ECLI:NL:RBNNE:2014:3581

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
K L 2809855 - CV EXPL 14-1835 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens non-conformiteit van watertanks in consumentenkoop

In deze zaak vordert eiser [A] schadevergoeding van gedaagde [B] wegens non-conformiteit van watertanks in een door [B] geleverd vaartuig. [A] heeft in 2004 een schip gekocht van [B], dat in 2013 lekkage vertoonde door roestvorming in de watertanks. Na inspectie door een expert, [D], werd vastgesteld dat de lasverbindingen van de tanks niet correct waren aangebracht, wat leidde tot corrosie en lekkage. [A] heeft [B] herhaaldelijk in gebreke gesteld en uiteindelijk zelf de watertanks laten vervangen, waarna hij [B] aansprakelijk stelde voor de kosten van herstel, die op € 16.214,00 werden begroot. De kantonrechter oordeelt dat [B] in gebreke is gebleven en dat de non-conformiteit van de watertanks vaststaat. De kantonrechter wijst de vordering van [A] toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. In reconventie vordert [B] de doorhaling van conservatoire beslagen, maar deze vordering wordt afgewezen. [B] wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: 2809855 \ CV EXPL 14-1835
Vonnis van de kantonrechter d.d. 22 juli 2014
inzake
[A],
wonende te [woonplaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.S. van der Spek,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. D.C. Poiesz.
Partijen zullen hierna [A] en [B] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 april 2014 en de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte houdende overlegging van een productie ter gelegenheid van de comparitie zijdens [B];
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2014.
1.2.
Bij brief van 26 juni 2014, met kopie aan mr. Poiesz, heeft mr. Van der Spek verzocht om aan het proces-verbaal van comparitie toe te voegen dat [A] aan het einde van de comparitie heeft aangeboden de factuur van [C] in het geding te brengen. Mr. Poiesz heeft op deze brief niet gereageerd. De kantonrechter overweegt dat [A] inderdaad een zodanig aanbod heeft gedaan en dat de kantonrechter in reactie daarop heeft aangegeven dat dit aanbod in een erg laat stadium kwam. Dit aanbod en de reactie daarop van de kantonrechter dienen als aan het proces-verbaal toegevoegd te worden beschouwd. Zoals uit het navolgende zal blijken is dit voor onderstaand oordeel evenwel niet van belang.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
[B] houdt zich onder meer bezig met de bouw van sport- en recreatievaartuigen.
2.2.
In 2004 heeft [A] van [B] een door [B] gebouwd vaartuig, type Proliner 1500, gekocht (hierna: het schip). De op 30 augustus 2004 gedateerde factuur van die transactie vermeldt een koopsom van € 415.000,00 inclusief btw. Het schip is op 1 mei 2005 aan [A] geleverd.
2.3.
Ter gelegenheid van een onderhouds- en servicebeurt aan het schip in het najaar van 2013 bij [C] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: [C]) - welk onderhoud plaatsvond vanwege een voorgenomen verkoop van het schip door [A] - bleek dat beide rvs watertanks van het schip waren doorgeroest en lekkage vertoonden.
2.4.
Bij brief van 9 oktober 2013 heeft [A] [B] hierover geïnformeerd en daarbij aangegeven dat [A] uit navraag bij verschillende tankbouwers was gebleken dat rvs tanks zeker 20 jaar probleemloos mee moeten kunnen gaan, zodat volgens [A] sprake was van non-conformiteit in de zin van artikel 7:18 BW. [A] heeft [B] verzocht om binnen veertien dagen over te gaan tot nakoming en zorg te dragen voor herstel.
2.5.
[B] is bij [C] naar het schip gaan kijken en heeft geconstateerd dat de watertanks lekten. Hij heeft daarbij aan [C] aangegeven dat het niet ongebruikelijk was dat rvs watertanks na 2 of 3 jaar gingen lekken, dat dit wel vaker gebeurde, vooral als er verkeerd drinkwater werd getapt, en dat [A] dit bij zijn verzekering diende te claimen.
2.6.
[A] heeft zich daarop tot zijn rechtsbijstandsverzekeraar gewend die [D] (hierna: [D]) heeft verzocht om het schip te onderzoeken en een expertiserapport op te stellen. [D] heeft het schip op 6 november 2013 bij [C] geïnspecteerd en vervolgens op 15 november 2013, voor zover hier van belang, als volgt gerapporteerd:
"BEVINDINGEN
Tijdens onze inspectie stond het vaartuig op een bok in een loods (…)
• Op de hoeklassen van beide watertanks hebben wij ernstige corrosie geconstateerd.
• Op sommige plaatsen was de las volledig door gecorrodeerd waardoor de tanks lekten.
(…)
OORZAAK
Gelet op voornoemde bevindingen kan geconcludeerd worden dat de lasverbindingen van de rvs tanks niet correct zijn aangebracht. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn:
• verkeerde electrode gebruikt tijdens het lassen
• geen gebruik gemaakt van het zogeheten "backing gas" (tegengas)
• niet- of onvoldoende beitsen van de las
Indien deze lasverbindingen namelijk wel op een correcte wijze zouden zijn aangebracht zou een dergelijk schadebeeld niet mogen optreden. Wij zijn dan ook van oordeel dat een dergelijke corrosie niet mag optreden in tanks van deze uitvoering en leeftijd.
Het door opdrachtgever aangedragen artikel van [E] (zie bijlage) onderstreept de noodzaak van een correcte wijze van lassen.
SCHADEVASTSTELLING
Vanwege de ernst van de corrosie en de, daaruit voortkomende, lekkage zijn wij van mening dat de tanks vervangen dienen te worden.
(…)"
Het artikel van [E], (hierna: [E]) waar [D] naar verwijst en dat bij het expertiserapport is gevoegd, gaat over roest in watertanks en vermeldt, voor zover hier van belang:
"Wanneer roestvaststaal zich in een waterig medium bevindt, blijkt aantasting te ontstaan door metaaloxiderende bacteriën: ijzer- en mangaanbacteriën. Het gebied naast de lassen, de zogenaamde 'haz' (heat affected zone) is daarvoor vooral gevoelig. Een ruw oppervlak (op microscopisch niveau) blijkt daarbij een versterkende factor te zijn. (…) Aantasting door metaaloxiderende bacteriën vindt vooral plaats bij stilstaand water. Bij het verkeerd lassen (geen tegengas, geen doorlassing en/of het niet beitsen van de las) van verbindingen tussen tankzijden ontstaan oppervlaktestructuren waaraan de bacteriën zich gemakkelijk kunnen hechten."
De schade is door [D] vervolgens begroot op € 16.214,00 inclusief BTW aan de hand van een offerte van [C] die bij het rapport is gevoegd. De offerte gaat uit van vervanging van beide watertanks (samen € 3.750,00 exclusief BTW) en vermeldt voorts, naast kosten voor wat overig materiaal, 180 uur arbeidsloon.
2.7.
De rechtsbijstandsverzekeraar van [A] heeft het rapport van [D] bij brief van 26 november 2013 aan [B] gezonden en hem verzocht om uiterlijk 10 december 2013 te zorgen voor het vervangen van de watertanks, bij gebreke waarvan [A] een derde opdracht zou geven om het herstel uit te voeren. De kosten daarvan zouden dan op [B] worden verhaald, zo vermeldt de brief.
2.8.
[B] heeft, voor zover hier van belang, door middel van een handgeschreven ongedateerd briefje, als volgt gereageerd:
"Als uw cliënt een probleem heeft met de watertank, dient hij ten allertijden voor observering van de klacht bij de werf te verschijnen met het schip.
Aangezien de watertanks niet bij onze werf in onderhoud zijn geweest, kunnen wij na negen jaar geen garantie meer geven."
2.9.
In reactie daarop heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [A] aan [B] medegedeeld dat [A] bij zijn standpunt bleef en dat tot dagvaarding zou worden overgegaan.
2.10.
Op 14 januari 2014 heeft [A] desgevraagd verlof gekregen voor het leggen van conservatoir beslag onder Rabobank Noord- Oost Friesland U.A. Nadat dit beslag geen doel trof heeft [A] kort daarna opnieuw verlof verzocht en verkregen en vervolgens conservatoir derdenbeslag gelegd onder een aantal andere banken. Een verkregen verlof om tevens beslag te leggen op twee aan [B] toebehorende schepen is niet geëffectueerd omdat de deurwaarder op de aangegeven locatie geen schepen aantrof.
