ECLI:NL:RBNNE:2014:4475

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
18/930103-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en vernieling door zwakbegaafde verdachte met alcoholmisbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte met lage intellectuele capaciteiten, die als zwakbegaafd wordt aangemerkt. De verdachte heeft op 19 januari 2014 en 30 maart 2014 brand gesticht in containers en coniferen in de gemeente Noordenveld, wat gemeen gevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn beperkte intelligentie, zich bewust was van de verbodenheid van brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholmisbruik. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de vernieling van zijn auto. De uitspraak benadrukt de ernst van brandstichting en de impact van de psychische toestand van de verdachte op zijn gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930103-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 september 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende in de [woonplaats] doch thans gedetineerd in [PI].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 19 augustus 2014.
Verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Veenendaal.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 19 januari 2014 te [pleegplaats], althans in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan een of meer container(s), staande nabij een of meer woning(en) aan/nabij de [straatnaam 1] en/of [straatnaam 2], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk een of meer container(s) in brand gestoken in elk geval opzetelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die container(s), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die goed(eren) (telkens) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die container(s) staande woning(en) erg/of voor de inboedel daarvan en/of carport en/of schuur en/of auto(’s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2014 te [pleegplaats], althans in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Citroën, type ZX, [kentekennummer]) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 30 maart 2014 te [pleegplaats], althans in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (meermalen ) (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan een of meer conife(e)r(en), staande nabij een woning aan/nabij de [straatnaam 3] en/of de [straatnaam 4], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) opzettelijk een of meer conife(e)r(en) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die conife(e)r(en), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die conife(e)r(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die conife(e)r(en) staande woning(en) en/of voor de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of (telkens) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
en/of
hij op of omstreeks 30 maart 2014 te [pleegplaats], althans in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) (telkens) grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een aangestoken sigarettenpeuk en/of een aangestoken lont in of nabij een coniferenhaag/coniferen heeft geworpen, ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat (telkens) een of meer conife(e)r(en), staande nabij een woning aan/nabij de [straatnaam 3] en/of de [straatnaam 4], (telkens) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daarvan (telkens) gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die conife(e)r(en) staande woning(en) en/of voor de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of (telkens) levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. A. van den Oever, acht hetgeen aan verdachte onder 1., 2. en 3. primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: dertig maanden gevangenisstraf waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, ambulante behandeling en controles op alcoholgebruik en toewijzing van de civiele vordering van [benadeelde partij] tot een bedrag van € 111,82, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het meer gevorderde.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmiddelen

Op zondag 19 januari 2014 deed aangifte terzake brandstichting: [aangever 1], wonende [straatnaam 2] te [pleegplaats] [1] . Zij verklaarde dat er getracht was brand te stichten in de grijze afvalcontainer welke bij hen onder de carport was geplaatst. Vermoedelijk door een gebrek aan zuurstof is deze brand vanzelf gedoofd. In de container waren nog wel verbrande papieren te zien. Aangeefster gaf aan dat een onder de carport liggende sigarettenpeuk niet van hen kon zijn en dat zij juist het weekend ervoor alles onder de carport had aangeveegd.
Door de Forensische Opsporing van de Politie Eenheid Noord Nederland werd de aangetroffen sigarettenpeuk veiliggesteld.
Op zondag 19 januari 2014 deden aangifte terzake brandstichting en vernieling van een auto: [benadeelde partij] en [slachtoffer], wonende [straatnaam 1] te [pleegplaats] [2] . [slachtoffer] verklaarde dat van de op zijn oprit staande auto, [kentekennummer], de linker buitenspiegel was vernield en dat er diverse sporen op de ramen van zijn auto zaten. Tevens bleek de grijze afvalcontainer ten gevolge van brandstichting te zijn vernield.
Door de Forensische Opsporing van de Politie Eenheid Noord Nederland werden dactyloscopische sporen op het raam van de vernielde auto aangetroffen en veiliggesteld. Op 30 januari 2014 wordt uit dactyloscopisch onderzoek bekend dat het veiliggestelde dactyloscopische spoor in bovenvermelde aangifte heeft geleid tot individualisatie van het spoor op de vermelde verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [3] .
Door forensische opsporing is onderzoek gedaan naar de brand [4] . Uit dat onderzoek kwam vast te staan dat:
- in de nacht van 18 op 19 januari 2014 in [pleegplaats] op drie adressen kunststof vuilcontainers, zogenaamde kliko’s, in brand werden gestoken. Twee van deze kliko’s zijn geheel verbrand, bij een derde is de brand onder de klep gesmoord, vermoedelijk ten gevolge van zuurstofgebrek.
- de brand in de kliko gesmoord is. Deze grijze kliko was, naast een grijze en groene kliko, geplaatst tegen een houten achterwand onder een carport, waar tevens twee auto’s onder geparkeerd waren.
- door collega’s van de basispolitiezorg was opgemerkt dat er een krant tussen het deksel van de kliko lag. Zij veronderstelden dat dit tot doel kon hebben om voldoende zuurstof toe te laten om de brand voortgang te laten vinden. Kennelijk heeft het deksel toch goed afgesloten, want hoewel er duidelijk een begin van brand in de kliko waarneembaar was, is het vuur gedoofd.
- er geen technische oorzaak is voor het ontstaan van de brand
- dat ongeveer 1 meter links van deze kliko een “verse” peuk op de grond lag, waarvan door de bewoners gesteld werd, dat deze niet van hen afkomstig was. Derhalve is deze peuk veiliggesteld, in beslag genomen en voorzien van [sporen identificatie nummer].
- als de brand in deze kliko niet was gesmoord, maar tot volle ontbranding was gekomen, was er groot gevaar voor deze carport en de daaronder geparkeerde auto’s ontstaan, dit gelet op de plaats waar de kliko was gepositioneerd, namelijk onder de carport en tegen een houten schutting achterwand ervan.
Deze carport was gelegen tussen woning [straatnaam 1] en [straatnaam 2]. Het hoorde bij [straatnaam 2]. Ook bij de woning [straatnaam 1] is brand gesticht in een kliko.
Dit onderzoek is verricht op een erf bij [slachtoffer], [straatnaam 1], te [pleegplaats], binnen de gemeente Noordenveld, waar een kliko geheel is verbrand.
Er zijn geen aanwijzingen dat er een technische oorzaak is voor het ontstaan van deze brand.
Gelet op het ontbreken van een technische oorzaak voor het ontstaan van deze brand, moet er vuur ter plaatse zijn gebracht. De kliko was van de garage wand weggetrokken en de vloeibare massa ervan was gedeeltelijk teruggevloeid of gestroomd in de richting van de bakstenen gevel van de garage. In het geval dat deze vloeibare massa, brandend, in de richting van de houten schuur was gelopen, was het niet denkbeeldig geweest, dat deze schuur daardoor vlam gevat zou kunnen hebben. Ook de onder de carport geplaatste auto zou daardoor dan beschadigd kunnen raken. Derhalve zou er in die situatie sprake geweest zijn van gemeen gevaar voor goederen.
Uit een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 juni 2014, [zaaknummer] blijkt dat het DNA in het sporenmateriaal met het [sporen identificatie nummer] afkomstig kan zijn van [verdachte]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Op 30 maart 2014, omstreeks 08.20 uur werden er wederom meldingen gedaan terzake brandstichtingen. Op twee verschillende lokaties werden coniferen in de brand gestoken en moest de brandweer ter plaatse komen om de brandhaarden te blussen.
Op 30 maart 2014 deed [aangever 2] aangifte van brandstichting [5] . Kort en zakelijk weergegeven verklaarde hij dat er brand was gesticht bij zijn coniferen aan de [straatnaam 3] te [pleegplaats]. De brandstichting vond plaats rond 08.20 uur op zondagochtend aan de [straatnaam 3] te [pleegplaats].
Door forensische opsporing is onderzoek gedaan naar de brand [6] . Uit dat onderzoek kwam vast te staan dat:
- een deel van de coniferen verbrand was
- in de buurt van de coniferen was niets zichtbaar, wat kon wijzen op een technische oorzaak. Er moest vuur ter plaatse worden gebracht om brand te stichten in de coniferen. Er was gemeen gevaar voor goederen te duchten geweest. Overslag naar de woning was mogelijk geweest als de gehele coniferenhaag vlam had gevat. Derhalve was er gevaar voor personen te duchten geweest, want de bewoners van de woning [straatnaam 3] waren nog in slaap op het moment van de brand [7] .
Op 30 maart 2014 deed [aangever 3] aangifte van brandstichting [8] . Kort en zakelijk weergegeven verklaarde hij dat er brand was gesticht bij zijn coniferen. De brandstichting vond plaats tussen 08.20 en 09.00 uur op zondagochtend aan de [straatnaam 4] te [pleegplaats].
Door forensische opsporing is onderzoek gedaan naar de brand. Uit dat onderzoek kwam vast te staan dat:
- de te onderzoeken locatie gelegen was een voetpad. Aan het begin van dit voetpad was een paaltje in brand gestoken. Het paaltje had in een weiland gelegen, maar was reeds verplaatst en stond nu tegen het hek van het weiland.
- In de buurt van de coniferen was niets zichtbaar, wat kon wijzen op een technische oorzaak. Er moest vuur ter plaatse worden gebracht om brand te stichten in de coniferen. Er was gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten geweest. Overslag van de coniferenhaag naar de woning was zeer goed mogelijk wanneer de brand niet tijdig ontdekt was. Ook waren de bewoners van het pand bij overslag naar de woning in gevaar, want de bewoners van de woning [straatnaam 4] waren aanwezig in hun woning op het moment van de brand [9] .
Uit de historische printgegevens [10] kon blijken dat de telefoon van [verdachte] om 08.10 uur voor het eerst in [pleegplaats] aanstraalde, terwijl om 07.54 uur nog de mast in [geboorteplaats] werd aangestraald.
Op 16 april 2014 is [getuige] [11] gehoord. Kort en zakelijk weergegeven verklaarde zij de gebruiker te zijn van [telefoonnummer] en die nacht van 30 maart 2014 [verdachte] te hebben ontmoet. Zij hebben met elkaar telefooncontact gehad.
[betrokkene] heeft op 19 mei 2014 verklaard [12] :
als je het over [pleegplaats] hebt wil ik eerlijk zijn. Ik ben er nooit bij geweest maar van één weet ik het. Dat gaat over bosjes waar [verdachte] is langs gelopen toen hij naar huis liep en waar brand is geweest. Dat moet wel door [verdachte] gebeurd zijn. Dit is nog niet zo heel lang geleden. Het gebeurt als hij onderweg naar huis is. Het is twee maanden geleden of zo. Het kan best 30 maart geweest zijn (verdachte maakt een tekening waaruit blijkt dat er brand is geweest bij de [straatnaam 3] en omgeving [straatnaam 4]; er zijn daar coniferen in brand gestoken). Ik denk dat we op de [straatnaam 3] zijn afgezet. Ik was samen met [verdachte]. [verdachte] was dronken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een een brandende peuk en een vuurwerklont heeft weggegooid. De lont heeft hij aangestoken en weggegooid. De lont stak hij aan met een aansteker. Hij begon te gloeien. Toen heeft hij de lont opzij gegooid. Misschien is hij in de bosjes terechtgekomen.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1., 2. en 3. primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 19 januari 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Noordenveld, opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan containers, staande nabij woningen aan de [straatnaam 1] en [straatnaam 2], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk containers in brand gestoken, ten gevolge waarvan die goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die containers staande woningen en voor de inboedel daarvan en carport en schuur en auto’s te duchten was;
2.
hij op 19 januari 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Noordenveld, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Citroën, type ZX, [kentekennummer]), toebehorende aan [slachtoffer], heeft beschadigd;
3.
hij op 30 maart 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Noordenveld, meermalen opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan coniferen, staande nabij een woning aan de [straatnaam 3] en de [straatnaam 4], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk coniferen in brand gestoken, in elk geval opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met die coniferen, ten gevolge waarvan die coniferen zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer op korte afstand van die coniferen staande woningen en voor de inboedel daarvan, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die woningen aanwezige personen, te duchten was.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1., 2. en 3. primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1., 2. en 3. primair bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1.:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2.:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3. primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 7 augustus 2014, opgemaakt door drs. M. Verzendaal, GZ-psycholoog te Groningen.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er kan worden gesproken van lage intellectuele capaciteiten hetgeen kan worden geclassificeerd als zwakbegaafdheid. Daarnaast is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholmisbruik. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was er sprake van bovengenoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de ziekelijke stoornis. Verzendaal acht verdachte vanuit de lage intelligentie en het hiermee samenhangende gebrekkige probleeminzicht verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatie-register d.d. 16 juli 2014 en de verklaring van verdachte dat hij onlangs wegens rijden onder invloed is veroordeeld waarmee de rechtbank op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening zal houden.
Verdachte heeft op 19 januari 2014 en op 30 maart 2014 te [pleegplaats] een aantal branden gesticht door op 19 januari 2014 een aantal containers in brand te steken en op 30 maart 2014 een aantal coniferen in brand te steken.
Brandstichting is een ernstig feit en de rechtbank rekent de verdachte deze feiten dan ook aan.
Daarnaast heeft verdachte op 19 januari 2014 te [pleegplaats] de auto van de heer [slachtoffer] beschadigd door een autospiegel te vernielen. Ook dit feit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Verdachte heeft lage intellectuele capaciteiten op grond waarvan hij wordt aangemerkt als zwakbegaafd. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholmisbruik.
Zowel de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens als de ziekelijke stoornis hebben het gedrag van verdachte ten tijde van de tenlastegelegde en bewezen geachte feiten beïnvloed. Echter zoals uit het psychologisch onderzoek blijkt is verdachte ondanks zijn beperkte intelligentie wel in staat zich te realiseren dat het stichten van branden verboden is en gevaar met zich meebrengt. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met het gegeven dat verdachte voor deze feiten slechts verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. De rechtbank acht deze straf, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, te fors. Zij zal volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met een proeftijd van drie jaren. In het kader van de op te leggen voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
Het verzoek van de verdediging om een jeugdsanctie toe te passen wijst de rechtbank af. De reden daarvoor vindt zij in de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de proceshouding van de verdachte.

[benadeelde partij]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2. bewezen geachte feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel met betrekking tot deze benadeelde partij

Met betrekking tot het onder 2. bewezen geachte feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1., 2. en 3. primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan en stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. en 3. primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond van niet naleving binnen de gestelde proeftijd van na te melden algemene en bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden, dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt daarnaast als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
  • zich binnen veertien werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Nijlandstraat 147-155 te Assen en zich daarna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich ambulant zal laten behandelen voor zijn stoornis in de impulscontrole in samenhang met zijn zwakbegaafdheid en alcoholmisbruik bij Trajectum / (Forensische) psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de [benadeelde partij] van de som van € 250,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [benadeelde partij] een bedrag van € 250,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. P.J. van Steen en S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 2 september 2014. Mrs. Van Steen en Zwerwer zijn buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.dossierpagina 151 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL031W-2014005354-1
2.dossierpagina 153 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL031W-2014005352-1
3.rapport dactyloscopisch onderzoek van Politie Drenthe dossierpagina 167 en volgende
4.dossierpagina 156 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL03N3-2014005354-2
5.dossierpagina 209 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL031W-2014024627-1
6.dossierpagina 212 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL03N3-2014024627-7
7.dossierpagina 212 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL03N3-201424627-7
8.dossierpagina 220 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL031W-2014024626-1
9.dossierpagina 222 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL03N3-201424626-3
10.dossierpagina 11 en volgende van het relaas proces-verbaal van Politie Drenthe
11.dossierpagina 85 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. 03DRN14013-GET-01
12.dossierpagina 56 en volgende van het proces-verbaal van Politie Drenthe, nr. PL031E-2013071442-10