ECLI:NL:RBNNE:2014:4807

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
C18/149885/KG ZA 14-210
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding wegens onvoldoende onderbouwing en declaratoire uitspraak

In deze zaak, die op 3 oktober 2014 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, heeft eiser [A] een kort geding aangespannen tegen de N.V. Wonen Boven Winkels. De vorderingen van [A] omvatten een verklaring voor recht dat Wonen Boven Winkels zich onrechtmatig heeft gedragen en een voorschot op schadevergoeding van € 75.000,00. De rechtbank heeft beide vorderingen afgewezen. De verklaring voor recht werd afgewezen omdat dit een declaratoire uitspraak betreft, die niet in kort geding kan worden gegeven. De vordering tot voorschot op schadevergoeding werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van de gestelde schade.

De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 10 september 2014. Tijdens deze zitting heeft de advocaat van [A] zijn standpunten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de vorderingen niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] niet heeft aangetoond op welke gronden Wonen Boven Winkels aansprakelijk zou zijn voor de gestelde schade. De rechter heeft ook opgemerkt dat eerdere gerechtelijke procedures over dezelfde schadeposten al waren behandeld, wat de afwijzing van de vorderingen verder onderstreepte.

De rechtbank heeft [A] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.708,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P.J. Duinkerken en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/149885 / KG ZA 14-210
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2014
in de zaak van
[A],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
eiser,
advocaat mr. M.G.J. Smit,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. WONEN BOVEN WINKELS GRONINGEN,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.Th. Yspeert.
Partijen zullen hierna [A] en Wonen Boven Winkels genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling d.d. 10 september 2014;
  • de pleitnota van [A];
  • de pleitnota van Wonen Boven Winkels;
  • de sluiting van de behandeling ter zitting, waarbij vonnis is bepaald;
  • het verzoek van [A] tot wraking van de voorzieningenrechter;
  • het proces-verbaal van de zitting d.d. 10 september 2014;
  • de beslissing van 22 september 2014 van de wrakingskamer van deze rechtbank, waarbij het verzoek tot wraking van mr. Duinkerken is afgewezen en is bepaald dat de hoofdzaak (met zaaknummer C/18/149885 / KG ZA 14-210) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

2.De feiten

2.1.
Op 1 maart 2005 heeft Wonen Boven Winkels de destijds door [A] gehuurde bedrijfsruimte aan de [adres] te Groningen in eigendom verkregen. Tussen partijen gold daardoor een huurovereenkomst. In het gehuurde dreef [A] een kapsalon onder de naam ‘Kapsalon Butterfly’.
2.2.
Wonen Boven Winkels heeft het pand in 2006 gerenoveerd. Ten gevolge van deze werkzaamheden is tussen partijen een dispuut ontstaan, hetgeen heeft geleid tot een gerechtelijke procedure inzake huurachterstand en geleden schade. [A] heeft op 1 januari 2007 het gerenoveerde bedrijfspand wederom betrokken.
2.3.
Bij vonnis van 12 april 2007 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen Wonen Boven Winkels en [A] ontbonden. Het vonnis is
nietuitvoerbaar bij voorraad verklaard. [A] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 10 juli 2012 heeft het hof de beslissing tot ontbinding van de huurovereenkomst bekrachtigd.
2.4.
Op zondag 13 juni 2010 hebben huurders van de boven de door [A] gehuurde bedrijfsruimte gelegen appartementen bij Wonen Boven Winkels geklaagd dat de toegang tot het voorste deel van de kelder onmogelijk was gemaakt omdat door [A] een nieuw slot in de toegangsdeur was geplaatst.
2.5.
Bij schrijven van 14 juni 2010 heeft Wonen Boven Winkels [A] verzocht en gesommeerd om de kelder ter vrije beschikking te stellen van Wonen Boven Winkels, opdat zij haar huurders weer het ongestoorde woongenot kan verschaffen.
Bij vonnis d.d. 21 juli 2010 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is [A] veroordeeld tot ontruiming van het pand. Daarbij is [A] een ontruimingstermijn van zes weken gegund. Bij arrest d.d. 21 september 2010 heeft het gerechtshof te Leeuwarden, voorzover thans van belang, dat vonnis bekrachtigd.
2.6.
Na de betekening van dat arrest op 23 september 2010 heeft [A] op diezelfde dag de ruiten van zijn kapsalon ingegooid en heeft leuzen geschilderd op het door hem gehuurde pand en op het wegdek daarvóór. [A] heeft zich daarop verschanst in het pand en is vervolgens door de politie aangehouden en overgebracht naar het cellencomplex te Groningen.
2.7.
Bij vonnis van 24 september 2010 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen op vordering van Wonen Boven Winkels [A] verboden om gedurende zes maanden na het wijzen van dat vonnis persoonlijk en/of telefonisch contact op te nemen met Wonen Boven Winkels, de Stichting Lefier, alsmede de medewerkers van Wonen Boven Winkels en/of de Stichting Lefier. Tevens is [A] daarbij verboden om zich gedurende zes maanden daarna te bevinden in het gebied dat wordt gevormd door de Gelkingestraat, Hoogstraat, Donkersgang, Carolieweg, Burchtstraat, het Zuiderdiep tussen de Herestraat en de Oosterstraat, de Eerste Drift, Tweede Drift en de Prinsenstraat tussen de Eerste Drift en de Tweede Drift, alle te Groningen.

3.Het geschil

3.1.
De vordering van [A] strekt ertoe:
te oordelen dat Wonen Boven Winkels zich onrechtmatig heeft gedragen ten opzichte van [A];
te oordelen dat [A] een voorschot ontvangt van € 75.000,00;
Wonen Boven Winkels te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Wonen Boven Winkels heeft verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het onder A gevorderde dient reeds te worden afgewezen omdat een declaratoire uitspraak geen voorziening is die in kort geding kan worden gegeven.
4.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom zoals gevorderd onder B, is ingevolge vaste jurisprudentie terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3.
In de inleidende dagvaarding heeft [A] een aantal punten genoemd die hij Wonen Boven Winkels verwijt en aangevoerd dat hij schade heeft geleden verband houdende met de sluiting van zijn bedrijf en de diverse procedures die hij tegen Wonen Boven Winkels heeft gevoerd. Hij heeft echter niet uiteengezet op grond waarvan Wonen Boven Winkels voor die gestelde schade aansprakelijk zou zijn. Door de voorzieningen-rechter is de advocaat van [A] ter zitting meermalen bevraagd naar de grondslag van de vordering. Daarop is in globale, algemene bewoordingen gesteld dat sprake is geweest van onrechtmatige gedragingen, “zoals smaad en laster”, van de zijde van Wonen Boven Winkels jegens [A] en aangevoerd dat sedert 2005 van “a tot z” onrechtmatig is gehandeld door Wonen Boven Winkels met het enkele doel [A] uit zijn bedrijf te krijgen. Desgevraagd is die stellingname niet nader geconcretiseerd dan dat sprake zou zijn geweest van pesterijen van de zijde van Wonen Boven Winkels, van onnodig gevoerde gerechtelijke procedures en van diverse strafrechtelijke aangiftes. In welk opzicht een en ander tegenover [A] onrechtmatig zou zijn en tot welke specifieke schadeposten dat zou hebben geleid is -ook na doorvragen- niet naar voren gebracht.
Reeds daarom dient de ook de vordering sub B te worden afgewezen. Daar komt nog bij dat van de zijde van [A] niet is weersproken dat diverse van de in het onderhavige kort geding opgevoerde schadeposten reeds onderwerp zijn geweest van eerdere gerechtelijke procedures die hebben geleid tot in kracht van gewijsde gegane uitspraken.
4.4.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wonen Boven Winkels worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.708,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Wonen Boven Winkels tot op heden begroot op € 2.708,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.type: js