ECLI:NL:RBNNE:2014:4020

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
15 augustus 2014
Zaaknummer
C/18/146327/ JE RK 14-78
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen en contactregeling met de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 augustus 2014 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van vier minderjarige kinderen, die onder toezicht zijn gesteld van het bureau jeugdzorg Groningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige gezinsvoogdijinstelling niet in staat is om de impasse in het contact tussen de moeder en de kinderen te doorbreken, waarbij de vader de regie in handen heeft en het contact tussen de moeder en de kinderen tegenhoudt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd om de ondertoezichtstelling voort te zetten, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door het gebrek aan contact met hun moeder. De rechtbank heeft besloten om een andere gezinsvoogdijinstelling aan te stellen die ervaren gezinsvoogden moet aanstellen om de situatie te verbeteren. De rechtbank heeft ook benadrukt dat er regelmatig gesprekken moeten plaatsvinden met de kinderen en dat er mogelijkheden moeten worden gecreëerd voor contact tussen de moeder en de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek van de gezinsvoogdijinstelling om de ondertoezichtstelling op te heffen afgewezen en de ondertoezichtstelling toegewezen aan het bureau jeugdzorg Groningen. De rechtbank heeft ook de ouders aangespoord om hulpverlening te accepteren en de negatieve beeldvorming van de moeder bij de kinderen en de scholen te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

-RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Meervoudige kamer
Locatie: Groningen
zaaknr.: C/18/146327 / JE RK 14-78
beschikking rechtbank d.d. 5 augustus 2014
opheffing ondertoezichtstelling
in de zaak van
het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, namens het bureau jeugdzorg,
gevestigd te Groningen, hierna te noemen het LJ&R,
met betrekking tot
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
[minderjarige 2], geboren op[geboortedatum] te[geboorteplaats],
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna te noemen de minderjarigen
kinderen van:

[ouder 1] hierna te noemen de moeder, belanghebbende

wonende te [adres 2],
advocaat mr. A.A.M. Kroon-Jongbloed,
en

[ouder 2] hierna te noemen de vader, belanghebbende

wonende te [adres 2].
Het gezag over voornoemde minderjarigen berust bij de ouders.
De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de vader.

