ECLI:NL:RBNNE:2014:4524

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
2847662 CV EXPL 14-3908
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en concurrentiebeding in het geval van schadeplichtig ontslag

In deze zaak heeft Kral Westen Makelaardij B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot de nakoming van een concurrentiebeding en een relatiebeding. Kral Westen vorderde onder andere een dwangsom en schadevergoeding wegens vermeende overtredingen van deze bedingen door [gedaagde]. De arbeidsovereenkomst van [gedaagde] was op 8 mei 2012 op staande voet beëindigd, maar [gedaagde] heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen. De kantonrechter had eerder in een kort geding geoordeeld dat Kral Westen onvoldoende bewijs had geleverd voor een dringende reden voor het ontslag, en had Kral Westen veroordeeld tot doorbetaling van het loon.

De kantonrechter heeft in deze procedure overwogen dat er sprake was van een schadeplichtig ontslag, waardoor [gedaagde] niet aan het concurrentiebeding kon worden gehouden. De rechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding en het relatiebeding niet rechtsgeldig konden worden ingeroepen, omdat Kral Westen het ontslag op staande voet niet had kunnen onderbouwen. Kral Westen had geen hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis en had ook geen bodemprocedure aangespannen om het ontslag te rechtvaardigen.

De rechter heeft geconcludeerd dat Kral Westen niet kon bewijzen dat [gedaagde] onrechtmatig had gehandeld door een eigen makelaardij te beginnen en relaties van Kral Westen te benaderen. De vorderingen van Kral Westen zijn afgewezen, en Kral Westen is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A. Fokkema op 16 september 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 2847662 CV EXPL 14-3908
Vonnis d.d. 16 september 2014
inzake
de besloten vennootschap
Kral Westen Makelaardij B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende aan [adres],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna te noemen Kral Westen,
gemachtigde mr. A.F. Haaima, werkzaam bij D.A.S. Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, (postbus 23000, 1100 DM Amsterdam),
tegen
[gedaagde partij],
wonende aan [adres],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde mr. M.J. Blokzijl, advocaat te Groningen (Lopendediep NZ, 9712 NV)
PROCESVERLOOP
Bij inleidende dagvaarding en akte vermeerdering van eis met bijlagen heeft Kral Westen, zakelijk weergegeven, gevorderd om [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot nakoming van het concurrentiebeding op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag, tot nakoming van het relatiebeding op straffe van € 5000,00 per overtreding, alsmede [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een boete/schadevergoeding van € 92.000,00 en € 15.000,00 wegens het overtreden van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, tevens houdend een relatiebeding, een en ander kosten rechtens, waaronder de beslagkosten ten bedrage van € 3.009,22.
Bij conclusie van antwoord tevens houdende een (voorwaardelijke) eis in reconventie met bijlagen heeft [gedaagde] kort gezegd geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in conventie en tot toewijzing van de vordering strekkende tot (gedeeltelijke) vernietiging van het eerdergenoemde beding, althans meer subsidiair de gevorderde boetes te matigen tot nihil.
Ingevolge het tussenvonnis van 13 mei 2014 heeft vervolgens op 10 september 2014 in aanwezigheid van partijen – Kral Westen deugdelijk vertegenwoordigd – en hun gemachtigden een comparitie van partijen plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft [gedaagde] zich niet verzet tegen de vermeerdering van eis zijdens Kral Westen en hebben partijen buiten aanwezigheid van de kantonrechter tevens onderhandeld om tot een minnelijke schikking te geraken. Die onderhandelingen hebben niet tot resultaat geleid. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
[gedaagde] is krachtens (schriftelijke) arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2008 als gecertificeerd makelaar in dienst getreden van (de rechtsvoorganger) van Kral Westen. [gedaagde] was laatstelijk gerechtigd tot een bruto salaris van € 4.276,72 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
1.2
In de arbeidsovereenkomst is in artikel 16.1 een concurrentiebeding opgenomen dat als volgt luidt:
Relatiebeding
de werknemer zal gedurende een periode van 2 jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever geen cliënten van werkgever of de met werkgever gelieerde onderneming(en) benaderen of bedienen dan wel doen bedienen, op een wijze gelijk of gelijksoortig aan de wijze van bedienen van de werkgever of de met werkgever gelieerde onderneming(en). Onder cliënten worden tevens verstaan potentiele cliënten waarmee de werkgever of de met de werkgever gelieerde onderneming(en) gedurende deze arbeidsovereenkomst zakelijk contact heeft gehad. Tevens zal werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever niet na het einde van het hiervoor genoemde tijdvak van 2 jaar in enigerlei vorm een zaak, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van werkgever vestigen, drijven of mededrijven of doen drijven, hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm ook in een dergelijke zaak belang hebben binnen een straal van 5 kilometer rondom [plaats] waar werkgever gevestigd is.
1.3
In artikel 16.2 van de arbeidsovereenkomst is een boetebeding opgenomen dat als volgt luit:
Bij overtreding van dit beding verbeurt de werknemer een onmiddellijk opeisbare boete van € 5000,- per overtreding en tevens een boete van € 500,- per dag met een maximum van
€ 15.000,-
1.4
Op 8 mei 2012 heeft (de rechtsvoorganger van) Kral Westen [gedaagde] op staande voet ontslagen. [gedaagde] heeft tijdig de nietigheid van dat ontslag ingeroepen. (De rechtsvoorganger) van Kral Westen heeft het ontslag evenwel gehandhaafd.
1.5
Bij (onherroepelijk) vonnis in kort geding van 10 augustus 2012 heeft de kantonrechter in de rechtbank Groningen, locatie Winschoten, de vordering van [gedaagde] tot loondoorbetaling bij wijze van voorlopige voorziening toegewezen. Daarbij heeft de kantonrechter kort gezegd overwogen dat (de rechtsvoorganger) van Kral Westen in het bestek van de kort gedingprocedure onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] haar een dringende reden c.q. redenen heeft gegeven.
1.6
Bij (onherroepelijke) beschikking van 20 november 2012 heeft de kantonrechter in de rechtbank Groningen, locatie Winschoten, de arbeidsovereenkomst van partijen, voor zover deze nog mocht blijken te bestaan, ontbonden per 1 december 2012 onder toekenning aan [gedaagde] ten laste van (de rechtsvoorganger van) Kral Westen van een vergoeding van
€ 4.618,86.
1.7
In september 2013 is [gedaagde] als makelaar voor zich zelf begonnen. Hij heeft zich gevestigd op steenworp afstand van de vestiging van Kral Westen te [plaats].
1.8
Bij (onherroepelijk) vonnis in kort geding d.d. 11 maart 2014 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord Nederland het concurrentiebeding geschorst totdat in een bodemprocedure onherroepelijk in rechte is komen vast te staan dat het beding rechtsgeldig is en door [gedaagde] wordt overschreden.

