ECLI:NL:RBNNE:2014:4926

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
9 oktober 2014
Zaaknummer
K L 2849483 CV EXPL 14-2307 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling achterstallige huurpenningen door gedaagde vennoot

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 10 oktober 2014, stond de ontbinding van een huurovereenkomst centraal, waarbij de eiseres, de besloten vennootschap F. Reen Vastgoed Sneek B.V., vorderingen had ingesteld tegen de gedaagden, die mede verantwoordelijk waren voor de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde vennoot, ondanks zijn ontslag uit de verplichtingen jegens de vennootschap, niet werd ontslagen van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De eiseres had haar eis verminderd door geen ontruiming meer te vorderen, maar handhaafde de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering tot ontbinding toe, omdat de gedaagde geen belang had bij voortzetting van de huurovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde verder dat de gedaagde vennoot hoofdelijk aansprakelijk bleef voor de achterstallige huurpenningen, die over de periode van 1 mei 2013 tot en met 1 januari 2014 waren ontstaan. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 13.846,90 toe, evenals de wettelijke rente over een deel van de hoofdsom. De vordering tot betaling van € 1.714,16 per maand voor de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen, omdat de eiseres niet had aangetoond dat zij problemen verwachtte bij het opnieuw verhuren van het pand. De gedaagde vennoot werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.770,74 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vennootschapsleden in het kader van huurovereenkomsten en de gevolgen van ontbinding van dergelijke overeenkomsten voor de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2849483 \ CV EXPL 14-2307

vonnis van de kantonrechter d.d. 10 oktober 2014

inzake
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
F. REEN VASTGOED SNEEK B.V.,
gevestigd te Sneek,
eiseres,
gemachtigde: Straetus Incasso Friesland B.V.,
tegen

[gedaade 1],

wonende te [woonplaats],

[gedaagde 2],

wonende te [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr.drs. M.P.C. Breeuwer,
Partijen zullen hierna Reen Vastgoed en [gedaagde 1 en 2], dan wel ieder voor zich [gedaade 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

Procesverloop

1.
Ingevolge het tussenvonnis van 4 juli 2014 hebben partijen iedere een akte genomen. De akte van de zijde van Reen Vastgoed houdt tevens in een wijziging / vermindering van eis.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.

Motivering

2.
De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij voormeld tussenvonnis.
De verdere beoordeling van het geschil
3.
Reen Vastgoed heeft bij haar akte aangegeven dat de gehuurde bedrijfsruimte na dagvaarding alsnog is ontruimd en verlaten. Zij heeft haar eis in die zin verminderd dat zij geen ontruiming van het gehuurde meer vordert. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst heeft Reen Vastgoed gehandhaafd. Nu [gedaagde 2] geen enkel belang heeft (gesteld) bij voortzetting van de huurovereenkomst, zal de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst worden toegewezen met ingang van heden.
4.
Ten aanzien van de gevorderde betaling van achterstallige huurpenningen over de periode van 1 mei 2013 tot en met 1 januari 2014 overweegt de kantonrechter als volgt. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat [gedaagde 2] gelet op de mede door hem gesloten huurovereenkomst hoofdelijk aansprakelijk is gebleven voor de ontstane huurschulden (overweging 5.2). Uit de aktes van partijen leidt de kantonrechter thans af dat die aansprakelijkheid ziet op het gehele gevorderde bedrag aan achterstallige huurpenningen. Gelet op de betwisting door Reen Vastgoed kan namelijk niet worden vastgesteld dat er tussen [gedaade 1] en Reen Vastgoed overeenstemming is bereikt over een (tijdelijke) huurverlaging dan wel een huurbevriezing.
5.
[gedaagde 2] heeft nog aangevoerd dat hij ook zelf - zonder succes - heeft geprobeerd om te komen tot een minnelijke regeling met Reen Vastgoed. Dit staat echter niet in de weg aan toewijzing van de vordering van Reen Vastgoed. Zij kan er niet toe worden verplicht om (een deel van) haar aanspraken prijs te geven.
6.
Tot slot heeft [gedaagde 2] aangevoerd dat hij er alles aan gedaan heeft om zich van aansprakelijkheid voor schulden ontstaan na 1 juli 2012 door [gedaade 1] te vrijwaren. In de tussen [gedaade 1] en [gedaagde 2] gemaakte afspraken was Reen Vastgoed echter geen partij. Onderlinge afspraken tussen [gedaade 1] en [gedaagde 2] regarderen Reen Vastgoed dan ook niet. [gedaagde 2] zal zich hierover met [gedaade 1] (dan wel diens bewindvoerder) moeten verstaan.
7.
Nu de hoogte van het verschuldigde saldo aan achterstallige huurpenningen en de berekende rente en kosten verder niet zijn betwist, wijst de kantonrechter de vordering tegen [gedaagde 2] tot betaling van € 13.846,90 toe. Tevens is toewijsbaar de rente over € 12.616,22 (hoofdsom exclusief rente en kosten) vanaf de datum van de dagvaarding.
8.
Reen Vastgoed heeft tevens een bedrag van € 1.714,16 gevorderd, zijnde de verschuldigde maandelijkse huurpenning, voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat gedaagde partijen voormeld gehuurde in gebruik hebben of mochten hebben op of na 1 februari 2014 tot aan het tijdstip dat gemelde huurovereenkomst zal zijn ontbonden. De kantonrechter zal de vordering van Reen Vastgoed - die verder niet is betwist - tot aan de datum van ontbinding (voor de periode van 1 februari 2014 tot heden) toewijzen. [gedaagde 2] is immers uit hoofde van de tot op heden geldende huurovereenkomst verplicht tot nakoming van zijn huurbetalingsverplichting.
9.
De vordering tot betaling van € 1.714,16 per maand vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot uiterlijk 1 november 2016 (het eind van de termijn waarvoor de huurovereenkomst was aangegaan) wijst de kantonrechter af. Dit bedrag is gevorderd als vergoeding 'tot het moment waarop het perceel wederom is verhuurd'. De kantonrechter gaat ervan uit dat bedoeld is schadevergoeding te vorderen wegens het mislopen van toekomstige huurpenningen. Reen Vastgoed heeft echter haar vordering op dit punt in het geheel niet onderbouwd. Uit de akte uitlating van de zijde van Reen Vastgoed d.d. 27 augustus 2014 blijkt dat het pand na dagvaarding is ontruimd. Het kan daarom opnieuw worden verhuurd. Reen Vastgoed heeft niet aangevoerd dat zij problemen verwacht bij het opnieuw verhuren van het pand, noch heeft zij aangegeven binnen welke periode het pand naar verwachting opnieuw verhuurd zou kunnen worden. Daar komt bij dat toewijzing van deze vordering aan Reen Vastgoed als het ware een vrijbrief zou geven het pand op kosten van [gedaagde 2] in onverhuurde staat te laten. Mede gelet op de positie van [gedaagde 2] is dat niet billijk te achten.
10.
[gedaagde 2] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van Reen Vastgoed worden begroot op:
- explootkosten € 93,80
- overige kosten € 3,94
- griffierecht € 923,00
- salaris gemachtigde
€ 750,00(2,5 punten x tarief € 300,00)
totaal € 1.770,74

Beslissing

De kantonrechter:
- verstaat dat de vorderingen tegen [gedaade 1] van rechtswege zijn geschorst;
- ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats];
- veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Reen Vastgoed van een bedrag groot € 13.846,90 (zegge: dertienduizend achthonderd en zesenveertig euro en negentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 12.616,22 vanaf 10 februari 2014, zijnde de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Reen Vastgoed van een bedrag groot € 1.714,16 per maand voor de periode vanaf 1 februari 2014 tot aan heden;
- veroordeelt [gedaagde 2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Reen Vastgoed begroot op € 1.770,74;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door mr. A. van der Meer, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 518