2.11.
Bij brief van 17 januari 2014 heeft de gemachtigde van [A] [B] medegedeeld dat [A] een koper had gevonden voor het schip, dat deze koper alleen tot koop zou overgaan als de schade aan de watertanks zou zijn hersteld en dat spoedeisendheid wat betreft dit herstel was geboden nu er een voor [A] aanvaardbaar bod lag en hij deze mogelijkheid van verkoop niet onbenut voorbij wenste te laten gaan. [B] werd een allerlaatste termijn gegund om, onder verwijzing naar het rapport van [D], binnen vijf dagen na dagtekening van de brief, tot herstel van de schade over te gaan bij gebreke waarvan [A] een derde zou inschakelen om de schade te herstellen. De kosten daarvan zouden op [B] worden verhaald.
2.12.
[B] heeft vervolgens niets meer van zich laten horen. In februari 2014 is [A] tot dagvaarding van [B] overgegaan.
2.13.
[A] heeft in februari/maart 2014 opdracht gegeven aan [C] tot vervanging van de watertanks en herstel van de schade conform zijn bij het rapport van [D] gevoegde offerte. [D] heeft die opdracht uitgevoerd.
2.14.
Het schip is door [A] in april 2014 aan een derde verkocht en geleverd.

3.De vordering

in conventie
3.1.
[A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [B] veroordeelt tot betaling aan [A] van
I. een bedrag van € 16.214,00 ter vergoeding van de schade die [A] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van de schade aan de watertanks als gevolg van het niet correct aanbrengen van lasverbindingen aan de watertanks van het schip, dan wel betaling van een bedrag ter vergoeding van die schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf de datum van de mededeling van de schade op 7 oktober 2013, althans vanaf 9 oktober 2013, althans vanaf 26 november 2013, zijnde de dag der aansprakelijkstelling, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II.
primaireen bedrag van € 7.402,50,
subsidiaireen bedrag van € 937,14 bij wijze van vergoeding van de buitengerechtelijke kosten bestaande uit de kosten voor juridische bijstand;
III. de kosten van het geding, waaronder de kosten van de door [A] ten laste van [B] op 15 januari, 27 januari en 28 januari 2014 gelegde conservatoire beslagen onder derden en (pogingen) registergoederen voor een bedrag van € 2.525,45, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 199,00 (met betekening), een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[A] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. De overeenkomst tussen [A] en [B] is een gemengde overeenkomst, die zowel de kenmerken van een koop- als een aannemingsovereenkomst in zich heeft. Er is voorts sprake van consumentenkoop. Het schip bezat niet de eigenschappen die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn in de zin van art. 7:17 BW, doordat de watertanks zijn gaan corroderen terwijl die normaal gesproken tenminste zo'n 20 à 25 jaar meegaan. Zodra dit gebrek aan het licht kwam heeft [A] [B] hierover geïnformeerd. Doordat de corrosie van binnenuit plaatsvond was deze niet eerder zichtbaar. [B] is in gebreke gesteld en heeft meerdere malen de gelegenheid gekregen om zelf voor herstel zorg te dragen. Toen dat uitbleef was [A] gerechtigd om zelf voor herstel te doen zorgdragen, mede omdat de verkoop van het schip daarvan afhing en [A] in de huidige (slechte) markt zijn kans op verkoop niet wilde laten glippen. De kosten van het herstel dienen door [B] te worden gedragen, evenals de kosten voor winterstalling ad € 2.840,00 nu stalling binnen noodzakelijk was voor de werkzaamheden aan het schip.
3.3.
[B] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[B] vordert dat de kantonrechter bij vonnis
I. de beslagen doorhaalt;
II. bepaalt dat de doorhaling door [A] dient te worden geëffectueerd en wel binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 500,00 voor iedere dag dat [A] hiermee in gebreke blijft;
III. [A] veroordeelt tot betaling aan [B] van een bedrag van € 105,00 ter zake van kosten beslag;
IV. [A] veroordeelt in de kosten van de procedure, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
[B] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. De gelegde conservatoire beslagen zijn vexatoir. Ze vormen een onnodige en onredelijke aanwending van rechts- of executiemiddelen. Er is beslagverlof gevraagd voor maar liefst zes banken, hetgeen een aantasting van de goede naam van [B] is. De beslagen worden door [B] als onnodig knellend ervaren en de beslagen verhouden zich niet in redelijkheid tot de hoogte van de in conventie gevorderde hoofdsom, die ook nog wordt betwist.
3.6.
[A] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De in conventie en in reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich, door hun verwevenheid, voor een gezamenlijke beoordeling.
4.2.
Partijen verschillen allereerst van mening over de aard van de overeenkomst tussen [A] en [B]. Volgens [A] is sprake van een gemengde overeenkomst (koop en aanneming van werk) terwijl er volgens [B] alleen sprake is van koop. Partijen verschillen niet van mening over het feit dat voor wat betreft koop sprake is van consumentenkoop omdat [B] bij het aangaan van de overeenkomst handelde in de uitoefening van een bedrijf en [A] handelde als natuurlijk persoon, niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Nu ook in geval van een gemengde overeenkomst uit het in artikel 7:5 lid 4 j° lid 1 BW bepaalde volgt dat de regels voor consumentenkoop van toepassing zijn, zullen deze regels worden toegepast, zodat de vraag naar de (verdere) aard van de overeenkomst onbesproken kan blijven nu dit niet van belang is voor de beoordeling van het geschil.
4.3.
Partijen zijn voorts verdeeld over de vraag of sprake is van non-conformiteit van het schip in de zin van art. 7:17 BW. Volgens [B] zijn er professioneel vervaardigde watertanks in het schip geplaatst en staat met het rapport van [D] niet vast dat de oorzaak voor de lekkages gelegen is in verkeerd gelaste watertanks. Ook andere oorzaken kunnen aan de lekkages ten grondslag liggen. Zo kan de inname van drinkwater vanaf bepaalde plaatsen in Nederland (waarbij de Noord-Hollandse wateren berucht zijn) leiden tot inwerking van bacteriën die microbiële corrosie kunnen veroorzaken. Ter voorkoming hiervan is het essentiëel dat de watertanks jaarlijks worden afgetapt en inwendig gereinigd. [A] dient aan te tonen dat hij dit onderhoud heeft laten doen. Het rapport van [D] gaat volgens [B] niet in op deze mogelijke oorzaak. [B] had verder zelf nog een deskundige willen benaderen om iets te zeggen over de oorzaak van de schade en hij heeft ook oriënterend contact gehad met een paar deskundigen, maar doordat de het schip inmiddels is gerepareerd en verkocht is een zodanig onderzoek thans niet meer mogelijk. [B] mag daar niet de dupe van worden. Voorts is er door [B] geen enkele vorm van garantie gegeven, zodat [A] negen jaar na dato geen beroep meer kan doen op non-conformiteit. Materialen slijten nu eenmaal in de loop van de tijd, aldus nog steeds [B].
4.4.
De kantonrechter overweegt dat het feit dat [B] geen garanties heeft gegeven niet relevant is voor een geslaagd beroep op non-conformiteit. De afwezigheid van een garantie kan immers geen afbreuk doen aan de wettelijke rechten van een consument. Het gaat erom of het schip op moment van aflevering aan de overeenkomst beantwoordde, hetgeen niet het geval is indien het schip op dat moment niet de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik nodig zijn en waarvan [A] de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. [B] heeft niet betwist dat de watertanks die in 2013 corrosie vertoonden en lekten dezelfde tanks waren als die bij aflevering in het schip zaten. Indien komt vast te staan dat de corrosie en lekkage is ontstaan doordat de tanks niet op juiste wijze zijn gelast (waardoor bijvoorbeeld bacteriën een kans hebben gekregen om in te werken) is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van non-conformiteit. [A] mag immers verwachten dat de lasnaden van de watertanks zodanig zijn afgewerkt dat de levensduur van de tanks, behoudens andere oorzaken, (aanmerkelijk) langer is dan acht/negen jaar. Op [A] rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast dat de corrosie en lekkage van de tanks is ontstaan doordat de tanks niet op de juiste wijze zijn gelast. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.5.
In reactie op het verweer van [B] dat de inwerking van bacteriën een alternatieve oorzaak voor de corrosie en de lekkage kan zijn en dat het rapport van [D] niet ingaat op dit probleem, heeft [A] een e-mailbericht van [D] in het geding gebracht waarbij [D] reageert op dit verweer. [D] geeft onder meer aan dat uit het artikel van [E] dat bij het rapport is gevoegd juist blijkt
"dat corrosie kan ontstaan als gevolg van verkeerde lasverbindingen waarna aantasting door microbiologisch plaatsvindt en niet andersom".Ook verklaart [D] dat
"met correct aangebrachte lasverbindingen en correct gebruikte materialen (…) drinkwater simpelweg niet agressief genoeg (is) om corrosie te kunnen veroorzaken in een rvs tank."De kantonrechter is van oordeel dat uit het rapport en de nadere toelichting van [D] volgt dat de tanks niet op juiste wijze zijn gelast en dat daardoor corrosie en lekkage zijn ontstaan, waarbij het zeer wel mogelijk is dat die corrosie is veroorzaakt door bacteriën die juist vanwege het slechte laswerk de gelegenheid hebben gekregen om hun destructieve werk te doen. In reactie op dit onderbouwde rapport van [D], dat reeds in november 2013 aan [B] ter hand is gesteld, heeft [B] niets ondernomen en maandenlang stilgezeten, ook toen hem te kennen werd gegeven dat het schip wegens een ophanden zijnde verkoop met spoed diende te worden hersteld. Pas in deze procedure heeft [B] tot zijn verweer aangevoerd dat er mogelijk een andere oorzaak is voor de corrosie, dat een andere deskundige zich daar over zou moeten uitlaten en dat hij ook voornemens was daartoe een deskundige te benaderen, ware het niet dat het schip inmiddels is hersteld en verkocht. De kantonrechter is van oordeel dat [B] de gevolgen van dit stilzitten geheel aan zichzelf te wijten heeft waardoor zijn verweer thans als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen. Daarmee staat vast dat sprake is van non-conformiteit wegens het niet op de juiste wijze gelast zijn van de watertanks.
4.6.
In geval van non-conformiteit is [A], ingevolge het in art. 7:21 lid 6 BW bepaalde, gerechtigd om herstel door een derde te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op [B] te verhalen, nu [B] de hem (bij herhaling) geboden mogelijkheid om het schip zelf te (doen) herstellen onbenut heeft gelaten. Voor wat betreft de kosten van herstel heeft [B] tot zijn verweer aangevoerd dat de geoffreerde prijs voor de watertanks veel te hoog is - waarbij hij een offerte voor tanks in het geding heeft gebracht die € 545,00 per stuk exclusief BTW kosten, gedateerd 4 juni 2014 - en heeft hij bestreden dat er 180 uur nodig zou zijn om de tanks te vervangen. Dit verweer wordt verworpen, waartoe het volgende wordt overwogen. Allereerst geldt dat [B] reeds vanaf november 2013 op de hoogte was van de door [D], op basis van de offerte van [C], geschatte kosten van herstel en dat hij pas bij het voeren van verweer in de onderhavige procedure heeft aangevoerd dat hij het met die offerte niet eens is, waarmee [B] ook hier de gevolgen van zijn eigen stilzitten heeft te dragen. Alleen als de geoffreerde kosten voor herstel buitenproportioneel zouden zijn, zou dit aanleiding zijn om daar van af te wijken. Voor wat betreft het grote verschil in kosten van de tanks tussen de offerte van [B] en van [C] heeft [A] aangevoerd dat de door [B] geoffreerde tanks van dezelfde kwaliteit zijn als de oorspronkelijk geplaatste tanks, zodat hij daarin geen enkel vertrouwen heeft. Dat sprake is van gelijksoortige tanks als de oorspronkelijk geplaatste is door [B] niet bestreden. De kantonrechter acht het, gezien de voorgeschiedenis, niet onredelijk dat [A] geen vertrouwen heeft in dat soort tanks. Voor wat betreft het aantal uren dat [C] volgens zijn offerte dient te besteden aan het vervangen van de tanks heeft [C] desgevraagd ter comparitie toegelicht dat het vervangen van de watertanks in een reeds afgebouwd schip van een totaal andere orde is dan het plaatsen van tanks in een schip in aanbouw. Bij een schip in aanbouw kunnen de tanks, zo heeft [C] toegelicht, worden geplaatst voordat het dek wordt geplaatst (de tanks bevinden zich deels onder de gangboorden), terwijl nu alles door een smalle (deur)doorgang van zo'n 50 cm moest. Om de oude tanks te verwijderen moesten deze in stukken worden gezaagd en voorts moesten allerlei andere delen eerst worden verwijderd om er goed bij te kunnen, zoals de kachel en de generator, en moest de cv worden losgekoppeld. Voor de nieuwe tanks, die op binnenmaat zijn gemaakt, moesten nieuwe frames worden gemaakt. Het feit dat al deze werkzaamheden dienden te worden verricht komt de kantonrechter zeer waarschijnlijk voor en is bovendien door [B] niet bestreden. Het hiervoor door [C] geoffreerde aantal uren acht de kantonrechter redelijk. De geoffreerde kosten van herstel ad € 16.214,00 inclusief BTW worden daarmee als redelijk beoordeeld en [B] is gehouden deze aan [A] te vergoeden. De vordering onder I., eerste gedeelte - door [A] ter comparitie toegelicht als primair, terwijl het na 'danwel' gevorderde als subsidiair dient te worden gelezen - ligt daarmee voor toewijzing gereed. De kantonrechter merkt naar aanleiding van de kosten van de winterstalling op dat [A] desgevraagd ter comparitie heeft toegelicht dat deze kosten vallen onder het gevorderde 'heeft geleden, lijdt of nog zal lijden' en dat hij zijn eis niet met dat bedrag vermeerdert. Meer dan de gevorderde € 16.214,00 zal voor wat betreft onderdeel I. dan ook niet worden toegewezen. De wettelijke rente hierover zal worden toegewezen vanaf 24 oktober 2013, de dag dat [B] in verzuim geraakte doordat de door [A] bij brief van 9 oktober 2013 gestelde termijn voor nakoming verstreek.
4.7.
[A] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter stelt vast dat [A] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het primair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is evenwel hoger dan het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten is bepaald, terwijl niet is gesteld of anderszins gebleken dat daarover afwijkende afspraken zijn gemaakt tussen partijen. De kantonrechter zal dit onderdeel van de vordering dan ook slechts toewijzen tot het wettelijke tarief (€ 937,14), zoals subsidiair ook gevorderd.
4.8.
Het feit dat [B], ondanks sommaties, heeft geweigerd om de kosten van herstel te vergoeden, terwijl hij daartoe wel was gehouden en [B] ook overigens op geen enkele wijze medewerking verleende aan de oplossing van [A]' klachten, maakt dat [A] gerechtigd was om ter zekerheid van de nakoming van zijn vordering conservatoir beslag te leggen. Nadat het eerste beslag geen doel trof, was [A] voorts ook gerechtigd om nadere beslagen te leggen. Van disproportionaliteit tussen de vordering en de gelegde beslagen is daarmee geen sprake. De vordering in reconventie zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
[B] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie worden veroordeeld, de kosten van de beslagen daaronder begrepen.
In conventie worden deze kosten aan de zijde van [A] als volgt vastgesteld:
- explootkosten € 93,80
- griffierecht € 1.126,00 (inclusief 2 x € 282,00 voor beslagen)
- beslagkosten € 1.661,45
- salaris gemachtigde
€ 900,00(3 punten (waarvan 1 voor beslag) x tarief € 300,00
totaal € 3.781,25.
In reconventie worden de kosten aan de zijde van [A] vastgesteld op € 300,00 (2 punten x 0,5 x € 300,00). Gezien de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie wordt het aantal punten in reconventie gehalveerd en wordt hetzelfde tarief toegepast.
4.10.
De vordering van [A] in conventie tot veroordeling van [B] in de nakosten is toewijsbaar als nader in het dictum te bepalen, nu hiertegen geen specifiek verweer is gevoerd en deze kosten zich reeds thans laten begroten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een bedrag groot € 16.214,00 ter vergoeding van de schade die [A] heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van de schade aan de watertanks als gevolg van het niet correct aanbrengen van lasverbindingen aan de watertanks van het schip, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 24 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een bedrag groot € 937,14 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt [B] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 3.781,25;
5.4.
veroordeelt [B], indien niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 ( half punt toepasselijk liquidatietarief, met een maximum van € 100,--) aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [A] aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vordering af;
5.8.
veroordeelt [B] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 300,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.615