ECLI:NL:RBNNE:2014:4464

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
19.700030-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift omzetting taakstraf van een minderjarige veroordeelde

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 april 2014 een beslissing genomen op een bezwaarschrift van een minderjarige veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf in jeugddetentie. De veroordeelde was eerder op 14 maart 2012 veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, maar had deze taakstraf niet uitgevoerd. De Raad voor de Kinderbescherming had op 15 juni 2012 gerapporteerd dat de taakstraf niet was verricht, waarna op 19 juni 2012 een kennisgeving van tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie aan de veroordeelde was betekend. De veroordeelde, die op dat moment gedetineerd was, diende op 13 maart 2014 een bezwaarschrift in tegen deze omzetting. De kinderrechter heeft de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was overschreden. Echter, gezien de bijzondere omstandigheden, waaronder de minderjarigheid van de veroordeelde en zijn beperkte cognitieve vermogen, werd de overschrijding van de termijn als verschoonbaar beschouwd. Hierdoor werd het bezwaarschrift ontvankelijk verklaard.

Tijdens de zitting op 16 april 2014 werd de raadsvrouwe gehoord, die aangaf dat er contact was geweest met de vader van de veroordeelde en dat het Openbaar Ministerie had toegezegd de jeugddetentie niet ten uitvoer te leggen als er een bezwaarschrift zou worden ingediend. Ondanks deze toezegging was de vervangende jeugddetentie al ten uitvoer gelegd. De kinderrechter benadrukte het belang van het afwachten van de bezwaarschriftprocedure, vooral in het geval van minderjarigen, en oordeelde dat de veroordeelde de kans had moeten krijgen om de taakstraf alsnog uit te voeren. Uiteindelijk werd het bezwaarschrift gegrond verklaard, en omdat de vervangende jeugddetentie al was uitgevoerd, hoefde de taakstraf niet meer te worden verricht.

Uitspraak

KINDERRECHTER NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.700030-12
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer d.d. 16 april 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
veroordeelde.

1.Gang van zaken

1.1.
Veroordeelde is bij vonnis van de kinderrechter op 14 maart 2012 veroordeeld wegens openlijke geweldpleging en schuldheling tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Op 15 juni 2012 heeft de Raad voor de Kinderbescherming eindverslag uit over het verloop van de taakstraf. Veroordeelde heeft de opgelegde werkstraf niet uitgevoerd.
De kennisgeving bevel tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie d.d. 19 juni 2012 is op 21 juni 2012 in persoon aan veroordeelde betekend, terwijl hij in detentie zat.
Mr. Y. Kikkert heeft namens veroordeelde op 13 maart 2014 een bezwaarschrift ingediend waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de omzetting van de taakstraf. Het bezwaarschrift is ter griffie van de kinderrechter binnengekomen op 14 maart 2014. Uit dit bezwaarschrift blijkt verder dat de parketpolitie de dag ervoor, op 12 maart 2014, naar het huis van veroordeelde is gegaan en daar heeft gesproken met de vader van veroordeelde.
1.2.
De kinderrechter heeft kennis genomen van de stukken met betrekking tot de omzetting van de taakstraf.
1.3.
De kinderrechter heeft op 16 april 2014 veroordeelde en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.Ontvankelijkheid van het bezwaarschrift

Ingevolge art. 22g lid 3 Wetboek van Strafrecht kan de veroordeelde binnen 14 dagen na de betekening van de kennisgeving een bezwaarschrift daartegen indienen. Deze termijn is van openbare orde. Overschrijding van de termijn door veroordeelde, zoals in casu, betekent in de regel dat hij niet in dat bezwaar kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de veroordeelde niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn (HR NJ 2004, 462).
Veroordeelde was op het moment van de betekening van de kennisgeving gedetineerd. Tevens is hij minderjarig. Uit het de eindrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat veroordeelde beschikt over een beperkt cognitief vermogen. De kinderrechter leidt daaruit af dat hij toen het bevel aan hem betekend werd (op 21 juni 2012) niet in staat was zelfstandig de consequenties in te schatten van het laten verstrijken van de genoemde termijn.
De kinderrechter acht de overschrijding van de termijn dan ook verschoonbaar en verklaart het bezwaarschrift ontvankelijk.

3.Motivering

3.1.
De kinderrechter acht zich bevoegd kennis te nemen van het bezwaarschrift.
3.2.
De raadsvrouwe heeft op de zitting aangegeven dat de vader van veroordeelde op 13 maart 2014 met haar contact heeft opgenomen, nadat de politie aan de deur was geweest. Zij heeft daarna contact gezocht met het OM. Op de zitting verklaart zij dat het OM haar heeft toegezegd de vervangende jeugddetentie niet ten uitvoer te leggen als zij een bezwaarschrift tegen de kennisgeving zou indienen. Diezelfde dag is het bezwaarschrift ingediend en in kopie aan het OM verzonden. Desondanks is veroordeelde aangehouden en inmiddels is de 20 dagen vervangende jeugddetentie tenuitvoergelegd. De raadsvrouwe verzoekt de kinderrechter het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
3.3.
De officier van justitie is van mening dat volstaan moet worden met de constatering dat het bezwaarschrift gegrond zou zijn verklaard. Nu de vervangende jeugddetentie al ten uitvoer is gelegd, is er niets om over te beslissen.
3.4.
De kinderrechter stelt voorop dat het Openbaar Ministerie de zelfstandige bevoegdheid heeft om zonder tussenkomst van de rechter een taakstraf die niet of niet naar behoren is uitgevoerd om te zetten in jeugddetentie. Dit is niet anders indien een bezwaarschrift is ingediend.
De kinderrechter acht het echter zeer wenselijk dat in geval van een minderjarige veroordeelde de bezwaarschriftprocedure wordt afgewacht, alvorens het Openbaar Ministerie van de hiervoor bedoelde bevoegdheid gebruik maakt. Er wordt dan in het belang van de minderjarige een beslissing genomen op basis van de meest recente informatie. Dit geldt des te meer nu er veel tijd is verstreken sinds de kennisgeving is betekend.
De kinderrechter overweegt het volgende. Vast staat dat veroordeelde de hem opgelegde taakstraf niet heeft verricht, zoals blijkt uit de negatieve terugmelding van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 juni 2012. Sinds de betekening van de kennisgeving en na afloop van zijn toenmalige jeugddetentie heeft veroordeelde zijn leven echter gebeterd. Recentelijk heeft veroordeelde laten zien dat hij bereid en in staat is taakstraffen tot een goed einde te brengen. Op grond hiervan is de kinderrechter van oordeel dat veroordeelde in de gelegenheid gesteld had moeten worden om de taakstraf zoals opgelegd bij vonnis van 14 maart 2012, alsnog uit te voeren. Het bezwaarschrift zal gegrond worden verklaard.

4.Beslissing

De kinderrechter verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Daar de vervangende jeugddetentie reeds ten uitvoer is gelegd, behoeft de taakstraf niet meer te worden verricht.
Gegeven door mr. J.G. de Bock, rechter, in tegenwoordigheid van W. Braaksma, griffier, en uitgesproken met gesloten deuren gehouden terechtzitting van 16 april 2014.