordeelt Qbuzz tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van FNV en de stadschauffeurs tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 115,- aan griffierecht, € 92,82 aan explootkosten en € 300,- voor salaris van de gemachtigde;
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann, kantonrechter, en op 17 juli 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: MH