In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man, die een minderjarig kind samen hebben. De vrouw verzocht de rechtbank om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, alsook om een zorg- en contactregeling. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en zelf ook een verzoek ingediend voor een zorg- en contactregeling en een lagere onderhoudsbijdrage. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder de erkenning van het kind door de man en de afspraken die partijen in het verleden hebben gemaakt over de alimentatie. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld, evenals de onderhoudsplicht van de man ten opzichte van zijn huidige partner en haar kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man onderhoudsplichtig is voor zijn huidige partner en haar kinderen, wat invloed heeft op zijn draagkracht voor het minderjarige kind van de vrouw. De rechtbank heeft de behoefte van het minderjarige kind vastgesteld op € 500,-- per maand en de draagkracht van de man op € 203,-- per maand, na aftrek van de zorgkorting. De rechtbank heeft vervolgens de zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de man het kind één weekend per veertien dagen bij zich mag hebben en de helft van de vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van 20 december 2013 een bedrag van € 203,-- per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.