PROCESGANG

De rechtbank heeft op 16 april 2014 en op 2 mei 2014 een tussenbeschikking gegeven.
In laatstgenoemde beschikking is de termijn van de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 6 augustus 2014.
Op 21 mei 2014 is ter griffie van de rechtbank een faxbericht binnengekomen afkomstig van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad), Regio Noord Nederland, locatie Groningen.
Naar aanleiding van voornoemde beschikking heeft de Raad een onderzoek ingesteld daarover op 4 juli 2014 rapport (met bijlagen) en advies uitgebracht.
Tevens heeft de Raad verzocht de minderjarige kinderen onder toezicht te stellen en deze maatregel te laten uitvoeren door het LJ&R.
Bij brief, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 11 juli 2014 heeft de moeder gereageerd op het rapport van de Raad en bij brief, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 15 juli 2014 heeft de vader gereageerd op het voormelde, door de Raad, uitgebrachte rapport.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voortgezet ter zitting met gesloten deuren van 16 juli 2014.
Gehoord zijn daarbij: de advocaat van moeder mr. A.A.M. Kroon-Jongbloed, de heer R.C.M. Wouters, namens de Raad en mevrouw [naam], gedragswetenschapper, namens het LJ&R.
Mr. Kroon-Jongbloed heeft het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde pleitaantekeningen.
Vader en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij beschikking d.d. 16 april 2014.
Hierin is het verzoek van het LJ&R de ondertoezichtstelling op te heffen, alsmede het verzoek van de moeder de uitvoering van de ondertoezichtstelling op te dragen aan bureau jeugdzorg, aangehouden.
Rapport en advies van de Raad
Om de ontstane impasse, waarbij, nadat er jaren sprake is geweest van een ondertoezichtstelling, niet veel bereikt is aangaande de contactregeling tussen de moeder en de kinderen te doorbreken, stelt de Raad voor om voor een termijn van een jaar geen omgang tussen de kinderen en moeder te laten plaatsvinden.
De Raad is van mening dat de focus van de hulpverlening niet langer dient te liggen op hulp aan de kinderen, maar ondersteuning van de ouders, gericht op een respectvolle, meer neutrale en open houding naar elkaar. De ondersteuning van moeder zou zich meer kunnen richten op het invullen van ouderschap op afstand en emotionele ondersteuning hierbij van moeder. De Raad is voorts van mening dat vader en stiefmoeder hulp moeten accepteren gericht op het gemis van moeder, het belang van omgang en wat hun eigen rol hierbij is en kan zijn.
De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen en zorgen omtrent de situatie van de kinderen zijn gedurende de ondertoezichtstelling van de afgelopen vijf jaar, onverminderd gebleven. Een echte oplossing voor het probleem of doorbraak wordt niet bereikt met het opheffen van de ondertoezichtstelling, maar ook niet door het continueren daarvan op de manier zoals deze tot op heden is uitgevoerd. Het is van belang dat er qua aanpak op een andere manier wordt ingestoken.
De rust van de kinderen dient thans als eerste gewaarborgd te worden. Daarnaast is het van belang dat moeder door de gezinsvoogd geïnformeerd wordt over het leven van de kinderen en ondersteuning wordt geboden aan moeder hoe zij vorm kan geven aan haar ouderrol die voorlopig meer op afstand zal zijn. De Raad acht het van groot belang dat moeder interesse blijft tonen in de kinderen.
Daarbij is het van belang dat er met beide ouders afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld over het sturen van kaartjes en/of foto’s. Ook is het van groot belang dat de kinderen de ruimte krijgen om contact te zoeken met moeder, door bijvoorbeeld een kaartje aan moeder of aan [naam] en[naam] te sturen. Het is ook de taak van vader om er voor te zorgen dat dit laatste gebeurt, eventueel door hem zelf mede namens de kinderen. Ook dient er aandacht te zijn voor het contact tussen moeder en de scholen, waarbij de gezinsvoogd een rol kan hebben om het beeld wat de scholen van moeder hebben te neutraliseren.
Daarnaast acht de Raad het van belang dat er binnen de ondertoezichtstelling hulpverlening voor vader en stiefmoeder wordt gestart, zoals eerder omschreven.
Gezien de omstandigheden en de complexiteit van de problematiek in de onderlinge verhoudingen, acht de Raad het op dit moment niet haalbaar en niet wenselijk voor[naam] en [naam], dat er contact tussen de kinderen onderling is. Het is van belang dat de gezinsvoogd een rol heeft in de bespreking met en uitleg aan de kinderen, omdat de gezinsvoogd hierin een neutrale positie heeft.
De samenwerkingsrelatie tussen vader en de voormalige gezinsvoogd is ernstig verstoord. Het is van belang dat er wordt geïnvesteerd in de samenwerking door middel van gesprekken, het maken van afspraken en verslaglegging daarvan.
Het is volgens de Raad niet wenselijk om de ondertoezichtstelling door een andere instelling te laten uitvoeren. Er moet dan onnodig veel tijd geïnvesteerd worden in een nieuwe start.
Standpunt van de moeder
Moeder is met de Raad van mening dat de ondertoezichtstelling van de kinderen gecontinueerd dient te worden. Gelet echter op de ervaringen in het verleden zou het goed zijn wanneer een aantal concrete afspraken gemaakt worden omtrent de invulling daarvan en de rol die de gezinsvoogden van het LJ&R daarbij hebben. Moeder heeft de volgende afspraken voorgesteld:
  • uit de rapportage van de Raad is gebleken dat de onderwijzers/leerkrachten een negatief beeld hebben van moeder op basis van de informatie van vader en/of de kinderen. Teneinde deze beeldvorming in positieve zin bij te stellen, wordt voorgesteld dat de gezinsvoogden de betrokken onderwijzers/leerkrachten van de kinderen zullen informeren en uitleggen dat de kinderen bepaalde uitspraken doen wegens het loyaliteitsconflict waarin zij zich sinds 2008 bevinden;
  • therapie van de vier kinderen wordt gecontinueerd waarbij moeder wordt betrokken;
  • vader en stiefmoeder moeten hulpverlening accepteren teneinde het belang van de omgang tussen moeder en de kinderen in te zien en hun eigen rol daarin te verbeteren. Voorts zou het goed zijn wanneer de basisschool en de middelbare school van de kinderen over deze hulpverlening worden geïnformeerd;
  • de gezinsvoogden hebben één keer per vier weken een gesprek met de vier kinderen, waarin gewerkt wordt aan positieve beeldvorming omtrent moeder. Daarbij kunnen de gezinsvoogden foto’s meenemen van moeder en stiefbroertje en –zusje[naam] en [naam]. In de loop van het jaar kunnen de gezinsvoogden aan de hand van deze gesprekken onderzoeken of het mogelijk is om omgang tussen moeder en kinderen te hervatten;
  • de kinderen worden door vader in de gelegenheid gesteld om, wanneer zij dat zelf wensen, via sociale media contact met moeder op te nemen;
  • de basisschool en middelbare school van de kinderen zullen moeder rechtstreeks informeren over het wel en wee van de kinderen door middel van toezending van een kopie van de nieuwsbrief en het rapport.
Standpunt van de vader
Vader is van mening dat hij door de moeder als boeman wordt afgeschilderd, maar dat zij niet kijkt naar haar eigen aandeel in het geheel. Voorts is de vader van mening dat de in zijn ogen in het verleden plaats gehad hebbende mishandeling door de hulpverlening wordt gebagatelliseerd. Indien de moeder op de hoogte wil blijven van de leerprestaties van de kinderen kan zij daartoe zelf contact opnemen met de school. Het is in het belang van de kinderen dat zij rust krijgen.
Standpunt van het LJ&R
Het LJ&R vraagt zich af in hoeverre de uitvoering van een ondertoezichtstelling van de kinderen nog langer haalbaar is. Het LJ&R is van mening dat de kinderen rust nodig hebben. Bovendien twijfelt het LJ&R aan de inzet van vader. Vader lijkt zich meewerkend op te stellen maar daar komt in de praktijk niet veel van terecht.
Het LJ&R heeft voor dit gezin twee gezinsvoogden aangesteld. Eén voor de ouders en één voor de kinderen. Het voorstel van moeder als weergegeven in haar brief is niet inhoudelijk besproken. Het LJ&R vraagt zich af of samenwerking met vader nog mogelijk is.
Beoordeling
Op het verzoek van de rechtbank te onderzoeken of sprake is van het ouderverstotingssyndroom en zo ja wat de consequenties hiervan voor de kinderen zullen zijn heeft de Raad medegedeeld dat er in de wetenschappelijke literatuur nog veel discussie is over het ouderverstotingssyndroom en dat er onduidelijkheid is over hoe dit syndroom (eventueel) betrouwbaar te diagnosticeren is. Het hiervoor genoemde syndroom is als zodanig niet opgenomen in de classificatiesystemen zoals de recent verschenen DSM-V.
De Raad heeft dan ook geen uitspraak gedaan over of in deze zaak al dan niet sprake is van het ouderverstotingssyndroom.
De Raad heeft de rechtbank verzocht de minderjarige kinderen [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en[minderjarige 4] onder toezicht te stellen.
Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
De afgelopen jaren is er veel hulpverlening ingezet om, nadat de kinderen in 2010 hun hoofdverblijf bij de vader en de stiefmoeder hebben gekregen, omgang tussen de moeder en de kinderen te realiseren. Dit is niet van de grond gekomen.
Voorts zijn er meerdere procedures gevoerd, waarbij steeds opnieuw is getracht om uit de ontstane impasse te geraken.
De rechtbank verwijst naar de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden (thans gerechtshof Arnhem-Leeuwarden) d.d. 25 oktober 2012 waarin onder meer is overwogen dat de afwezigheid van contact geenszins in het belang van de kinderen is omdat zij daardoor vervreemd raken van de moeder en hierdoor belemmerd worden in hun uitgroei tot eventwichtige volwassenen. Voorts is het in het belang van de identiteitsontwikkeling van de kinderen dat zij de kans krijgen het negatieve beeld dat zij inmiddels van de moeder hebben ontwikkeld, bij te stellen. Tevens heeft het gerechtshof overwogen dat de kinderen kampen met een zeer ernstig loyaliteitsconflict.
Voorts heeft het Gerechtshof - zakelijk weergegeven - overwogen dat contactherstel met de moeder prevaleert boven therapie van de kinderen, tenzij deze ten dienste zou staan aan het contactherstel met de moeder.
Het gerechtshof heeft een contactregeling vastgesteld tussen de moeder en de kinderen uitmondende in een reguliere onbegeleide contactregeling tussen de moeder en de kinderen van één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur.
Aan de uitvoering van de beschikking van het gerechtshof is geen gehoor gegeven.
Uit de overgelegde stukken, bestaande onder meer uit rapportages en rechterlijke beschikkingen, heeft het er alles van weg dat de vader, samen met de stiefmoeder, de moeder buiten het gezichtsveld van de kinderen wenst te houden om zodoende samen een nieuw gezin te vormen, met exclusieve uitoefening van de ouderrol.
Iedere poging om de kinderen in contact met de moeder te brengen blijkt tot mislukken gedoemd, hetzij omdat het contact met de moeder voortijdig wordt beëindigd, dan wel omdat het afgesproken contact niet plaatsvindt.
De rechtbank is van oordeel dat de kinderen door het grote loyaliteitsconflict dat zij hebben, ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en de voorwaarde, in artikel 254, lid 1, Boek 1, Burgerlijk Wetboek voor ondertoezichtstelling gesteld, is vervuld.
Vast is komen te staan dat andere middelen in vrijwillig kader hebben gefaald om te voorkomen dat de minderjarigen in hun zedelijke en geestelijke belangen worden bedreigd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling dient te worden opgedragen aan bureau jeugdzorg Groningen (bjz).
De rechtbank overweegt dat gelet op het feit dat de vader de regie heeft ter zake het contact tussen de moeder en de kinderen en het LJ&R niet in staat is gebleken om wijziging te brengen in de ontstane impasse noch er ter zitting blijk van heeft gegeven hier mogelijkheden toe te zien er door een andere gezinsvoogdijinstelling getracht moet worden door middel van inzet van alle beschikbare mogelijkheden het contact tussen de moeder en [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te herstellen. De rechtbank zal bureau jeugdzorg Groningen daartoe aanwijzen.
Hierbij is de aanstelling van een ervaren gezinsvoogd/gezinsvoogden noodzakelijk, zodat er meer grip kan komen op de situatie bij de vader en de stiefmoeder.
Daarbij dient allereerst gewerkt te worden aan het volgende.
De negatieve beeldvorming die bij[minderjarige 3] en[minderjarige 4] is ontstaan van de moeder, dient te worden weggenomen. Daaraan kan gewerkt worden door middel van regelmatige gesprekken met de kinderen. Deze gesprekken kunnen door een gedragswetenschapper nader worden uitgewerkt en daarbij kan worden onderzocht of het contact tussen de moeder en de kinderen hervat kan worden.
Zodra de gezinsvoogd mogelijkheden ziet voor een contact tussen de moeder en de kinderen ligt de regie daarvan uitsluitend bij de gezinsvoogd en niet bij de ouders. De gezinsvoogd dient zich daarbij niet te laten leiden door één van belanghebbenden. Bjz kan gebruik maken van de hem ter beschikking staande disciplinaire mogelijkheden.
De ouder dient zich te houden aan de met de gezinsvoogd gemaakte afspraken zonder daaraan zelf invulling te geven. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder dat het contact ook daadwerkelijk plaatsvindt. De beslissing daaromtrent ligt niet bij de kinderen. Gedurende het contact met de moeder heeft de andere ouder (of diens partner) geen contact, in welke vorm dan ook, met het kind.
Ook de, negatieve, beeldvorming die bij de school over de moeder is ontstaan dient door de gezinsvoogd te worden weggenomen. Tevens dient de school verzocht te worden de moeder op de hoogte te houden van het wel en wee van de kinderen.
De moeder dient als ouder met gezag betrokken te worden bij therapie van de kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat het contact tussen de moeder en de oudste twee kinderen minder dwingend moet worden opgelegd, gelet op de leeftijd van deze kinderen.
Wel is het van belang rekening te houden met de beïnvloeding van de jongste twee kinderen door hen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van het LJ&R de ondertoezichtstelling, met expiratiedatum 6 augustus 2014, op te heffen dient te worden afgewezen.
Het verzoek van de Raad de kinderen onder toezicht te stellen dient te worden toegewezen.
Het LJ&R heeft op het advies van de Raad de kinderen onder toezicht te stellen, ter zitting niet duidelijk kunnen aangeven op welke wijze aan deze ondertoezichtstelling als gezinsvoogdijinstelling invulling dient te worden gegeven.
Daarom zal de rechtbank, overeenkomstig het verzoek van de moeder, de ondertoezichtstelling opdragen aan het bureau jeugdzorg Groningen.
Het verzoek van de moeder het LJ&R te veroordelen in de kosten van het geding zal de rechtbank afwijzen omdat niet gesproken kan worden van een inadequate uitvoering van de ondertoezichtstelling.

BESLISSING

stelt de minderjarige kinderen
[minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]met ingang van heden onder toezicht en draagt de ondertoezichtstelling op aan het bureau jeugdzorg Groningen, p/a Postbus 1203, voor een termijn van een jaar;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van het LJ&R de ondertoezichtstelling op te heffen, af;
wijst het verzoek van de moeder om het LJ&R te veroordelen in de proces-kosten, af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.C. Bosch (voorzitter), M.J.B. Holsink en J.H.H.M. Dorscheidt, rechters, en door eerstgenoemde uitgesproken ter openbare terechtzitting 5 augustus 2014 in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.