ECLI:NL:RBNNE:2014:4468

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
18.920082-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel na bedreiging en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging van ambtenaren, te weten conducteurs van de Nederlandse Spoorwegen. De rechtbank legt de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op, met als doel hem de kans te bieden zijn leven een andere wending te geven. De verdachte had op 5 mei 2014, te Assen, de conducteurs bedreigd met de woorden: 'Ik trap jullie in elkaar stelletje klootzakken' en 'Als ik je weer tegenkom dan steek ik je overhoop'. Daarnaast had hij hen beledigd door hen te beschuldigen van beledigende termen zoals 'homo' en 'dikke hufter'.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 15 juli 2014, waarbij de rechtbank het onderzoek heropende in afwachting van een reclasseringsrapport. De officier van justitie eiste een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, maar de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke maatregel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verleden en de ernst van de feiten, een voorwaardelijke ISD-maatregel moest krijgen, waarbij hij zich aan bepaalde voorwaarden diende te houden.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde hem de maatregel op voor de maximale termijn van twee jaren, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel eiste, en dat de verdachte zich diende te laten behandelen voor zijn delictgedrag en verslavingsproblematiek. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, de conducteurs, voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich aan de voorwaarden diende te houden om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920082-14
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 05 september 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 juli 2014.
De rechtbank heeft bij vonnis van 22 juli 2014 het onderzoek ter terechtzitting heropend in afwachting van een nader reclasseringsrapport.
De rechtbank heeft het onderzoek voortgezet op 2 september 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 5 mei 2014, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, [slachtoffer 1] (hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen) en/of [slachtoffer 2] (conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen) meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik trap jullie in elkaar stelletje klootzakken" en/of "Als ik je weer tegenkom dan steek ik je overhoop en/of iedereen hier kent mij ik heb vrienden en kennissen die mij wel willen helpen en ik ga het doen ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 mei 2014, te Assen, (althans) in de gemeente Assen, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1], BOA/hoofdconducteur bij de NS en/of [slachtoffer 2], BOA/conducteur bij de NS, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten, bezig zijnde met hun dagelijkse werkzaamheden in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje klootzakken" en/of "homo" en/of "dikke hufter" en/of "klootzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.F. Severs heeft gepersisteerd bij de op de terechtzitting van 15 juli 2014 geformuleerde eis inhoudende dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren zal worden opgelegd en dat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

Bewijsmotivering

De rechtbank grondt de bewezenverklaring op de navolgende bewijsmiddelen.
1.
een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 5 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [slachtoffer 1].
Op 5 mei 2014 was ik werkzaam als conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen. Ik ben buitengewoon opsporingsambtenaar. Ik was werkzaam op het station te Assen samen met collega [slachtoffer 2].
Toen de trein stopte en de deuren opengingen spraken wij de persoon aan. Ik hoorde de man zeggen: “Ik trap jullie in elkaar stelletje klootzakken”.
[slachtoffer 1] sprak de man aan. Ik hoorde de man tegen [slachtoffer 1] zeggen: “Als ik je weer tegen kom dan steek ik je overhoop”. Hij keek [slachtoffer 1] daarbij aan.
Op het moment dat de verdachte tegenover ons stond en tegen ons zei dat hij ons in elkaar wilde trappen had ik de gedachte dat hij dat daadwerkelijk wilde doen omdat ik aan zijn houding en lichaamstaal zag dat hij niet mee wilde werken.
Omdat hij klootzakken tegen ons zei voelde ik mij in mijn goede naam en eer aangetast. Er stonden meerdere mensen om ons heen toen verdachte die woorden uitsprak.
2.
een proces-verbaal van aangifte [2] d.d. 5 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [slachtoffer 2].
Op 5 mei 2014 was ik werkzaam als conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen. Ik ben tevens buitengewoon opsporingsambtenaar. Ik was werkzaam op het station te Assen samen met collega [slachtoffer 1].
Wij troffen de reiziger op het perron. De man wilde weglopen en toen ik hem vastpakte schreeuwde hij naar mij: “Ik kom je wel weer tegen, dan steek ik je dood”. Ik hoorde dat de man de volgende woorden tegen mij riep: ‘homo’, ‘dikke hufter’, ‘klootzak’. Er stonden, toen hij die woorden riep, wel 20 mensen in de directe omgeving van mij.
Tegen collega [slachtoffer 1] zei de man: “laat me los anders schop ik je helemaal in elkaar. Klootzak, hufter”.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 5 mei 2014, te Assen, [slachtoffer 1], hoofdconducteur bij de Nederlandse Spoorwegen en [slachtoffer 2], conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik trap jullie in elkaar stelletje klootzakken" en "Als ik je weer tegenkom dan steek ik je overhoop";
2.
hij op 05 mei 2014, te Assen, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer 1], BOA/hoofdconducteur bij de NS en [slachtoffer 2], BOA/conducteur bij de NS, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten, bezig zijnde met hun dagelijkse werkzaamheden, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje klootzakken" en "homo" en "dikke hufter" en "klootzak";
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 267, juncto artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Motivering maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De rechtbank heeft gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en in het bijzonder op de persoon van de verdachte en zijn (strafrechtelijke) verleden. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een uiterst hinderlijke wijze heeft bejegend door te dreigen hen iets te zullen aandoen en hen daarbij in de openbaarheid in aanwezigheid van anderen te beledigen. Voor dit gedrag was geen enkele aanleiding en de rechtbank rekent verdachte dat gedrag aan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. Ook naar aanleiding van het nadere rapport van de reclassering waarin een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt geadviseerd, is de officier van justitie bij zijn standpunt gebleven. Het risico dat verdachte zich aan de voorwaarden zal onttrekken acht de officier van justitie dermate hoog dat een voorwaardelijke ISD-maatregel niet wenselijk is.
De raadsvrouw heeft betoogd dat aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd. Verdachte is gemotiveerd om zich in [instelling 1] te laten opnemen en zal meewerken aan een zinvolle dagbesteding. De raadsvrouw heeft de rechtbank er op gewezen dat verdachte in een periode van bijna twee jaar, toen hij in een begeleid wonen setting in Beilen verbleef, nagenoeg niet heeft gerecidiveerd.
Verdachte is ervan doordrongen dat dit een laatste kans is om zijn leven een andere wending te geven.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 17 juni 2014. Uit de inhoud van genoemd rapport, alsmede de overige gedingstukken blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Gebleken is dat verdachte niet of nauwelijks ontvankelijk is voor reclasseringscontacten en dat hij veelvuldig recidiveert.
De reclassering geeft de rechtbank in genoemd rapport van 17 juni 2014 in overweging de ISD-maatregel op te leggen om tot uitsluiting van recidive te komen.
Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting van 15 juli 2014 heeft de rechtbank in haar beslissing van 22 juli 2014 de reclassering verzocht te onderzoeken of verdachte geplaatst kon worden in [instelling 1] te Groningen.
In haar rapport van 14 augustus 2014 rapporteert de reclassering dat plaatsing van verdachte in [instelling 1] realiseerbaar is. Verdachte is aangemeld bij [instelling 2] voor dagbesteding. Voorts is verdachte aangemeld bij de AFPN .
De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. De deskundige heeft op de terechtzitting aangegeven dat het risico dat verdachte zich aan de voorwaarden onttrekt als hoog wordt ingeschat. Echter, gelet op het feit dat verdachte het goed lijkt te doen in een begeleid wonen setting kan overwogen worden verdachte desondanks nog een kans te bieden.
Naar het standpunt van de reclassering wordt door het opleggen van de voorwaardelijke ISD-maatregel, de kans op recidive voldoende afgewend.
De rechtbank kan zich vinden in het in laatst genoemd rapport vermelde oordeel met betrekking tot het verkleinen van de recidivekans en de noodzaak om constructieve veranderingen aan te brengen in het leven van verdachte.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte eist.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard aan de gestelde voorwaarden mee te werken.
Vorenstaande leidt er toe dat de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maat-regel zal opleggen met daaraan verbonden voorwaarden als door de reclassering geadviseerd. De rechtbank zal daarbij echter niet bepalen dat verdachte een kortdurende klinische opname dient te ondergaan nu daarvoor op dit moment geen aanleiding bestaat. De deskundige heeft op de terechtzitting aangegeven dat bedoelde voorwaarde is geadviseerd in geval verdachte een terugval in middelengebruik heeft. De rechtbank is van oordeel dat in dat geval de reclassering wijziging van de voorwaarden dient te verzoeken aan de rechtbank door tussenkomst van de officier van justitie. Bovendien komt bij een terugval het gehele traject in gevaar, waarbij waarschijnlijk is dat alsdan de voorwaardelijke ISD-maatregel wordt omgezet naar een definitieve ISD-maatregel.
De rechtbank zal bij de oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel geen toepassing geven aan het bepaalde in artikel 38n lid 2 Wetboek van Strafrecht.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale beveiliging van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De gevorderde bedragen acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vorderingen zijn dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd de gevorderde bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 36f, 38m, 38n, 38p en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
De rechtbank stelt ter bescherming van de veiligheid van personen of goederen en betreffende het gedrag van verdachte de navolgende voorwaarden:
verdachte dient direct na zijn invrijheidstelling contact op te nemen met de [deskundige] van de VNN Assen of zijn plaatsvervanger, om te bewerkstelligen dat verdachte vanuit de penitentiaire inrichting rechtstreeks wordt geplaatst in [instelling 1]. Verdachte dient zich te houden aan de aanwijzigingen die hem in het kader van bedoelde plaatsing door de medewerker van de VNN zullen worden gegeven. Verdachte zal zich eveneens houden aan de aanwijzingen van [instelling 1] die hem in het kader van de woonbege-leiding zullen worden gegeven;
verdachte dient zich na de opname in [instelling 1] te melden bij de VNN te Groningen. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de VNN dat noodzakelijk acht;
verdachte dient zich te laten behandelen voor zijn delictgedrag, verslavingsgedrag en emotioneel welzijn bij de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
verdachte dient mee te werken aan een zinvolle dagbesteding bij [instelling 2] te Groningen of soortgelijke instelling.
De rechtbank geeft Verslavingszorg Noord Nederland opdracht verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen, met name met betrekking tot de begeleiding van verdachte vanuit de penitentiaire inrichting naar [instelling 1] op 10 september 2014.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van
woensdag 10 september 2014 om 10.00 uur.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1] van de som van
200,00, zijnde immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] een bedrag van
200,00, zijnde immateriële schade, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft,
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] van de som van
200,00, zijnde immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] een bedrag van
200,00, zijnde immateriële schade, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft,
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en
mr. P.J. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitge-sproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 05 september 2014, zijnde mrs. Van Capelle en Van Steen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 8 van het dossier PL031V-2014035100 (het dossier)
2.pag. 10 van het dossier