2.De standpunten van partijen

2.1
Kral Westen heeft in essentie betoogd dat [gedaagde] het concurrentiebeding heeft overtreden door als zelfstandig ondernemer zonder haar toestemming een makelaardij te beginnen naast haar makelaardij te [plaats]. Daarnaast heeft [gedaagde] diverse relaties van haar benaderd en diensten aan dezen verleend, reden waarom [gedaagde] de overeengekomen boetes heeft verbeurd. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Kral Westen diverse producties (e-mailberichten en verklaringen) in het geding gebracht.
2.2
[gedaagde] heeft de stellingen van Kral Westen gemotiveerd betwist. In reconventie heeft hij geconcludeerd tot (gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentiebeding, althans, meer subsidiair de gevorderde boetes te matigen tot nihil.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen is een schriftelijk concurrentiebeding, mede bevattend een relatiebeding, overeengekomen als bedoeld in artikel 7:653 lid 1 BW waaraan [gedaagde] in beginsel kan worden gehouden. Dat beginsel lijdt ingevolge artikel 7:653 lid 3 BW uitzondering ingeval van een schadeplichtig ontslag. [gedaagde] heeft zich onder meer op laatstbedoelde (meest vertrekkende) variant beroepen. De kantonrechter overweegt ter zake nader als volgt.
3.2
De eerste vraag die beantwoording behoeft luidt of er rechtens een wezenlijk onderscheid bestaat tussen het klassieke concurrentiebeding en een relatiebeding. In het spoor van de literatuur en de jurisprudentie dient die vraag ontkennend te worden beantwoord. Een relatiebeding voldoet aan de definitie van het beding als bedoeld in artikel 7:653 BW, zij het dat haar werkingssfeer beperkter is en dat bij vernietiging daarvan enige terughoudendheid geboden is. Een relatiebeding, doorgaans geduid als een afgezwakt concurrentiebeding, wordt in de rechtspraak principieel niet anders benaderd dan een concurrentiebeding. Ook de werkingssfeer van een relatiebeding dient derhalve te worden getoetst aan het bepaalde in artikel 7:653 lid 3 BW. In dat licht diene het volgende.
3.3
Tussen partijen is niet in debat dat Kral Westen [gedaagde] op 8 mei 2012 op staande voet heeft ontslagen. [gedaagde] heeft de nietigheid van dat ontslag ingeroepen stellende dat hij Kral Westen geen dringende reden heeft gegeven. Kral Westen is daarop niet op haar schreden teruggekeerd. Zij heeft het ontslag op staande voet gehandhaafd.
3.4
Om, onder meer, doorbetaling van loon af te dwingen heeft [gedaagde] vervolgens een kort geding aanhangig gemaakt tegen Kral Westen Bij vonnis van 10 augustus 2012 heeft de kantonrechter Kral Westen veroordeeld tot doorbetaling van loon, aangezien er, naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter, een gerede kans bestond dat het gegeven ontslag op staande voet in de bodemprocedure geen stand zou houden.
3.5
Kral Westen heeft van voormeld vonnis in kort geding geen hoger beroep ingesteld. Voorts heeft zij geen bodemprocedure geëntameerd gericht op het verkrijgen van (bijvoorbeeld) een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven. Wel heeft Kral Westen op de voet van artikel 7:685 BW een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Bij beschikking van 20 november 2012 heeft de kantonrechter het verzoek van Kral Westen toegewezen per 1 december 2012, zulks evenwel onder toekenning aan [gedaagde] ten laste van Kral van een vergoeding naar billijkheid gerelateerd aan correctiefactor 0,25 van de kantonrechtersformule.
3.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de kantonrechter tot de gevolgtrekking dat in casu sprake is geweest van een schadeplichtig ontslag als bedoeld in artikel 7:653 lid 3 BW. Nu Kral niet heeft geappelleerd van het kort gedingvonnis, maar daaraan uitvoering heeft gegeven door het bedongen loon tot 1 december 2012 door te betalen en Kral niet kan bogen op een oordeel ten gronde dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, is het vonnis in kort geding naar het oordeel van de kantonrechter leidend.
3.7
Hoewel Kral Westen kan worden nagegeven dat de kantonrechter in zijn ontbindingsbeschikking van 20 november 2012 heeft overwogen dat de afwezigheid van de noodzakelijke vertrouwensband tussen Kral Westen en [gedaagde] in belangrijke mate aan laatstgenoemde is te wijten en dat een ontbindingsbeschikking met toekenning van een vergoeding er op zich zelf niet aan in de weg staat om een werknemer aan een concurrentiebeding te houden, kan dat hier niet tot een ander oordeel leiden, waar de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een voorwaardelijk karakter droeg, namelijk voor het geval deze zou blijken te bestaan, hetgeen impliceert dat Kral Westen er vanuit is gegaan dat op 8 mei 2012 op goede gronden ontslag op staande voet is gegeven. Bovendien heeft de kantonrechter geen dringende reden aan de ontbinding ten grondslag gelegd.
3.8
Alleen als Kral Westen het ontslag op staande voet zou hebben ingetrokken en een onvoorwaardelijk verzoek tot ontbinding, leidend tot een onvoorwaardelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zou hebben ingediend, zou niet kunnen worden gesproken van een schadeplichtig ontslag en zou de mogelijke overtreding van het concurrentie- en relatiebeding zijdens Beilen, alsmede diens vordering tot (partiële) vernietiging daarvan inhoudelijk kunnen worden getoetst. Kral Westen heeft die weg om haar moverende redenen evenwel niet gevolgd.
3.9
Voor zover Kral Westen heeft beoogd om haar vordering te baseren op onrechtmatige concurrentie kan haar dat niet baten. Nu, achteraf, in rechte is vastgesteld dat [gedaagde] niet aan het concurrentie- en relatiebeding kan worden gehouden, stond het [gedaagde] in beginsel niet alleen vrij om voor zich zelf te beginnen op dezelfde markt als waarop Kral Westen actief is, maar kan hem in het licht van het vrije economische verkeer ook niet worden tegengeworpen dat hij relaties van Kral Westen heeft benaderd en bediend. Dat zou pas anders zijn indien [gedaagde] daarbij onrechtmatig heeft gehandeld als bedoeld in artikel 6: 162 BW. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] zich op 500 meter afstand van Kral Westen heeft gevestigd en haar klanten heeft benaderd en bediend kunnen ingevolge de heersende jurisprudentie niet de gevolgtrekking dragen dat er sprake is van onzorgvuldige, oneerlijke en dus onrechtmatige concurrentie. Er dient, met andere woorden, sprake te zijn van onzorgvuldig handelen naast de hiervoor omschreven handelwijze van [gedaagde]. Dienaangaande heeft Kral Westen evenwel te weinig concrete feiten en omstandigheden gesteld. Bovendien heeft zij ter zake geen concrete schade gesteld. Zij heeft slechts de forfaitaire boetes gevorderd.
3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zullen de vorderingen van Kral Westen moeten worden afgewezen en behoeven de vorderingen in reconventie, die naar het oordeel van de kantonrechter een voorwaardelijk karakter hebben, geen nadere bespreking.
3.11
Als in het ongelijk gestelde partij zal Kral Westen worden verwezen in de kosten van de procedure.
BESLISSING
De kantonrechter
wijst af de vorderingen van Kral Westen;
veroordeelt Kral Westen in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] gevallen en begroot deze op € 1.200,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 16 september 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: af