RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920099-14; 18.930250-13 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 05 september 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 augustus 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 21 mei 2014 op de weg N378 te/nabij [pleegplaats 1], (althans) in de gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1], hoofdagent van politie, en/of [slachtoffer 2], brigadier van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar
bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met die (personen)auto met hoge, althans aanmerkelijke, snelheid op een (politie)auto waarin voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden, is toegereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 21 mei 2014 op de weg N378 te/nabij [pleegplaats 1], (althans) in de gemeente Aa en Hunze, [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 2] (brigadier van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk als bestuurder van een (personen)auto met die (personen)auto met hoge, althans aanmerkelijke, snelheid op een (politie)auto waarin voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden, toegereden;
2. hij op of omstreeks 21 mei 2014 te [pleegplaats 2], (althans) gemeente Pekela, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Honda Civic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3. hij op of omstreeks 01 mei 2014 te [pleegplaats 3], (althans) in de gemeente Midden-Drenthe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Gilera Eco Citta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 3 is tenlaste-gelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
12 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd;
toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling;
toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte het voornemen had om aan de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het handelen van verdachte was er naar het oordeel op gericht aan de achtervolging door de politie te blijven ontkomen.
De verdachte dient eveneens van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit met de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Uit het dossier blijkt dat [verbalisant] verdachte herkent van een foto die zij in een email heeft ontvangen. Het emailbericht met de daarin opgenomen foto is niet bij het dossier gevoegd zodat niet duidelijk is of verbalisant verdachte herkent van een van de screenprints van de beelden van de beveiligingscamera of dat het de foto is die is gebruikt bij de briefing van Politie Noord Drenthe en weergegeven op pagina 138 van het dossier.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de screenprints niet onomstotelijk dat het verdachte is geweest die de bromfiets op 1 mei 2014 heeft gestolen.
Bewijsmotivering
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
Uit die bewijsmiddelen volgt dat verdachte met hoge snelheid op de rotonde nabij [pleegplaats 1] afreed. Op die rotonde stonden verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun voertuig te wachten op de naderende verdachte.
Verdachte heeft in de nabijheid van de rotonde naar links gestuurd (kennelijk) om het voor hem rijdend verkeer te ontwijken en om aan de achtervolging door de politie te blijven ontkomen. Als gevolg van die stuurbeweging reed verdachte nog steeds met hoge snelheid op verbalisanten af. Gelet op deze omstandigheden konden verbalisanten zich bedreigd voelen met enig misdrijf tegen hun leven gericht. Verbalisanten geven immers aan in hun proces-verbaal van bevindingen dat zij vreesden voor hun leven.
Dat verdachte allerlei handelingen heeft verricht om de politieauto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te kunnen ontwijken doet aan de bewezen geachte bedreiging niet af.
De rechtbank gaat van de volgende bewijsmiddelen uit.
- een proces-verbaal van bevindingend.d. 26 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de waarnemingen en bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 1], hoofdagent van politie en [slachtoffer 2], brigadier van politie.
Op 21 mei 2014 hebben heb ik met collega [slachtoffer 2] ons dienstvoertuig tot stilstand gebracht op de rotonde ter hoogte van [pleegplaats 1] en ter hoogte van de oprit naar de N378.
Hierdoor hadden wij zicht op het voor ons tegemoetkomende verkeer zodat wij de achtervolging konden inzetten wanneer het voertuig ons zou passeren. Daarnaast was het voertuig voorzien van optische signalen.
Wij zagen dat het voertuig met hoge snelheid reed. Ik, verbalisant [slachtoffer 1] schatte de snelheid van het voert op ruim 140 km/uur. Wij zagen dat het voertuig op de linker rijbaan ging rijden en recht op ons af kwam rijden. Wij hoorden of zagen niets waaruit kon blijken dat het voertuig vaart minderde.
Wij zagen dat het voertuig in een slip raakte. Ik verbalisant [slachtoffer 2] zag de auto op mij afkomen. Ik schatte de afstand van de auto tot ons voertuig op dat moment op ongeveer twintig meter. Ik riep door de portofoon dat er een aanrijding ging plaatsvinden. Ik maakte me gereed voor de klap die komen zou.
Ik verbalisant [slachtoffer 1] zag dat het voertuig voor ons dienstvoertuig langs schoot en op de rotonde tot stilstand kwam.
Wij verbalisanten hoorden dat de verdachte bleek te zijn: [verdachte].
- een tweetal processen-verbaal van verhoor verdachted.d. 21 mei 2014 respectievelijk 22 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik had de auto gestolen en ik zag een politieauto keren. Toen bij een rotonde stond een politieauto schuin op de weg en aan de andere kant stond verkeer. Je kon er niet langs.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen te weten:
- een proces-verbaal van aangifted.d. 21 mei 2014, inhoudende de verklaring van [persoon], namens[slachtoffer 3] te [pleegplaats 2].
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2014.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 21 mei 2014 op de weg N378 nabij [pleegplaats 1], [slachtoffer 1], hoofdagent van politie, en [slachtoffer 2], brigadier van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk als bestuurder van een personenauto met die personenauto met hoge snelheid op een politieauto waarin voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden, toegereden;
2. hij op 21 mei 2014 te [pleegplaats 2], (althans) gemeente Pekela, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Honda, toebehorende aan[slachtoffer 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte twee verbalisanten heeft bedreigd op een wijze zoals hiervoor in de bewijsmiddelen is opgenomen en dat verdachte een auto heeft gestolen.
Verdachte had een auto gestolen in [plaats] en toen hij vernam dat de politie achter hem aan kwam is verdachte op de vlucht geslagen. Hij probeerde met hoge snelheid en inhaalmanoeuvres aan de politie te ontkomen. Toen verdachte de rotonde naderde waar verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met hun voertuig stonden is verdachte op de linker rijbaan gaan rijden om het voor hem rijdende verkeer te ontwijken.
Uit de verklaringen van de verbalisanten komt naar voren dat zij voor hun leven gevreesd hebben door de handelwijze van verdachte. Zij zagen een auto die in de slip was geraakt recht op hen afkomen en leefden in de veronderstelling dat verdachte hen met zijn auto vol zou raken. Hetgeen gelukkigerwijze niet is gebeurd.
Door zijn handelwijze heeft verdachte voornoemde verbalisanten op een forse wijze bedreigd door met hoge snelheid op hen af te rijden. Hij heeft daardoor een voor hen levensbedreigende situatie doen ontstaan. Ook heeft verdachte door zijn rijgedrag het overige verkeer in gevaar gebracht. De rechtbank zal met dat laatste ook in de strafoplegging rekening houden nu verdachte dat feit heeft bekend en hiermee als afgedaan wordt beschouwd.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasserings-advies d.d. 1 juli 2014. De reclassering heeft een aantal bijzondere voorwaarden gesteld waaraan verdachte -zoals hij op de terechtzitting heeft aangegeven- wil meewerken. Met name dat hij gemotiveerd is om zich klinisch te laten behandelen ook als die behandeling langdurig zal zijn.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het omvangrijke strafblad van verdachte d.d. 28 juli 2014.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd.