ECLI:NL:RBNNE:2014:4845

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
6 oktober 2014
Zaaknummer
AWB 14/3971
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning Coolblue te Groningen

Op 8 oktober 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Media Markt Groningen Sontplein B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Media Markt Groningen Sontplein B.V. had bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning aan Visser Vastgoed Beleggingen B.V. voor het vestigen van Coolblue B.V. aan Het Hout in Groningen. De vergunning was verleend voor de activiteiten bouwen en strijdig gebruik, ondanks dat het project in strijd was met het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang aanwezig was, omdat er al gebruik werd gemaakt van de verleende omgevingsvergunning. Tijdens de zitting op 1 oktober 2014 is het geschil behandeld, waarbij verzoekster en verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning voldeed aan de voorwaarden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Verzoekster voerde aan dat de vestiging van Coolblue zou leiden tot een onevenredige parkeerdruk in de omgeving, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de berekening van de parkeerdruk door verweerder adequaat was uitgevoerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende parkeerruimte beschikbaar was en dat de verkeersveiligheid niet in het geding was. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven na bezwaar.

De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Bastin, in aanwezigheid van mr. C.T. Hofman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2014. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: AWB 14/3971

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 oktober 2014 in de zaak tussen

Media Markt Groningen Sontplein B.V., te Groningen, verzoekster

(gemachtigde: mr. H.P. Wiersema)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder
(gemachtigde: mr. P.J. van de Sande).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
Visser Vastgoed Beleggingen B.V., te Sappemeer en
Coolblue B.V.te Groningen
(gemachtigde: mr. P.M.J. de Goede).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan Visser Vastgoed Beleggingen B.V. (vergunninghouder) ten behoeve van het vestigen van Coolblue B.V. (Coolblue), een webwinkel met detailhandel, aan Het Hout 145, 146, 147 en 148 te Groningen. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en strijdig gebruik.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoekster op 22 september 2014 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het geschil is behandeld op de zitting van 1 oktober 2014. Verzoekster is vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger], bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en G. Holband. Namens vergunninghouder en Coolblue is verschenen[vertegenwoordiger], bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

1.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.1.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
1.2.
Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Ook overigens is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
2.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het spoedeisend belang aanwezig moet worden geacht, omdat reeds gebruik wordt gemaakt van de verleende omgevingsvergunning.
3.
Op 25 februari 2014 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning ten behoeve van het vestigen van Coolblue, een webwinkel met detailhandel, aan Het Hout 145, 146, 147 en 148 te Groningen.
3.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend. De vergunning ziet op de activiteiten bouwen en met het bestemmingsplan strijdig gebruik.
4.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: a) het bouwen van een bouwwerk of het c) gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
In artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo is bepaald dat indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo slechts kan worden verleend in de bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen gevallen. Deze amvb betreft het Besluit omgevingsrecht (Bor).
In artikel 2.7 van het Bor is bepaald dat de categorieën van gevallen als bedoeld in het hierboven vermelde artikel, worden aangewezen in artikel 4 van bijlage II van het Bor. Het betreffen gevallen die van (relatief) beperkte planologische betekenis worden geacht, de zogenaamde kruimelgevallen.
In artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor is, voor zover hier van belang, bepaald dat voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking komt: het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits a) het bouwwerk is gelegen binnen de bebouwde kom en b) de oppervlakte niet meer is dan 1500 m².
5.
Op grond van het bestemmingsplan “Sontweggebied-Damsterdiep” rust op het perceel de bestemming “Wonen”. Op grond van artikel 13.1, onder a en onder c, van de planvoorschriften - voor zover hier van belang - zijn de gronden aangewezen voor onder meer wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, en voor zakelijke dienstverlening en/of horecabedrijven in de categorieën horeca-1, horeca-2 en horeca-3 ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd-1’, met dien verstande dat alleen de begane grond en ten hoogste 20% van de oppervlakte van de eerste verdieping voor deze functie mag worden gebruikt.
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat het project in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de beoogde activiteiten niet passen binnen de geldende bestemming. Verweerder heeft de omgevingsvergunning toch verleend en heeft, zoals volgt uit het bestreden besluit, daarbij gebruik gemaakt van zijn in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo, in verbinding met artikel 2.7 van het Bor en artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor, neergelegde bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan.
6.
Niet in geschil is dat aan de voorwaarden van artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor is voldaan, zodat verweerder bevoegd is artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo toe te passen. De voorzieningenrechter overweegt dat vervolgens aan de orde is de vraag of verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
6.1.
Verweerder heeft in het bestreden besluit te kennen gegeven dat Coolblue een landelijke, zeer populaire winkelformule is. Het is een bedrijf dat is begonnen als webshop en heeft daarna fysieke winkels geopend. Coolblue is een paraplunaam voor 310 webwinkels welke voornamelijk consumentenelektronica verkopen, maar ook speelgoed, sportartikelen en meer. Het is een bedrijf met 350 miljoen euro omzet per jaar en 680 medewerkers. Van de omzet wordt 85 procent gehaald via verkoop en het rechtstreeks thuis bezorgen van verkochte producten. De winkels worden voornamelijk ingericht met servicedesks waar experts gerichte informatie geven. De fysieke Coolblue winkel (ongeveer 200 m²) wordt vooral bezocht door gerichte klanten die zich hebben georiënteerd op internet. Coolblue is er dan ook niet op gericht om zich te vestigen nabij fysieke loopstromen. Coolblue wil vooral goed bereikbaar zijn voor de (digitale) klanten. Het liefst op een plek waar zij zichtbaar zijn en nabij parkeerfaciliteiten. Vestiging in de binnenstad ligt hierdoor minder voor de hand. Tot 1 augustus 2014 had Coolblue een winkel aan de A-weg. Deze locatie voldeed niet meer in verband met uitstraling, bereikbaarheid en interne inrichtingseisen. Huurprijzen spelen in de overwegingen niet primair een rol, maar hebben wel invloed. Gezien het feit dat de winkel maar zeer beperkt bijdraagt aan de omzet en zich vooral richt op aanvullende service, is het verdienmodel van een Coolblue-winkel beperkt. Onderhavige locatie sluit volgens verweerder goed aan bij bovenstaande wensen. Met dit project wordt verder leegstand op de locatie tegen gegaan.
Ook acht verweerder van belang dat vanuit de detailhandel steeds meer initiatieven komen die zich buiten de binnenstad willen vestigen. Coolblue is hier een goed voorbeeld van, aldus verweerder. Verweerder is voornemens om met een nadere analyse van deze ontwikkelingen te komen en op basis van deze analysen het beleid te actualiseren. Vooruitlopend op deze actualisatie wil verweerder onderhavig project graag faciliteren.
7.
Verzoekster heeft in het kader van de gevraagde voorlopige voorziening aangevoerd dat aan Het Hout en in de directe omgeving van de beoogde Coolblue-vestiging beperkte parkeerruimte beschikbaar is. Coolblue is volgens verzoekster in grote mate afhankelijk van klanten die met de auto komen en van transportwagens voor het vervoeren van verkochte artikelen. Deze afhankelijkheid in samenhang met de beperkte parkeervoorzieningen in de directe omgeving van de winkel zal een onevenredige parkeerdruk veroorzaken in de rest van het gebied. Het is aannemelijk dat de vestiging van Coolblue zal zorgen voor ontwrichting van de huidige parkeersituatie. Verweerder heeft hier volgens verzoekster ten onrechte geen rekening mee gehouden.
7.1.
Met verzoekster is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat de berekening van de parkeerdruk is uitgevoerd. Ter zitting heeft verweerder inzicht verschaft in de vraag welke cijfers zijn gehanteerd bij de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen, welke stedelijkheidsgraad is toegepast en op welke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien. Aan de hand van de Beleidsregels parkeernormen 2012 (Beleidsregels) heeft verweerder vastgesteld dat de winkel van Coolblue met een verkoopvloeroppervlakte van ongeveer 200 m² een parkeerbehoefte van zeven parkeerplaatsen oproept. Coolblue huurt in de parkeerkelder van het complex waar het filiaal is gevestigd zeven parkeerplaatsen. Hiermee wordt volgens verweerder voldaan aan de Groninger Bouwverordening 2010 (Bouwverordening) waarin in artikel 2.5.30 is bepaald dat parkeren op eigen terrein moet worden opgelost. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat de Beleidsregels onredelijk zijn dan wel dat verweerder de Beleidsregels onjuist heeft toegepast.
7.1.1.
Omdat het bezoekersparkeren veelal in de openbare ruimte zal plaatsvinden, heeft verweerder tevens gekeken wat de parkeerdruk is op de parkeerplaatsen rond het gebouw. Deze parkeerplaatsen maken geen onderdeel uit van het parkeerplein (Sontplein) waar verzoekster op doelt. De parkeerdruk komt tijdens openingstijden van de winkel, voorzover verweerder heeft kunnen vaststellen, nooit boven de 30% bezetting van de meer dan 80 aanwezige parkeerplaatsen. Uitgaande van een maximale parkeerdruk tot 85% staat daarmee vast dat in de onmiddellijke nabijheid van de winkel voldoende parkeerruimte aanwezig is. Er is voor klanten van Coolblue dus geen noodzaak om uit te wijken naar het parkeerterrein op het Sontplein. Daarbij zou, mocht dit noodzakelijk zijn, de aanwezige vrije parkeerruimte rond het gebouw voldoende zijn om een ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening. Als dit aan de orde zou zijn, zou verweerder hiertoe bereid zijn. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd geen aanleiding aan het voorgaande te twijfelen.
8.
Ter zitting heeft verzoekster verder aangevoerd dat ter plaatse oversteekmogelijkheden ontbreken; hiermee is volgens verzoekster de verkeersveiligheid in het geding. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster dit evenwel op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt.
9.
Met betrekking tot de stelling van verzoekster dat het bestreden besluit in strijd met het Algemeen Mandaatbesluit 2014 zou zijn genomen, overweegt de voorzieningenrechter dat, wat daar verder ook van zij, deze eventuele tekortkoming in bezwaar kan worden gerepareerd.
10.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat naar verwachting na bezwaar het bestreden besluit in stand zal kunnen blijven. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.T. Hofman als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2014.
De griffier, De voorzieningenrechter

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Afschrift verzonden op: