De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend ten bedrage van € 1.370,19, bestaande uit een bedrag aan € 370,19,-- aan materiële schade, te weten € 10,19 aan reiskosten en € 360,00 aan eigen risico van de ziektekostenverzekering, en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie oordeelt dat de vordering tot een bedrag van € 1.148,19 kan worden toegewezen, en wel een bedrag aan € 370,19,-- aan materiële schade en een bedrag van
€ 778,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij moet in zijn vordering voor wat betreft het overig immateriële gedeelte naar de mening van de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard.
De raadsvrouw van verdachte verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op haar vrijspraakverweer.
De rechtbank acht het causaal verband c.q. rechtstreeks verband tussen het bewezen verklaarde feit en de gevorderde schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade niet of onvoldoende bewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.