ECLI:NL:RBNNE:2014:452

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
2665445 - CV EXPL 14-1-KG
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetalingsverplichting en re-integratie-inspanningen in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 4 februari 2014, staat de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever centraal in het kader van de re-integratie van een werknemer die zich ziek heeft gemeld. De werknemer, [eiser naam], is in dienst bij de besloten vennootschap [gedaagde] en heeft zich in augustus 2011 ziek gemeld. De re-integratie-inspanningen van de werkgever zijn in twijfel getrokken, vooral na een beslissing van het UWV die oordeelt dat de werkgever niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De werknemer heeft een WIA-uitkering aangevraagd, waarbij het UWV heeft vastgesteld dat de werkgever de loondoorbetalingsverplichting met een jaar heeft verlengd tot 25 augustus 2014. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever tekort is geschoten in zijn re-integratieverplichtingen en dat de werknemer niet arbeidsongeschikt is op medische gronden. De kantonrechter concludeert dat de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen tot 25 augustus 2014, met een percentage van 70% van het salaris. De vordering van de werknemer tot betaling van achterstallig loon en wettelijke verhogingen wordt gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. De proceskosten worden aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2665445 \ CV EXPL 14-1
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 4 februari 2014
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. F. Bakker,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd te [vestingplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.J.C. van Gurp.
Partijen zullen hierna [eiser naam] en [naam gedaagde] worden genoemd.
Procesverloop
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- producties aan de zijde van [naam gedaagde]
- de mondelinge behandeling
- pleitaantekeningen van [naam gedaagde].
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
Motivering
De feiten
2. In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. [eiser naam], geboren [geboortedatum], is op [ingangsdatum] bij (de rechtsvoorganger van) [naam gedaagde] in dienst getreden in de functie van chauffeur voor 40 uur per week.
2.2. In 2011 heeft het werk van [eiser naam] zich verplaatst van de regio Winschoten naar de regio Heerenveen.
2.3. Eind augustus 2011 heeft [eiser naam] zich ziek gemeld.
2.4. De re-integratiepogingen Van [naam gedaagde] -ook in het tweede spoor- heeft er niet toe geleid dat [eiser naam] thans bij [naam gedaagde] of bij een andere werkgever is gere-integreerd.
2.5. In het kader van de aanvraag van een WIA-uitkering heeft het UWV bij besluit van 13 juni 2013 geoordeeld dat [naam gedaagde] niet alle verplichtingen is nagekomen met betrekking tot de re-integratie van [eiser naam]. Het UWV heeft de loondoorbetalingsverplichting van [naam gedaagde] tijdens ziekte met een jaar verlengd tot 25 augustus 2014. Het bijbehorende rapport van de arbeidsdeskundige, de heer E.J. Brink, vermeldt onder meer:

3.Voorgeschiedenis

De heer G. [eiser naam] is een [leeftijd] vrachtwagenchauffeur. Hij meldde zich op 29 augustus 2011 ziek als gevolg van psychische klachten. Op dit moment is klant niet aan het werk. Een traject tweede spoor is ingekocht bij Step by Step. Klant heeft regelmatig gesolliciteerd.
Op 16 juli 2012 vraagt de werkgever een deskundigenoordeel aan. Is klant geschikt
voor het eigen werk. De bedrijfsarts is van mening dat werknemer volledig arbeidsongeschikt is. Verzekeringsarts is het hier niet mee eens. Er zijn wel beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren.
Verzekeringsarts mevrouw A. van der Weele concludeert: werknemer is aangewezen op werk waarin hij 1 ding tegelijk kan doen, geen stress, hektiek of tijdsdruk, geen conflicthantering of grote verantwoordelijkheid. Werknemer kan op dit moment alleen rijden bij hem in de buurt op rustige bekende wegen maximaal 15 minuten achter elkaar.
Prognose: de verwachting is dat de medische situatie op langere termijn wezenlijk zal verbeteren. De verwachting is dat de functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zullen toenemen.
(…..)
5. Beoordeling re-integratie-inspanningen
Is het re-integratieresultaat voldoende? Nee, want werknemer werkt niet terwijl hij wel arbeidsmogelijkheden heeft. Werknemer werkt niet conform zijn mogelijkheden.
Verzekeringsarts concludeert na overleg met de bedrijfsarts dat er weliswaar klachten zijn maar deze zijn een logische reactie op de ontstane situatie en ze komen niet voort uit ziekte/gebrek. Er zijn geen beslissingen genomen de afgelopen 2 jaar. Er is een klachtencontingente begeleiding geweest.
Dit wordt door de werkgever ook onderbouwd in de schriftelijke reactie op mijn vragen: Werknemer had ons inziens volledig weer kunnen hervatten in eigen werk en zou de wachttijd niet volgemaakt hebben indien huidige werkgever een locatie zou hebben in de omgeving van [woonplaats 1].
De loondoorbetalingsverplichting moet daarom worden verlengd met maximaal 52 weken.
Hoe kan de werkgever zijn tekortkoming herstellen. Welk resultaat verwachten wij?
Wat wordt na reparatie als bevredigend re-integratieresultaat gezien?:
 Werknemer werkt in passend werk (met een structureel karakter) dan wel -met toestemming van werknemer- buiten het bedrijf (spoor 2).
6. Conclusie
De re-integratie-inspanningen van de werkgever zijn onvoldoende; daarom moet de werkgever het loon van de werknemer maximaal 52 weken doorbetalen.
7. Planning
De aanvraag WIA kan niet in behandeling worden genomen.
2.6.
[naam gedaagde] heeft tegen het besluit van het UWV van 13 juni 2013 bezwaar gemaakt. Het UWV heeft in zijn beslissing van 12 november 2013 het bezwaar van [naam gedaagde] ongegrond verklaard. Het bijbehorende arbeidsdeskundig onderzoek vermeldt onder meer:

5.Heroverweging

Uit de overgelegde stukken blijkt dat er in bezwaar geen gegevens naar voren zijn gekomen die tot een andere beslissing betreffende de loondoorbetalingsverplichting leiden.
Ik zal dat onderstaand toelichten.
De arbeidsdeskundige heeft in het kader van zijn beoordeling gesproken met zowel de werkgever als de werknemer.
Ook heeft hij zich laten adviseren door de verzekeringsarts mw. van der Weele.
Daarom is sprake van een zorgvuldige gevalsbehandeling.
Inhoudelijk voert de werkgever geen argumenten aan die een ander licht op de zaak werpen.
De werkgever is met de komst van de Wet Verbetering Poortwachter nadrukkelijk verantwoordelijk voor adequate en tijdige re-integratie activiteiten, alsook voor het bewaken van de voortgang van deze activiteiten.
Ik ben het eens met de arbeidsdeskundige dat de werkgever hier tekort geschoten is.
De kern van de zaak is dat de werknemer niet arbeidsongeschikt is op medische gronden; door de verhuizing van het werk van Winschoten naar Heerenveen ervaart werknemer klachten waardoor hij zich ziek heeft gemeld.
Deze klachten worden vooral veroorzaakt en in stand gehouden door de verandering in het woon-werkverkeer.
De werkgever had er goed aan gedaan de zaak uit het medische circuit te houden en met de werknemer in gesprek te gaan over een oplossing.
Er bestaat, zo blijkt uit de rapportage van de verzekeringsarts van UWV gedateerd 03-06-2013, geen medische reden voor de werknemer om niet te kunnen verhuizen.
Met een verhuizing was de werknemer in staat het eigen werk op te pakken, de werkgever bevestigt deze opvatting ook.
2.7.
Bij brief van 13 november 2013 heeft het UWV deze beslissing op het bezwaar aan [naam gedaagde] meegedeeld. Deze brief vermeldt onder meer:
Op 27 mei 2013 heeft de verzekeringsarts A. van der Weele geoordeeld dat de klachten voortkomen uit de patstelling. Er zijn weliswaar klachten, maar deze zijn een logische reactie op de ontstane situatie en komen niet voort uit ziekte/gebrek. De FML is nog geldig.
(…..)
De conclusie van de VA B&B is dat er geen verzekeringsgeneeskundige argumenten zijn om af te wijken van het primaire oordeel van de verzekeringsarts mevrouw van der Weele. Hij deelt de visie van de verzekeringsarts dat er klachten zijn die niet voortkomen uit ziekte of gebrek.
Vervolgens rapporteert de AD B&B ook dat er geen aanleiding is om af te wijken van het arbeidskundig oordeel van de heer E.J. Brink van 10 juni 2013.
