ECLI:NL:RBNNE:2014:4336
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek contactregeling tussen biologische vader en kind vanwege angst van verzorgers
In deze zaak verzocht de biologische vader A om een contactregeling met zijn 3,5-jarige zoontje, nadat de relatie met de moeder voor de geboorte was verbroken. De moeder is inmiddels getrouwd met de juridische vader B, met wie zij ook een ander kind heeft. De rechtbank had eerder de verzoeken van vader A tot vernietiging van de erkenning door vader B en tot vervangende toestemming om het kind te erkennen afgewezen, en de beslissing over de omgangsregeling aangehouden in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Dit rapport, dat op 15 april 2014 werd gepresenteerd, adviseerde om de beslissing over de contactregeling aan te houden voor negen maanden, zodat moeder en vader B hulpverlening konden zoeken.
Tijdens de zitting op 11 augustus 2014 werd duidelijk dat moeder en vader B grote angst hebben voor vader A, wat de rechtbank niet kon negeren. Ondanks dat er geen objectieve redenen voor deze angst waren, was het een feit dat deze angst het functioneren van de verzorgers negatief beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat het forceren van contact met vader A in strijd zou zijn met de belangen van het kind. De rechtbank benadrukte dat de angst van moeder en vader B, hoewel moeilijk te begrijpen, reëel was en dat het in het belang van het kind was om deze angst serieus te nemen.
Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek van vader A af, omdat het vaststellen van een contactregeling met hem in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van het kind. De rechtbank stelde voor dat moeder en vader B zich onder behandeling zouden stellen om met hun angst om te leren gaan, maar concludeerde dat het op dit moment niet haalbaar was om een begeleide omgang te starten. De beslissing werd genomen door mr. T.M.L. Veen en uitgesproken op 20 augustus 2014.