ECLI:NL:RBNNE:2014:3666

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
587188 CV EXPL 13-5901
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • W. Dijkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsrecht van advocaat in echtscheidingszaak

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juli 2014, betreft het een geschil tussen een man en een vrouw die in 2002 een echtscheiding hebben aangevraagd. De man stelt dat hij nog een bedrag van € 15.882,31 van de vrouw tegoed heeft, dat volgens hem niet in het convenant is opgenomen dat destijds is opgesteld door hun gezamenlijke advocaat, mr. Wagenaar. De vrouw ontkent deze schuld en stelt dat het convenant alle afspraken correct weergeeft.

De zaak kwam voor de kantonrechter na een getuigenverhoor op 12 juni 2014, waar de advocaat zich beroept op haar verschoningsrecht. De kantonrechter moest beoordelen of dit beroep gegrond was. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat een advocaat geen verschoningsrecht heeft als er overeenstemming is bereikt tussen de partijen. In dit geval was er echter geen overeenstemming over het bedrag van € 15.882,31, wat de advocaat in staat stelde om zich op het verschoningsrecht te beroepen.

De kantonrechter oordeelde dat het beroep op het verschoningsrecht gegrond was, omdat de advocaat niet kon worden gedwongen om informatie te verstrekken die mogelijk schadelijk zou zijn voor haar cliënt. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol van 13 augustus 2014 voor verdere uitlatingen van de vrouw. De beslissing van de kantonrechter werd genomen met inachtneming van de mogelijkheid voor de man om hoger beroep aan te tekenen, maar dit belette niet de voortzetting van het getuigenverhoor.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 587188 CV EXPL 13-5901
Vonnis d.d. 16 juli 2014
inzake

[eiseres]

wonende te [adres]
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
hierna de man te noemen,
gemachtigde mr. L.A.A. Ongenae, advocaat te Paterswolde,
tegen

[gedaagde]

wonende te [adres]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna de vrouw te noemen,
gemachtigde voorheen mr. K.I.M. Bos, advocaat te Groningen, thans mr. Y. Schippers, advocaat te Groningen.

PROCESGANG

Op 12 juni 2014 heeft naar aanleiding van het tussenvonnis van 26 maart 2014 aan de zijde van de man een getuigenverhoor plaatsgevonden.
De kantonrechter heeft tijdens die zitting bepaald dat hij zich zal uitlaten over het door een van de opgeroepen getuigen gedane beroep op haar verschoningsrecht.
Het vonnis is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De man en de vrouw hebben in het jaar 2002 in verband met hun voornemen te scheiden de hulp ingeroepen van mr. Wagenaar. Deze advocaat heeft met partijen een convenant besproken, waarin zij zich beiden hebben kunnen vinden. In dat stuk verlenen partijen elkaar na uitvoering van de vastgelegde afspraken over en weer
“finale kwijting”. Partijen hebben in oktober 2002 het convenant getekend en de advocaat heeft onder verwijzing daarnaar het echtscheidingsverzoek ingediend. De echtscheiding is door inschrijving van de beschikking van de rechtbank in december 2002 een feit geworden.
Jaren na de algehele uitvoering van het convenant is de man, op grond van door hem opgediepte stukken uit de tijd van de echtscheiding, zich op het standpunt gaan stellen dat hij nog een bedrag van € 15.882,31 van de vrouw tegoed heeft. Hij stelt dat de vrouw zich indertijd ten kantore van de advocaat dat bedrag (wegens overbedeling op een bepaald onderdeel) schuldig heeft verklaard, maar dat door een omissie van de advocaat deze schuld buiten het convenant is gebleven. De man stelt dat de advocaat ter zake van de betreffende vordering een door de vrouw te ondertekenen schuldbekentenis heeft opgemaakt; hij zelf beschikt evenwel slechts over een ongetekend exemplaar van dit stuk. De man vordert thans veroordeling van de vrouw om hem te voldoen € 15.882,31.
De vrouw ontkent dat zij indertijd een vorderingsrecht van de man heeft erkend; de tekst van het convenant geeft alle afspraken van partijen weer, zo stelt zij.
Door de werking van een opschortende voorwaarde en de uitwerking van een stuitingshandeling, is de vordering van de man,
indiendeze bestaat, nog niet verjaard, zo heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 26 maart 2014 geoordeeld. In dat vonnis is beslist dat de man zal mogen bewijzen feiten en omstandigheden waaruit de conclusie kan worden getrokken dat de vrouw het eerdergenoemde bedrag aan hem dient te betalen.
De man heeft (naast zichzelf als partijgetuige) mr. Wagenaar als getuige opgeroepen.
Ter gelegenheid van het getuigenverhoor is gebleken dat de vrouw mr. Wagenaar niet wenst te ontslaan uit haar geheimhoudingsplicht. Onder verwijzing hiernaar heeft deze advocaat zich vervolgens beroepen op haar verschoningsrecht.
Omtrent de gegrondheid van het beroep op een verschoningsrecht overweegt de kantonrechter als volgt.
De Hoge Raad heeft zich in arresten van 25 september 1992, NJ 1993/467 en 13 januari 2006, NJ 2006/480 uitgelaten over de verschoningsrecht van een notaris in situaties dat twee partijen van diens diensten gebruik maken om een bepaald resultaat te bereiken en er ten overstaan van de notaris onderhandelingen hebben plaatsgevonden. De positie van een advocaat die twee echtelieden bijstaat bij de verwezenlijking van hun echtscheidingsplannen is zodanig overeenkomend met die van bedoelde notaris, dat er naar het oordeel van de kantonrechter aanleiding is de aangehaalde arresten ‘een op een’ te vertalen naar deze advocaat.
In genoemde arresten heeft de Hoge Raad geoordeeld (kort weergegeven) dat er geen verschoningsrecht bestaat in het geval dat de onderhandelingen van partijen tot overeenstemming hebben geleid, alsmede (behoudens enkele uitzonderingen) in het geval dat partijen aan de notaris mededelingen hebben gedaan ten behoeve van de vastlegging van hun afspraken. Er bestaat daarentegen wel een verschoningsrecht als tussen de onderhandelende partijen geen overeenstemming is bereikt.
In de nu voorliggende zaak is het twistpunt of er in 2002 wat betreft het bedrag van € 15.882,31 overeenstemming is ontstaan tussen man en vrouw. Voor wat betreft de beoordeling van de gegrondheid van het beroep op het verschoningsrecht moet de casuspositie aldus worden beschreven dat tussen de onderhandelende partijen man en vrouw geen overeenstemming was bereikt; het bestaan van die overeenstemming moet immers juist nog worden bewezen.
Uit de aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad volgt, dat de advocaat in deze casuspositie een beroep op het verschoningsrecht kan doen. Nu mr. Wagenaar dat gedaan heeft, de rechter de afweging van de getuige slechts marginaal kan toetsen en de kantonrechter niet gebleken is van enigerlei feiten of omstandigheden die dit beroep niet zouden rechtvaardigen, moet het gedane beroep worden gerespecteerd.
De omstandigheid dat de man tegen deze beslissing hoger beroep kan instellen, vormt geen beletsel het getuigenverhoor (hier: in contra-enquête) voort te zetten.
Derhalve wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart het door mr. Wagenaar gedane beroep op een verschoningsrecht gegrond;
verwijst de zaak naar de rol van 13 augustus 2014 voor uitlating contra-enquête aan de zijde van de vrouw;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Dijkers, kantonrechter, en op 16 juli 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.