Hij vindt dat de loondoorbetalingsverplichting terecht is opgelegd en dat uw re- integratie-inspanningen onvoldoende zijn geweest. Wij handhaven daarom de beslissing van 13 juni 2013.
2.8.
[naam gedaagde] heeft op 12 november 2013 telefonisch contact opgenomen met [eiser naam] om hem uit te nodigen voor een gesprek op maandag 25 november 2013 om 09.00 uur te Heerenveen om de bevindingen van het UWV te bespreken. Bij brief van 20 november 2013 heeft de gemachtigde van [eiser naam] aan [naam gedaagde] meegedeeld:
Cliënt heeft mij verzocht bij dit gesprek aanwezig te zijn. Echter a.s. maandag ben ik verhinderd.
Ik verzoek u dan ook contact met mij op te nemen voor het maken van een nieuwe afspraak. Het aanvankelijk voor a.s. maandag geplande gesprek kan dan ook geen doorgang vinden.
De gemachtigde van [eiser naam] heeft deze brief zowel per post als per fax aan [naam gedaagde] doen toekomen.
2.9.
Bij brief van eveneens 20 november 2013 heeft [naam gedaagde] aan [eiser naam] meegedeeld:
Graag nodigen wij u uit op 25-11-0213 om 9.00 uur te PontMeyer Heerenveen om de bevindingen van het UWV te bespreken.
Het UWV heeft vastgesteld dat de beperkingen niet voortkomen uit ziekte of gebrek en dat wil zeggen dat u weer 100% arbeidsgeschikt bent.
Mocht u geen gehoor willen geven aan deze uitnodiging wordt u gevraagd zich maandagochtend 25-11-2013 om 08.30 uur te melden bij PontMeyer in Heerenveen om aan het werk te gaan.
Wilt u aan beide opties geen gehoor geven, zullen wij ons verder beraden over wat we gaan doen.
2.10.
Op 22 november 2013 heeft de gemachtigde van [eiser naam] (op aanwijzing van [naam gedaagde]) telefonisch contact opgenomen met de heer Dijks van Remedie Select, voor het plannen van een nieuwe datum voor een gesprek. Dit verzoek is bij brief van 25 november 2013 herhaald.
2.11.
Bij brief van 25 november 2013 heeft [naam gedaagde] aan [eiser naam] meegedeeld
Op donderdag 21 november 2013 heeft ondergetekende telefonisch contact met u gehad en u verzocht om op maandag 25 november 2013 in gesprek te komen gezien de bevindingen UWV na bezwaarprocedure.
Op vrijdag 22 november 2013 heeft u ons aangegeven geen gehoor te willen geven aan ons verzoek en zo ook heeft u aangegeven niet te willen starten met uw werk.
Op 21 november 2013 werd u eveneens schriftelijk verzocht gehoor te geven aan ons verzoek om in contact te komen om invulling te kunnen geven aan het oordeel in bezwaar van het UWV en zo anders uw werk te hervatten.
Heden hebben wij vastgesteld dat u helaas in uw oordeel volhardt.
Dit betekent dat wij het niet hervatten van uw werkzaamheden zien als weigering van werk en zullen u dan ook vanaf 25 november 2013 geen loon meer betalen.
Indien u meent uw werk niet te kunnen hervatten adviseren wij u een deskundigen oordeel aan te vragen bij het UWV. Uiteraard zullen wij de bevindingen UWV opvolgen.
2.12.
Eveneens op maandag 25 november 2013 heeft de heer Dijks - namens [naam gedaagde] - met de gemachtigde van [eiser naam] een afspraak gemaakt voor een gesprek op 4 december 2013. Dit gesprek heeft ook plaatsgevonden, maar niet tot een oplossing geleid.
2.13.
[naam gedaagde] heeft met ingang van 25 november 2013 de loonbetaling aan [eiser naam] gestaakt.
De vordering
3.1
[eiser naam] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [naam gedaagde] tot:
1. betaling van het aan [eiser naam] toekomende periodieke loon per vier weken van € 1.978,40 bruto vermeerderd met 28 overuren per vier weken zijnde € 450,09 bruto, in totaal derhalve € 2.428,49 bruto per vier weken (vermeerderd met vakantietoeslag) vanaf 25 november 2013 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
2. betaling van de wettelijke verhoging wegens verlate betaling van het loon ex artikel 7:625 BW;
3. betaling van de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarden tot de dag der algehele voldoening;
4. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, gebaseerd op het rapport Voor-Werk II;
5. betaling van de kosten van dit geding, waaronder het salaris van de gemachtigde.
3.2.
[eiser naam] stelt dat er op [naam gedaagde] een loondoorbetalingsverplichting rust.
[eiser naam] betwist dat er sprake is van werkweigering. In de FML van 10 juli 2012 staan de beperkingen van [eiser naam] vermeld. Deze FML is nog steeds geldig: [eiser naam] dient - bij voorkeur - op regelmatige tijden overdag te werken. Er dient met een beperkt aantal uren te worden begonnen, die op termijn kunnen worden uitgebreid naar maximaal 40 uur per week. Bovendien gebruikt [eiser naam] medicatie die de rijvaardigheid beïnvloedt. De bedrijfsarts of een arbeidsdeskundige dient [eiser naam] dan ook te begeleiden in de werkhervatting.
Het verweer
4.1.
[naam gedaagde] stelt ten verwere dat het UWV een onjuiste beslissing heeft genomen en dat deze beslissing innerlijk tegenstrijdig is. [naam gedaagde] stelt dat uit de beslissing van het UWV blijkt dat [eiser naam] niet arbeidsongeschikt is. [naam gedaagde] verwijst daartoe naar het oordeel van het UWV dat [eiser naam] niet arbeidsongeschikt is op medische gronden. Dit betekent volgens [naam gedaagde] dat het UWV de periode tijdens welke [naam gedaagde] gehouden is het loon door te betalen tijdens ziekte - bij gebreke van die ziekte - niet kan verlengen.
4.2.
[naam gedaagde] stelt dat, omdat [eiser naam] op 25 november 2013 niet kwam opdagen voor het gesprek en ook zijn werkzaamheden niet hervatte, hij ingevolge het bepaalde in artikel 7:627 BW geen aanspraak kan maken op loon.
Met betrekking tot de hervatting van de werkzaamheden stelt [naam gedaagde] voorts dat het FML van 10 juli 2012 niet meer geldig is nu er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Kennelijk heeft [eiser naam] ook geen beperkingen meer als gevolg van medicatiegebruik, anders zou hij wel in aanmerking zijn gekomen voor een WIA-uitkering. Van de Schans zal zijn werkzaamheden moeten hervatten in opbouwende zin, maar [eiser naam] wenst daar niet aan mee te werken. Voor de bedrijfsarts is volgens [naam gedaagde] geen rol meer weggelegd nu [eiser naam] door het UWV arbeidsgeschikt is verklaard. Indien [eiser naam] van oordeel is dat hij nog arbeidsongeschikt is, kan hij een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Gelet op het bepaalde in artikel 7:629a BW had [eiser naam] dit ook moeten doen.
4.3.
Tot slot betwist [naam gedaagde] dat [eiser naam] aanspraak kan maken op 28 overuren, nu niet is gesteld, noch aangetoond dat deze structureel zijn. Voorts verzoekt [naam gedaagde] om bij toewijzing niet meer dan 70% van het salaris toe te wijzen gelet op de arbeids-ongeschiktheid die in dat geval kennelijk wordt aangenomen.
De beoordeling
5.1.
De kantonrechter is van oordeel dat met de aard van de vordering de spoedeisendheid is gegeven.
5.2.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat uit het door partijen bij de afdeling bestuursrecht van de rechtbank ingestelde beroep zal moeten blijken of de beslissing van het UWV in stand zal blijven. In het kader van het onderhavige kort geding zal de kantonrechter echter uit dienen te gaan van de juistheid van die beslissing.
Dit betekent dat ervan uit dient te worden gegaan dat [naam gedaagde] niet aan haar re-integratie-verplichtingen heeft voldaan en dat [naam gedaagde] eerst dan aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan indien [eiser naam] werkt in passend werk (met een structureel karakter), dan wel -met toestemming van [eiser naam]- buiten het bedrijf van [naam gedaagde]. Dat [naam gedaagde] door toedoen van [eiser naam] niet aan deze verplichtingen heeft kunnen voldoen, zoals [naam gedaagde] lijkt te betogen, heeft [naam gedaagde] niet aannemelijk gemaakt.
Met betrekking tot de uitnodiging voor het gesprek op 25 november 2013 overweegt de kantonrechter dat [naam gedaagde] vooraf bekend was met het feit dat [eiser naam] zich wilde laten vergezellen door zijn gemachtigde. Tevens was het [naam gedaagde] vooraf bekend dat de gemachtigde van [eiser naam] op 25 november 2013 verhinderd was. Dat het gesprek op 25 november 2013 geen doorgang kon vinden, kan [eiser naam] dan ook niet worden toegerekend. Om vervolgens van [eiser naam] te verlangen zijn werkzaamheden te hervatten, zonder dat vooraf overleg had plaatsgevonden en zonder zorg te dragen voor adequate re-integratie activiteiten, getuigt naar het oordeel van de kantonrechter niet van goed werkgeverschap. [eiser naam] diende immers nog te re-integreren, hetzij in passend werk bij [naam gedaagde], hetzij bij een andere werkgever. De FML van 10 juli 2012, die blijkens de brief van het UWV van 13 november 2013 nog steeds geldig is, vermeldt ten aanzien van de beperkingen en mogelijkheden met betrekking tot de werktijden ook dat [eiser naam] bij voorkeur op regelmatige tijden overdag moet werken, dat de te werken uren opgebouwd moeten worden en dat op termijn, na opbouw van uren, maximaal 40 uur per week gewerkt kan worden. Dat [naam gedaagde] stappen heeft ondernomen om een en ander te realiseren, is gesteld noch gebleken. Dat [eiser naam] op of na 25 november 2013 zijn werkzaamheden niet heeft hervat, komt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter op grond van het bepaalde in artikel 7:628 lid 1 BW dan ook voor rekening van [naam gedaagde].
Dit alles brengt met zich dat [naam gedaagde], overeenkomstig de beslissing van het UWV, gehouden is het loon van [eiser naam] door te betalen op grond van de WIA.
5.3.
Gelijk [naam gedaagde] heeft aangevoerd brengt dit met zich dat [eiser naam] aanspraak kan maken op 70% van zijn salaris. Daarnaast acht de kantonrechter de vordering van [eiser naam] toewijsbaar tot uiterlijk 25 augustus 2014, nu de in het geding zijnde loondoorbetalingsverplichting op dat moment eindigt.
Dat [eiser naam] daarnaast aanspraak kan maken op vergoeding van 28 overuren heeft [eiser naam], ondanks de betwisting van de zijde van [naam gedaagde], niet aannemelijk gemaakt. De kantonrechter zal het door [eiser naam] gevorderde loon dan ook toewijzen tot een bedrag van € 1.384,88 (70% van € 1.978,40). Voor zover [eiser naam] tevens vakantietoeslag heeft gevorderd, zal de kantonrechter deze vordering afwijzen, nu niet is gesteld of gebleken dat enig bedrag aan vakantietoeslag reeds opeisbaar is.
De door [eiser naam] gevorderde wettelijke verhoging zal, gelet op alle omstandigheden van het geval, worden gematigd tot 25% over het achterstallige salaris. De gevorderde wettelijk rente over het achterstallige salaris en over de wettelijke verhoging zal als onweersproken worden toegewezen.
De door [eiser naam] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten acht de kantonrechter, bij gebreke van enige onderbouwing, niet toewijsbaar.
5.4.
[naam gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [eiser naam] worden begroot op:
- explootkosten € 77,52
- overige kosten € 23,86
- griffierecht € 77,00
- salaris gemachtigde
€ 400,00(2 punten x tarief € 200,00)
totaal € 578,38.
Beslissing
De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
veroordeelt [naam gedaagde] tot betaling aan [eiser naam] van € 1.384,88 per vier weken vanaf 25 november 2013 tot uiterlijk 25 augustus 2014, zijnde 70% van het hem toekomende periodieke loon per vier weken, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 25% over het tot de dag der dagvaarding verschuldigde bedrag, alsmede tot betaling van de wettelijke rente over voormelde bedragen.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser naam] begroot op € 578,38, waarvan te voldoen aan de Rechtbank Noord-Nederland het bedrag van € 77,52 wegens explootkosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A. van der Meer, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41