In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juli 2014, betreft het een geschil tussen een man en een vrouw die in 2002 een echtscheiding hebben aangevraagd. De man stelt dat hij nog een bedrag van € 15.882,31 van de vrouw tegoed heeft, dat volgens hem niet in het convenant is opgenomen dat destijds is opgesteld door hun gezamenlijke advocaat, mr. Wagenaar. De vrouw ontkent deze schuld en stelt dat het convenant alle afspraken correct weergeeft.
De zaak kwam voor de kantonrechter na een getuigenverhoor op 12 juni 2014, waar de advocaat zich beroept op haar verschoningsrecht. De kantonrechter moest beoordelen of dit beroep gegrond was. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat een advocaat geen verschoningsrecht heeft als er overeenstemming is bereikt tussen de partijen. In dit geval was er echter geen overeenstemming over het bedrag van € 15.882,31, wat de advocaat in staat stelde om zich op het verschoningsrecht te beroepen.
De kantonrechter oordeelde dat het beroep op het verschoningsrecht gegrond was, omdat de advocaat niet kon worden gedwongen om informatie te verstrekken die mogelijk schadelijk zou zijn voor haar cliënt. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol van 13 augustus 2014 voor verdere uitlatingen van de vrouw. De beslissing van de kantonrechter werd genomen met inachtneming van de mogelijkheid voor de man om hoger beroep aan te tekenen, maar dit belette niet de voortzetting van het getuigenverhoor.