RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
parketnummer 18/830605-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 22 oktober 2013
te[pleegplaats], (althans) in de gemeente Bellingwedde,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na
kalm beraad en rustig overleg,
- in haar woning een mes heeft gepakt en/of (vervolgens) naar de woning van
die [slachtoffer] is toegegaan en/of
- daar aangekomen -nadat de deur van die woning door een minderjarig kind van
die [slachtoffer], te weten [minderjarig kind 1], was geopend- aan die
[minderjarig kind 1] het door verdachte meegenomen mes heeft getoond en/of
(daarbij/vervolgens) die [minderjarig kind 1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd
-zakelijk weergegeven- "ik ga het je vader nu betaald zetten", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) die woning is binnengedrongen/-gegaan en/of
- ( vervolgens) in die woning een ander minderjarig kind van die [slachtoffer], te weten
[minderjarig kind 2], is tegengekomen en/of (vervolgens) -met het mes in
verdachtes hand(en)- die[minderjarig kind 2] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd
-zakelijk weergegeven- "ik ga je vader overhoop steken", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( vervolgens) toen zij door die [minderjarig kind 2] werd beetgepakt/vastgehouden, zich
(met kracht) heeft losgerukt en/of
- ( vervolgens) -terwijl zij zich op zeer korte afstand van die [slachtoffer]
bevond- met dat mes in haar hand(en) een stekende beweging naar die
heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 22 oktober 2013
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Bellingwedde,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- op zeer korte afstand van en zichtbaar voor die [slachtoffer]- met een
mes in haar hand(en) (waarvan het lemmet in de richting van die [slachtoffer]
wees) een stekende beweging naar die [slachtoffer] gemaakt;
2.
zij op of omstreeks 22 oktober 2013
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Bellingwedde,
[minderjarig kind 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte zich opzettelijk
dreigend -op zeer korte afstand van en zichtbaar voor die [minderjarig kind 2]- met een
mes in haar hand(en) (op buikhoogte en met het lemmet in de richting van die
[minderjarig kind 2]) opgesteld/bevonden;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat op grond van de aangiftes, de verklaringen van [getuige] en [minderjarig kind 1], de verklaringen van de echtgenoot en de dochter van verdachte, in onderling samenhang beschouwd, kan worden bewezen dat verdachte weloverwogen en doelbewust heeft gehandeld. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende tijd is geweest voor verdachte om tot bezinning te komen. Op grond van deze bewijsmiddelen kan bewezen worden verklaard dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Ook is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte een steekbeweging heeft gemaakt in de richting van aangever [slachtoffer]. Hoewel het puntje van het mes was afgebroken, heeft verdachte met dit stompe mes een steekbeweging gemaakt in de richting van de buikstreek. Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij aangever [slachtoffer] letsel zou toebrengen. De verklaringen van de kinderen zijn volgens de officier van justitie betrouwbaar, aangezien uit het verhoor blijkt dat het eigen herinneringen zijn.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde volgt uit het dossier dat [minderjarig kind 2] heeft geprobeerd verdachte tegen te houden en verdachte bij de polsen heeft vastgepakt. Vervolgens heeft verdachte zich losgerukt. Verdachte heeft met een getrokken mes vlak voor haar minderjarige kleindochter gestaan. Daarmee kan een bewezenverklaring van bedreiging volgen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden. Het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman naar voren gebracht dat aangever [slachtoffer] het voorval met de kinderen heeft besproken. Hierdoor is de kans aanwezig dat de herinneringen van de ander tot eigen herinneringen zijn gemaakt. De raadsman heeft zich, gelet op het vorenstaande, op het standpunt gesteld dat, hoewel er voldoende wettig bewijs aanwezig is de overtuiging ontbreekt dat een stekende beweging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot de voorbedachte raad heeft verdachte verklaard dat er iets is geknapt en dat zij een waas voor haar ogen had. Op het moment dat verdachte wordt vastgepakt verdwijnt deze waas. Dit vastpakken heeft plaatsgevonden in de woonkamer. Het feit dat bij verdachte iets is geknapt en dat zij een waas voor haar ogen had, is volgens jurisprudentie van de Hoge Raad een contra indicatie om te komen tot een bewezenverklaring van voorbedachte raad. Aangezien de hevige gemoedsbeweging van verdachte is blijven voortduren totdat zij in de woonkamer van aangever stond, welke gemoedsbeweging een contra indicatie is, kan voorbedachte raad niet worden bewezen en dient verdachte hiervan vrijgesproken te worden. Tot slot heeft de raadsman naar voren gebracht dat de punt van het mes ontbrak. Aangezien er geen nader onderzoek is gedaan naar het mes, kan niet worden vastgesteld of dit mes geschikt was om daarmee zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met het bewuste mes kan dan ook niet worden bewezen, omdat sprake is van een ondeugdelijk middel. Daarom dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank slaat bij de beoordeling van het onder 1 en 2 ten laste gelegde acht op de volgende bewijsmiddelen.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 29 september 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb het mes van mijn zoon gepakt. Eerst heb ik het weer teruggelegd en later heb ik het weer gepakt. Ik ben toen naar het huis van [slachtoffer] gelopen. Ik had het mes toen nog in de hand. Het mes was dicht. Toen ik bij het huis aankwam zag ik [minderjarig kind 1] zitten. [minderjarig kind 1] komt naar buiten. Ik heb haar nog een kusje gegeven. Toen heb ik het mes uitgedaan. De waas was verbroken toen ik [minderjarig kind 1] zag zitten.
2. De inhoud van een zaakdossier, OPS-dossiernummer 2013111521, gesloten op 3 december 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1. een ambtsedig proces-verbaal van aangifte d.d. 22 oktober 2013, gekenmerkt met letter A, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Ik woon aan de [adres] in [plaats]. Op 22 oktober 2013 omstreeks 21.00 uur gebeurde het volgende. Ik zag een persoon met zwarte kleding en blond haar de woonkamer binnenlopen. Ik zag dat deze man of vrouw nadat hij of zij de deur was gepasseerd een mes in zijn of haar handen had. Ik zag dat [minderjarig kind 2]in een soort van worsteling raakte met de man of vrouw. Ik zag dat [minderjarig kind 2] met haar beide handen de beide armen vasthield waarin de man of vrouw het mes vasthield. Op het moment dat [minderjarig kind 2] met de rug naar mij toestond en dat die andere man of vrouw met het gezicht naar mij stond, zag ik dat de persoon met het mes [verdachte] was, de moeder van [ex-vrouw]. Op dat moment zag ik ook dat [verdachte] een mes vasthield in haar beide handen. Ik zag dat het mes een lemmet had van een centimeter of acht. Ik zag vervolgens dat [verdachte] terwijl ze met het lemmet van het mes in onze richting wees resoluut haar beide armen naar achteren trok. Ik zag dat [minderjarig kind 2] door het naar achteren trekken van de armen van [verdachte], deze armen niet meer kon vasthouden. [verdachte] had op dat moment haar beide armen en handen, waarin zij het mes vasthield en waarvan het lemmet in onze richting wees, weer vrij. Op dat moment heb ik mij voor [minderjarig kind 2] gewrongen. Ik zag op dat moment dat [verdachte] het mes, waarvan het lemmet nog steeds in onze richting wees, met een krachtige beweging van achteren naar voren bewoog. Op dat moment stond [verdachte] nog geen 30 centimeter bij mij vandaan.
2.2. een ambtsedig proces-verbaal d.d. 23 oktober 2013 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende ,zakelijk weergegeven, als verklaring van [minderjarig kind 2]:
Gisteren 22 oktober 2013 omstreeks 21.00 uur zat ik op de bank in de woning van mijn vader aan de [adres] in [plaats]. Op het moment dat ik onderweg was naar de keuken, zag ik [verdachte] ineens in onze woning staan. Ik zag dat [verdachte] nabij de deur stond welke de woonkamer met de gang scheid. Ik zag dat [verdachte] een mes in haar handen hield. Ik zag dat het mes een soort van een aardappelschilmes was waarvan de voorste punt afgebroken was. Ik zag dat [verdachte] het mes vasthield met beide handen en dat het lemmet in mijn richting wees. Ik zag dat [verdachte] het mes ter hoogte van haar buik hield. Ik vroeg vervolgens aan [verdachte] wat ze aan het doen was. Ik hoorde [verdachte] hierop antwoorden: "... Nu ga ik je vader overhoop steken". Uit reactie hierop pakte ik [verdachte] vast bij beide armen. Ik zei daarop tegen [verdachte]: "Dat ga je niet doen". Ik hoorde [verdachte]vervolgens zeggen: "Dat ga ik wel doen". Ik voelde dat [verdachte] op dat moment zich probeerde los te rukken. Op het moment dat mijn vader bijna bij ons aangekomen was, zag en voelde ik dat [verdachte] met heel erg veel kracht haar beide armen naar achteren trok. Dit deed [verdachte] met zoveel kracht dat het mij niet meer lukte om haar armen vast te houden. Ik zag dat [verdachte] nadat het haar gelukt was om zich van mij los te rukken in één doorgaande beweging een steekbeweging maakte in de richting van mijn vader. Ik zag dat [verdachte] dit deed terwijl ze het mes nog steeds met beide handen vasthield en het lemmet in de richting van mijn vader wees.
2.3. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2013, gekenmerkt in het dossier met letter G, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 22 oktober 2013 omstreeks 22.15 uur zagen wij, verbalisanten, verdachte samen met haar man uit het ziekenhuis komen. Hierop hebben wij, verbalisanten, [verdachte] aangehouden en haar medegedeeld dat zij niet tot antwoorden verplicht was. Vervolgens hoorden wij, verbalisanten, [verdachte] zeggen dat zij naar de woning van aangever [slachtoffer] was gegaan om hem overhoop te steken.
2.4. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2013, gekenmerkt in het dossier met letter N, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige]:
Ik ging met pappa mee van de bank en toen zag ik het mes. Het was een bot mes. Er zat een knopje op en dan komt dat mes eruit.
Verbalisant:
En hoe had oma het mes vast?
[getuige]:
Mijn zus [minderjarig kind 2] pakte haar handen en toen kreeg mijn oma haar handen weer los. Toen haalde ze uit naar [minderjarig kind 2] of pappa.
Verbalisant:
En wat deed [minderjarig kind 2] precies.
[getuige]:
Die pakte haar handen zo vast en oma kreeg haar handen weer los.
Verbalisant:
En waarmee deed [minderjarig kind 2] dat?
[getuige]:
Haar eigen handen.
Verbalisant:
Oké, en de handen van [minderjarig kind 2] waar raakten die de armen of handen van oma?
[getuige]:
Hier.
Verbalisant:
Dan wijs je aan bij de pols.
Verbalisant:
Oké, en je doet nu zo. Ga eens staan en doe eens precies voor hoe oma toen de armen had.
[getuige]:
Zo.
Verbalisant:
Zo oké, en dan doe je recht vooruit.
[getuige]:
Ja.
Verbalisant:
En dan [minderjarig kind 2] die heeft dan de handen bij de pols vast.
[getuige]:
Ja.
Verbalisant:
En toen jij daar stond, heb je toen ook iets gehoord?
[getuige]:
Oh jawel, toen ik daar stond wel, toen zei [minderjarig kind 2] "dat ga je niet oma".
2.5. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2013, gekenmerkt in het dossier met letter O, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [minderjarig kind 1]:
Toen zag ik oma in het raam buiten. Ze klopte steeds op het raam. Maar toen bleek het dus ook dat zij een mes bij zich had. Oma zei: "Nou ga ik hem betaald zetten". Toen deed ze dat mes open en toen liep ze zo maar naar binnen.
[minderjarig kind 1]:
Die doet steeds zo. (tikt op tafel)
Verbalisant:
Zo? En je doet dat met je vingernagel.
[minderjarig kind 1]:
Ja, zo heel zachtjes, zodat pappa en [minderjarig kind 2] en [getuige] het niet horen. Ik dacht dat ze alleen kus wilde geven en toen ben ik naar de deur gelopen en toen heb ik open gedaan. Gaf ik een kus. Dan staat oma zo, een stuk van dat mes eerst. En toen drukte ze op een klein knopje, en toen gebeurde er dit.
Verbalisant:
Met het mes. En toen?
[minderjarig kind 1]:
(fonetisch:) tsjuk!
Verbalisant:
Een tsjuk! En toen? Wat zag je toen?
[minderjarig kind 1]:
Het mes!
Verbalisant:
Waarmee heeft oma het mes vast?
[minderjarig kind 1]:
Handen.
Verbalisant:
Met de handen. 1 hand of 2 handen?
[minderjarig kind 1]:
Zo. (heeft handen in elkaar, vingers gestrengeld)
Verbalisant:
Zo, zeg jij. En dan drukt ze op het knopje.
[minderjarig kind 1]:
Ja ze deed zo ploep!. En toen zag ik dat mes en toen rende ik weg.
Verbalisant:
Op welk moment zie jij voor de eerste keer dat mes?
[minderjarig kind 1]:
Nadat ze zei dat ze het betaald zou zetten. En toen zag ik dat mes.
Verbalisant:
Toen zag je dat mes. En dat was het moment dat oma bij de voordeur stond. He? Ja. Dus
daar, toen je bij de deur stond en oma had dat gezegd, toen zag je dat mes.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel met voorbedachte raad alsmede aan bedreiging. Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte een mes heeft meegenomen en daarmee naar de woning van aangever [slachtoffer] is gegaan. In de woonkamer van deze woning heeft zij van dichtbij een mes getoond aan haar kleindochter [minderjarig kind 2] [slachtoffer] en heeft zij vervolgens een stekende beweging gemaakt in de richting van aangever [slachtoffer] Dit volgt uit de verklaringen van [minderjarig kind 2] en [getuige] en uit de aangifte van [slachtoffer]. Uit de verklaringen van [minderjarig kind 1] en [minderjarig kind 2] volgt dat verdachte heeft gezegd: "Dat ga ik hem betaald zetten", respectievelijk "Nu ga ik je vader overhoop steken". Gelet op de leeftijd van de kinderen en de wijze waarop zij hun verhaal bij de politie hebben verteld, acht de rechtbank deze verklaringen betrouwbaar. Daar komt bij dat de woorden die volgens [minderjarig kind 2] door verdachte zijn gebezigd letterlijk overeenkomen met de woorden die verdachte volgens twee verbalisanten heeft gebezigd op het moment dat zij uit het ziekenhuis komt. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet had. Immers heeft zij met het maken van een stekende beweging met een mes in de richting van aangever [slachtoffer] de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aangever [slachtoffer] heeft dit zelf voorkomen door verdachte vast te pakken. Het opzet van verdachte heeft zich geopenbaard door een begin van uitvoering, te weten een stekende beweging.
Volgens vaste jurisprudentie moet om te komen tot een bewezenverklaring van voorbedachte raad, vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden om het te nemen of genomen besluit en dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsbeweging of opwelling, zodat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van dat besluit en zich daarvan rekenschap heeft geven. Verdachte heeft verklaard dat er iets knapte en dat zij handelde in een waas. Dit is een contra indicatie om te komen tot een bewezenverklaring van voorbedachte raad. In het dossier bevinden zich echter ook indicaties waaruit kan worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte toen zij nog thuis was een mes heeft gepakt, dit mes heeft teruggelegd en vervolgens het mes opnieuw heeft gepakt. Met dit mes heeft zij haar woning verlaten en is zij naar de woning van aangever [slachtoffer] gelopen. Hiervoor heeft zij ongeveer 100 meter moeten afleggen. Bij de woning aangekomen ziet verdachte dat haar kleinkinderen in de woning aanwezig zijn. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de waas was verbroken op het moment dat zij [minderjarig kind 1] in huis zag zitten. Ondanks dat verdachte ziet dat haar kleinkinderen in de woning aanwezig zijn en de waas inmiddels is verbroken, trekt verdachte zich niet terug maar wenkt zij [minderjarig kind 1] door het raam. Hierop opent [minderjarig kind 1] voor haar de deur. Verdachte geeft [minderjarig kind 1] een kus en zegt: "Dat ga ik het hem betaald zetten". Vervolgens haalt verdachte het mes tevoorschijn in aanwezigheid van [minderjarig kind 1]. Daarna loopt verdachte met het mes in de hand door naar de woonkamer. Daar wordt verdachte vastgepakt door [minderjarig kind 2]. Verdachte zegt: "Nu ga ik je vader overhoop steken", waarop [minderjarig kind 2] antwoordt: "Nee, oma dat ga je niet doen". Hierop zegt verdachte: "Wel". Vervolgens rukt verdachte zich los van [minderjarig kind 2] en maakt zij een stekende beweging. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, nadat de waas was verbroken diverse momenten gehad waarop zij zich kon bezinnen en terug kon trekken. Het zien van haar kleinkinderen heeft verdachte er niet van weerhouden om op haar voorgenomen besluit terug te komen. Ook het vastpakken door [minderjarig kind 2] heeft verdachte niet weerhouden om op haar voorgenomen besluit terug te komen. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging doordat verbalisanten verdachte omstreeks 22.15 uur, ruim een uur nadat het incident zich heeft voorgedaan, hebben horen zeggen dat verdachte [slachtoffer] overhoop wilde steken.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een mes bij zich had met een ronde punt. Gelet op de aard van dit wapen, alsmede het feit dat verdachte met kracht een stekende beweging heeft gemaakt, had verdachte met dit mes, hoewel mogelijk stomp en beschadigd, ernstig en zwaar lichamelijk letsel kunnen toebrengen aan [slachtoffer]. Er is dan ook sprake van een deugdelijk middel.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte met een mes op korte afstand voor [minderjarig kind 2] heeft gestaan, waarbij verdachte het mes op buikhoogte en met het lemmet in de richting van [minderjarig kind 2] hield. Daarmee is wettig en overtuigend bewijs aanwezig om bedreiging van [minderjarig kind 2] bewezen te verklaren.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen met dien verstande dat:
1.
zij op 22 oktober 2013 te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachte raad zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- in haar woning een mes heeft gepakt en (vervolgens) naar de woning van die [slachtoffer] is toegegaan en
- daar aangekomen -nadat de deur van die woning door een minderjarig kind van
die [slachtoffer], te weten [minderjarig kind 1], was geopend- aan die
[minderjarig kind 1] het door verdachte meegenomen mes heeft getoond en daarbij die [minderjarig kind 1] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- ik ga het je vader nu betaald zetten, en
- vervolgens die woning is binnengegaan en
- vervolgens in die woning een ander minderjarig kind van die [slachtoffer], te weten
[minderjarig kind 2], is tegengekomen en vervolgens -met het mes in verdachtes handen- die [minderjarig kind 2] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- ik ga je vader overhoop steken en
- vervolgens toen zij door die [minderjarig kind 2] werd beetgepakt/vastgehouden, zich met kracht heeft losgerukt en
- vervolgens -terwijl zij zich op zeer korte afstand van [slachtoffer] bevond- met dat mes in haar handen een stekende beweging naar die [slachtoffer] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 22 oktober 2013 te[pleegplaats], [minderjarig kind 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte zich opzettelijk dreigend -op zeer korte afstand van en zichtbaar voor die [minderjarig kind 2]- met een mes in haar handen op buikhoogte en met het lemmet in de richting van die [minderjarig kind 2] bevonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: